Historie van de Galgewei

Voorwoord

Een initiatief van de toenmalige voorzitter van de bewonersvereniging Galgewei Wim Vermeule, ruim 10 jaar geleden, om over de Galgewei iets vast te leggen, was door mij destijds opgepakt. Ik ben begonnen met een historisch onderzoek van de omgeving, doch merkte snel dat de onbekendheid van het gebied me parten speelden. Ik kon uiteraard het ook beperken op puur het ontstaan en ontwikkeling van de wei zelf, doch dan zou te kort gedaan worden aan de oorsprong en ontwikkelingen van deze omgeving. Ook prikkelde mij het feit dat de bekendheid omtrent deze plek (tussen Westduin en Zwanenburg) een "blinde vlek" is wat betreft historische gegevens.
De start was om een aantal bewoners van de omgeving te interviewen. Dat leverde zo veel materiaal op, dat van het een en ander zich bijna automatisch aandiende. Ik had zelf geen ervaring met het maken of samenstellen van een sociaalgeografisch onderzoek, maar puur gevoelsmatig is langzamerhand een aardig overzicht ontstaan van deze omgeving. Ook de medewerking van de (voormalige) bewoners was geweldig, waarvoor ik graag nog mijn dank uitspreek.

Als geheel bestaat deze informatie UIT:
•    Het ontstaan van Zeeland, Walcheren en de omgeving van de Galgewei.
•    De historie van de omgeving.
•    Interviews van de bewoners en enkele huurders.
•    Het ontstaan en de ontwikkeling van de Galgewei met haar vereniging.

Het idee om alles in een boekwerk te verzamelen is langzamerhand verlaten. Nu alles via internet beschikbaar is, levert dat het voordeel op dat wijzigingen, aanvullingen of nieuwe onderwerpen vrij snel en praktisch gerealiseerd kunnen worden. Hierdoor blijft het mogelijk een levendig document, waaraan eenieder nog zijn bijdrage kan leveren. De plaatsing via de webmaster van de vereniging is tevens een goede check om evt. problemen te voorkomen.
Mocht U nog opmerkingen hebben dan kunt U via mij jj.branderhorst@gmail.com contact opnemen.

Veel leesplezier.
- John Branderhorst

                                                                                                                                                      

Ontstaan van Zeeland, Walcheren, Galgewei

Over het ontstaan van Zeeland zijn talrijke boeken geschreven. Een diepgaande navorsing van al deze gegevens is niet aan mij en dus beperk ik me tot de hoofdzaken en probeer de feiten als een rode lijn door dit verhaal hier weer te geven.
De ijstijd is een ijkpunt. Ruim 10.000 jaar geleden was Europa grotendeels bedekt met een enorme ijskap. Door de klimaat verandering(!) begon het ijs te smelten. Nederland, maar met name de Noordzee was gevormd, zoals het nu nog steeds het geval is.
Ruim 2300 voor Christus was er al sprake van een strandwal, waarachter land droog bleef. Men heeft sporen gevonden van de oudste bewoners rondom Haamstede en die dateren van 2100 voor Christus.
De deltavorming was ook al het geval.
De overstromingen, die geregeld het geval waren door het ontbreken van wallen of dijken, was een ernstige bedreiging voor de verzilting. Op de droge plekken begon de begroeiing en dat was het begin van veenvorming.
Zeeland werd reeds voor de tijd van de Romeinen bewoond. Uit die tijd stammen ook de beelden van o.a. de godin Nehalennia, die door vissers in de Oosterschelde zijn gevonden.
Sinds de middeleeuwen is de strijd tegen het water een rode draad door de geschiedenis. Aanwinning en verlies van land wisselden elkaar af. Vrijwel de hele provincie (behalve de duinstreek) ligt op of onder zeeniveau. Het landschap is een lappendeken van polder(tje)s en dijken. De geografie van Zeeland is in de loop van de tijd grondig gewijzigd. De vele kleinere eilanden zijn langzamerhand samengegroeid tot de grotere (schier)eilanden, die we nu kennen. Andere voormalige bewoonde gebieden staan nu onder water (o.a. het Verdronken Land van Saeftinghe en het Verdronken Land van Zuid-Beveland).
Tijdens de 16e en 17e eeuw heeft Zeeland, evenals Holland, een grote bloeiperiode doorgemaakt. Een aantal Zeeuwse steden zoals Middelburg, Vlissingen, Zierikzee en Veere, speelden toen als internationale havenstad een betekenisvolle rol in de Lage Landen. Middelburg was tot het einde van de 16e eeuw de grootste handelsstad van de Noordelijke Nederlanden (Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) en tot en met het derde kwart van de 17e eeuw, met 27.000 à 30.000 inwoners, de op vier na grootste stad (meer inwoners dan Den Haag en Utrecht) van het land. Na Amsterdam was Middelburg, tot het laatste kwart van de 17e eeuw, de grootste havenstad van de Republiek. In Middelburg was de Admiraliteit van Zeeland gevestigd. Als VOC-stad had Middelburg (Kamer van Zeeland) half zoveel macht als Amsterdam; Middelburg was echter even belangrijk als de andere vier VOC-steden: Delft, Enkhuizen, Hoorn en Rotterdam bij elkaar.
In de 18e eeuw nam de welvaart in Zeeland af. In 1795 had Middelburg ongeveer evenveel inwoners als Haarlem en Groningen en was met 20.146 zielen (na de reeds genoemde steden en Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Leiden) nog de achtste stad van Nederland. Zierikzee was in 1795 met 6086 inwoners de tweede stad van Zeeland. De andere belangrijke Zeeuwse steden waren Vlissingen, Goes en Veere met, respectievelijk: 5691, 3711 en 1860 inwoners.
Met de komst van de spoorwegen werden Zuid-Beveland en Walcheren in de 19e eeuw door middel van dammen met het vasteland van Noord-Brabant verbonden. Sinds 1872 ligt er een spoorlijn tussen Vlissingen, Middelburg, Goes, Bergen op Zoom en Roosendaal: de zogenaamde Zeeuwse Lijn. Zeeuws-Vlaanderen heeft nog wel een goederenspoorlijn en sinds enige jaren een tunnel onder de Westerschelde, maar voor de rest is dit stuk Zeeland afgesneden van de rest van Nederland.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Zeeland verschillende keren van strategisch belang geweest. Hierdoor hebben een aantal steden en gebieden veel te lijden gehad onder gevechten, bombardementen en inundaties. Vooral het aanzien van het eiland Walcheren is hierdoor grondig veranderd. Door de zware gevechten in West-Zeeuws-Vlaanderen, aan het einde van de oorlog, werden veel plaatsen, waaronder Breskens, Schoondijke, Oostburg en Sluis, bijna volledig verwoest.
Een, in de jaren 1950 politiek beladen onderwerp, was de kwestie van de vrije veren over de Westerschelde. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen zorgde dit voor de nodige commotie.
In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werd Zeeland getroffen door een Watersnood. Om een dergelijke ramp in de toekomst te voorkomen, werden vanaf 1960 de Deltawerken uitgevoerd. Een neveneffect hiervan was dat de verbindingen met de rest van Nederland aanzienlijk werden verbeterd. Over de afsluiting van de Oosterschelde ontstond wel veel rumoer en er werd een passende(dure) oplossing gevonden. In 1987 werden de Deltawerken voltooid. De economische en sociale structuur van de Zeeuwse eilanden is door de komst van de vaste oeververbindingen sterk veranderd. Het vroeger geïsoleerd liggende gebied is nu binnen een uur te bereiken vanuit de diverse grote steden. Het toerisme heeft dan ook een grote vlucht genomen.

Walcheren en de Westerschelde en de zee

De Westerschelde is ontstaan uit de Honte en had al spoedig een vrij brede monding aan zee. Nadat de Honte in de loop van de dertiende eeuw een verbinding kreeg met de Schelde, werd de zee-arm nog breder en werden eilanden, als Wulpen en Coesant, door de zee opgeslokt en ontstond de Westerschelde.
Ook de duinen aan de zuidwestkust van Walcheren hebben zich door de steeds breder wordende Westerschelde en door vrij spel van de wind steeds verder landinwaarts verplaatst. Zo is bekend dat de duinen, tussen 1331 en 1490 bij Koudekerke ca. 223 meter landinwaarts verstoven en dat delen van Zoutelande, Westkapelle en Vlissingen zelfs in de zee zijn verdwenen. Na 1600 namen de verstuivingen sterk af, doordat men beschermende maatregelen trof die afslag en verstuiving tegen gingen. De kuststreek, die in de Romeinse tijd bewoond moet zijn geweest, is dan al grotendeels in zee verdwenen.
In ongeveer 1490 vinden we Nederland terug op de kaart 'Germania' van Henricus Martellus. De kustlijn van Nederland ziet er op deze kaart onherkenbaar uit.

Foto 1

Foto 2

De duinstrook

De duinstrook aan de zuid-westzijde van Walcheren kende van oudsher enkele zwakke plekken, waar kreken hun water door de duinenrij richting zee afvoerden. Onder andere tussen Zoutelande en Valkenisse en ten zuiden van Dishoek was de jonge duinenrij hierdoor smal en laag. Het buurtschap Dishoek in Koudekerke dankt zijn naam aan een dijk, die hier omstreeks 1293 moet zijn aangelegd. Dishoek is een verbastering van 'Dyckshoecke', wat de plek aangaf van de overgang van de jonge duinen in de dijk welke vervolgens in de richting van Vlissingen liep (zie kaart).
Tot het einde van de dertiende eeuw was de zorg voor de bescherming van het eiland vooral een lokale aangelegenheid. Na 1290 ontstond het 'dijkgraafschap Walcheren' en viel het beheer van de watergangen, dijken en duinen van heel Walcheren onder een centraal bestuur, dat de gezamenlijke belangen behartigde. Het dijkgraafschap werd echter al op 1 april 1323 in twee delen gesplitst, toen graaf Willem III de ambachtsheer Jan Hendrik Beudvriedzoon tot dijkgraaf van de zuidzijde van Walcheren benoemde
Een groot aantal dijkgraafschappen waren belast met het toezicht en herstel, maar vormden een groot risico omdat heel Walcheren kon onderlopen als zich een probleem in een van de Wateringen voor deed. Op 19 oktober 1355 draagt graaf Willem V aan baljuw, burgemeesters, schepenen en raad van Middelburg de leiding en zorg voor de watergangen en dijken op, omdat de ambachtsheren op dat moment niet eensgezind hun taken tot bescherming van het eiland uitvoerden.
Dat de dijkzorg in die periode centraal geregeld was, blijkt na stormvloeden in 1374 en 1393, als de dijk bij Dishoek op doorbreken staat. Onder leiding van het bestuur te Middelburg werd deze dijk vervolgens hersteld. In 1396 wordt Walcheren, ondanks die herstelwerken, toch getroffen door een overstroming en is de dijk bij Dishoek zo zwaar beschadigd, dat deze niet meer door de gewone dijkplichtigen kan worden hersteld. De graaf machtigde toen de abt, de heer van Veere (Hendrik I van Borsele), Klaas van Borsele van Brigdamme en de stad Middelburg om waar nodig inlaagdijken aan te leggen op kosten van het gehele eiland. In de jaren hierna worden bij Dishoek diverse malen herstelwerkzaamheden uitgevoerd, waaronder een dijkverhoging in 1403.

Foto 3

ZEELAND ZELANDICARUM 1580 VAN DEVENTER

De paalhoofden

Naast de aanleg van dijken werden de duinen vanaf de zestiende eeuw beschermd door de aanleg van zogenaamde paalhoofden. Deze rijen paalhoofden kennen hun oorsprong omstreeks 1540, toen de inwoners van Westkapelle de vorst om een dijk vroegen, om hun kant van het eiland te versterken. Ter bescherming van deze dijk werden toen rijen palen haaks op de kust in het zand geplaatst. Sinds die tijd zijn de rijen gestaag uitgebreid over de rest van de Walcherse kust.
Foto 4

De dijk, die vanaf Dishoek tot aan Vlissingen liep, was in deze periode al door zand overstuifd en zag er uit als een natuurlijk duin, waar ook zandafslag plaatsvond. Om dit tegen te gaan, werden de duinen beschermd door de rijen paalhoofden, welke veelal genoemd werden naar hun locatie of een persoon. Op de Roman-Vissscher kaart uit 1655 en die van de gebroeders Hattinga uit 1750, staan enkele van deze paalhoofden aangegeven en staan, op de laatste kaart, ook de namen bij de paalhoofden vermeld. Achtereenvolgens zijn dit: 'Kaasenolle Hooft', 'Zikkels Hooft', 'Rapenburg Hooft', 'Vijcheter Hooft' en het 'Swaanhooft'. Door de sterke stroming vlakbij de kust, zijn ze ook op het strand bij Koudekerke geplaatst om daar duinafslag te beperken. Het duin biedt ook nu nog uitzicht over de vaargeulen. De grote zeeschepen varen zo dicht langs de kust, dat het lijkt of ze aangeraakt kunnen worden.
Foto 5

In de Tegenwoordige Staat van Zeeland (1751) worden de duinen in de Westwatering, waar Koudekerke deel van uitmaakt, als volgt beschreven: "Van Zoutelande tot Vlissingen heeft men omtrent twee uuren lang, hooge en zwaare Duinen; doch die op sommige plaatsen mede al smal beginnen te worden, en met eenige Paalwerken, zoo Hoofden als Staketten, aan Dishoek en den Vygeeter beginnen voorzien te worden. ... In den jaare 1721 bevondt zig deeze Watering in een zeer slegten staat, door de zware stormen en vloeden van de 1 November, en den 1 en 31 December 1720. Oude en nieuwe Staketten waren etlyke Roeden ver, Landwaards in, over den Dyk geslagen, en aan den Vygeeter was het bykans doorgebroken, zijnde alle de Hoofden zeer beschadigd, en op veele plaatsen de duinen wel drie, vier of meer Roeden agter de Hoofden weggespoeld; zoo dat de Hoofden weder in 't Duin moesten gewerkt en alles hersteld worden, waar toe de eisch ver boven de drie Tonnen Gouds liep."  

                                                                                    
Historische beelden                                
Om de lezers een beeld te geven hoe de omgeving is gevormd en langzamerhand tot stand gekomen en met name na de WO2 enorm veranderd is, laten onderstaande kaarten zien

Foto 6

Schematische weergave van de historische fases zoals dat in het verleden heeft afgespeeld.
Zoals onderstaande kaart weer geeft is er een waterloop geweest ter hoogte van onze wei.(A)
Door de daling van het grondwater ontstond er een (zand)geul.(B)
Door inklinking ontstond er verhogin(C) en dat is juist het geval bij of rondom de Galgewei

Foto 7

Onderstaande kaarten zijn afkomstig uit een presentatie van de Heemkunde vereniging Koudekerke en specifieker gemaakt rondom de locatie van de Galgewei.

Foto 8

De eerste bekende kaart dateert van 1641 van Anton van Wijngaarde.

Foto 9

Visscher Roman kaart 1655

Foto 10
                                                    
Kaart gebr. Hattinga 1750

Foto 11

Topografie 1911

Situatie 1925

Foto 12

Situatie 1949
                                                                
Foto 13

RAF foto 1959

Situatie 1962 na de ruilverkaveling  foto 14

Situatie 1972 foto 15
                                
Foto 16

situatie 1982

foto 17

Luchtfoto 2016                        

 

Index

Artikel no. 1: De Vygheter (5 delen)
Artikel no. 2: Maarten Verhage. (Duinerve).
Artikel no. 3: Westduin (fam. Huvers).
Artikel no 4: Fam.Marinisse.
Artikel no 5: Fam. Kluijfhout.
Artikel no. 6: Jobse.
Artikel no. 7: Buiten Zwanenburg.
Artikel no. 8: Brasser/Maljaars.
Artikel no. 9: Klederdracht/Galgeweg

Deel 1 | Naam Vijgeter

Situering van de omgevingDe naam Vijgeter heeft in de loop der tijden vele schrijfwijzen gekend. Zowel de namen Vycheter, Vijgheter, Vijgeneter, Viseter, Vischeter en Vijgeter werden wisselend gebruikt. Er is voor gekozen om hier alleen de laatste schrijfwijze te gebruiken: De Vijgeter. Deze schrijfwijze wordt thans ook gebruikt voor de benoeming van het duingebied. Zoals al blijkt uit de vele variaties op de naam, doen ook over de herkomst van de naam verschillende theorieën de ronde. Zo wordt de herkomst soms afgeleid van een persoonsnaam (Vijgh), of een paleografische vergissing (Vischeter). Soms wordt een link gelegd met Vijgendieven of wordt de herkomst van de naam gezocht in het bestaan van zee- of landvijgen. Het is zelfs mogelijk, dat de naam verwijst naar een vogel: De Wielewaal, waarvan de Griekse naam (Sikofagos) letterlijk vertaald 'vijgeneter' is. Deze vogel voedt zich met insecten, rupsen en kleine vruchten zoals bessen welke in het duingebied genoeg aanwezig zijn. Welke theorie de juiste is, zal vermoedelijk nooit bewezen worden.

Galg…?!

Bijgaand krantenartikel bevestigd het bovengenoemde.Op de Atlas van Loon uit 1664 staan de wachthuizen bij Dishoek en de Vijgeter aangegeven met een symbool, dat ergens doet denken aan een galg. Dit symbool moet echter de eerder genoemde bakens voorstellen. Zie verder in artikel 1 de wachthuisjes Ze worden op deze kaart aangegeven als een lange paal met een soort hefboom waaraan een (brandende) takkenbos omhoog kon worden gelaten. Dit symbool moet dus niet verward worden met een galg, die overigens wel degelijk in deze buurt bestaan heeft. Op het grondgebied van Koudekerke heeft namelijk sinds 1587 ook nog een galg van Vlissingen gestaan. Er zijn nog diverse veldnamen, die hier aan herinneren: 't Galgeweitje, de 'Oge Weitjes en 't Galgeland. Verder bestaat er tegenwoordig nog een straatnaam: De Galgeweg. Tot slot is er ook nog een deel van het Oostgat dat de naam Galgeput draagt. Bijgaand krantenartikel bevestigd het bovengenoemde.

Deel 2 | Wachthuisjes

Bij Dishoek vinden we de hoogste duinen van Zeeland en die waren ook vroeger al een belangrijk herkenningspunt. In 1579 werd ter bescherming van Walcheren op bevel van de toenmalige gouverneur van Walcheren, de heer Alexander de Haultain, gestart met de bouw van een negental wachthuizen, waaronder die bij Dishoek en de Vijgeter. Vanuit deze wachthuizen opereerde de landwacht en kon men de scheepvaart in de gaten houden en werd ook de terugkomst van de Oost-Indiëvaarders aan de bewindhebbers van de V.O.C. gemeld.

Bij deze wachthuizen werd doorgaans op een hoog duin een baken geplaatst, dat bestond uit een paal met zijlatten en later ook een olielamp waardoor men zo´n 'kaap' dan van grote afstand kon herkennen. Dankzij de wachthuizen te Dishoek en de Vijgeter wist Frans Naerebout met een groepje vissers eens 81 opvarenden van een zinkende Oost-Indiëvaarder te redden.

Schilder Pieter Saegers heeft in 1699 een stadsgezicht op Vlissingen gemaaktSchilder Pieter Saegers heeft in 1699 een stadsgezicht op Vlissingen gemaakt, dat tegenwoordig onderdeel uitmaakt van de collectie van het Zeeuws Maritiem muZEEum. Op dit doek is naast de stad Vlissingen ook een deel van het Walcherse achterland en een gedeelte van de kustlijn zichtbaar. Hierop vallen de hoge duinen en het baken bij Dishoek op. Het baken dat staat afgebeeld, zal qua formaat enigszins overdreven zijn.

De overblijfselen van het fort de Vygeter, waarbinnen een wachthuis werd gebouwd, zijn omstreeks 1700 vastgelegd door Herman Saftleven jr. (1609-1685). Er zijn drie afbeeldingen van het wachthuis van zijn hand bekend, waarvan er hier twee zijn weergegeven. De afbeelding hier, toont een vrouw met kind en kent het opschrift "Viseter buyte Vlissinge".

Het is niet vreemd, dat er mensen bij het wachthuis worden afgebeeld, want uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente Koudekerke blijkt dat Simon Janssen reeds op 3 juni 1684 op het fort woonde.

Op 3 maart 1700 blijkt uit hetzelfde register, dat daar dan ook Maatje Josias woonde.

In de 'Acta ofte handelingen van de Consistoria van Coudekercke' duikt de naam De Vijgeter opnieuw op: "Den 4 maert 1713. Willemijntje huijsvrou van Corn. Dane af te seggen om dat sij Matie Josias sonder reden heeft geslagen, alleen maar om dat genoemde Matie het geleende gelt had ingevordert, en tegen broeder Sijmon Janssens vrou sou gesegt hebben: Wat duivels volk woont daer op de fijgeter: welk laeste nogtans leugenagtig is bevonden". Deze Willemijntie was al in 1711 voor haar 'kijvagie' berispt.

Uit het begrafenisboek van de Hervormde Gemeente Koudekerke kan verder worden opgemaakt, dat er nog meer mensen op het fort woonden: "1705, 27 maarti, is begraven Cornelia Willems van 't fort de Vijgheter". Uit het lidmatenregister blijkt, dat zij reeds op 3 december 1672 van Westkapelle in Koudekerke was komen wonen.

Uit de prenten valt op te maken, dat het voormalige fort meerdere kleine torens moet hebben gehad, maar dat het geheel bescheiden van omvang was. Binnen het fort is een wachthuis gebouwd, waarbij een baken met twee zogenaamde zijlatten was geplaatst.

Het wachthuis De Vijgeter zal ondanks de vervallen toestand in 1700, nooit helemaal zijn functie verloren hebben, want in 1781 wordt het weer aangeduid als batterij nr. 5 en had het een magazijn en kogeloven. In de periode hiervoor blijft het ook op kaarten, zoals die van Isaak Tirion uit 1747, als zodanig aangegeven.

Vooral in de Bataafs-Franse tijd vervulden de batterijen weer een militaire functie omdat de spanningen tussen Frankrijk en Engeland opliepen. In 1800 werd het wachthuis bij Dishoek aangemerkt als batterij nr. 7 en werd het voorzien van een magazijn. In 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarin werd bepaald, dat in Vlissingen een Frans garnizoen gelegerd mocht worden. Napoleon liet daarna in Vlissingen een vloot bouwen, die Engeland, waarmee hij in oorlog was geraakt, moest gaan aanvallen. Na 1814 verliezen de batterijen bij Dishoek en Vijgeter steeds verder hun functie. In 1845 wordt batterij nr. 5 nog aangemerkt als 3e klasse en in 1854 wordt deze officieel opgeheven.

oormalig wachthuis en vuurbaak aan de Zuid-West kust van het eiland WalcherenVermoedelijk was de batterij al eerder buiten gebruik geraakt, want reeds in 1848 werd De Vijgeter door Van der Aa in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden als volgt beschreven: "voormalig wachthuis en vuurbaak aan de Zuid-West kust van het eiland Walcheren, op de duinen tegen de Westerschelde 3/4 u. N.W. van Vlissingen gem. en 1/2 u. Z.Z.W. van Koudekerke. In 1809, bij de landing van de Engelsen was hier eenen gewapende batterij".

Na het verdwijnen van de batterij bleef de gelijknamige hofstede de Vijgeter bestaan, tot deze bij de bevrijding in 1944 werd verwoest door het water. Dat het duin bij de Vijgeter ook na deze periode een belangrijk strategisch punt bleef, blijkt uit het feit dat tot enkele jaren geleden op deze plek nog een militaire uitkijkpost heeft bestaan.

In 1920 werd er nabij het voormalige fort en batterij 'de Vijgeter' een pad aangelegd en begon men de hier gelegen gelijknamige boerderij te gebruiken om er snoep te verkopen aan badgasten.

De boerderij is in 1944 weliswaar verwoest, maar de naam de Vijgeter ging daarna over op een kiosk, later een restaurant dat omstreeks 2006 is gesloopt ten gunste van de kustversterking ” de Zwakke Schakels”. De Uitspanning aldaar heeft tot die tijd passanten voorzien van hapjes en drankjes. In een apart artikel wordt de geschiedkundige ontwikkeling van deze boerderij en haar bewoners weer gegeven, evenals het restaurant wat is voortgekomen uit een eenvoudige voorziening voor de toeristen en passanten.

Deel 3 | De hofstede “De Vijgeter”

Hofstede De Vijgeter (of De Vijgheter) was gelegen aan de duinrand vlakbij de plek, waar vanaf 1525 een versterking en wachthuis op de duinen stond en omstreeks 1600 al een hofstede lag. Een deel van de duinen onder Koudekerke wordt tegenwoordig nog steeds met de naam 'De Vijgeter' aangeduid. Over de herkomst van de naam doen allerlei theorieën de ronde. De naam herinnert ons verder ook aan een klein buurtschapje, dat rond de hofstede ontstond en waarvan hier zijdelings ook verslag wordt gedaan.

De hofstede, waar we ons in dit artikel op concentreren, is gelegen in het 'Pier Cop. Bogaertsz. block', dat in de overloper van Westwatering Walcheren van 1574 als volgt werd omschreven: "Den block daer Pier Cob Bogaert inne placgt te woonen noort van Willeboort Huysen, de waterganck lydt oost, zuyt ende noort ende den dijck west ende begint van den Noorden inne" Vrij vertaald staat hier: Het blok waar Pier Cop Bogaertszoon in woonde, ten noorden van de hofstede van Willeboort Huysen, de watergang ligt er ten oosten, zuiden en noorden van en de dijk westelijk. De percelen werden beschreven vanuit het noorden beginnend. Toen de overlopers van de Polder Walcheren in 1574 en 1585 de stukken land overliepen, werd er nog geen hofstede vermeld. In de overloper uit 1608 is dat wel het geval, waardoor we moeten aannemen dat deze ergens tussen 1585 en 1608 moet zijn ontstaan. Als eerste eigenaar van deze hofstede komen we in de overloper van 1608 de naam van Cornelia Gilles Jonckswager tegen. Cornelia zal in de jaren hiervoor de grond (nog zonder hofstede) met een omvang van 1 gemet en 13 roeden hebben verkregen van Geeraert de Wafelsse en liet daarop voor 1608 een hofstede stichten.

FRAGMENT UIT DE OVERLOPER VAN DE WESTWATERING WALCHEREN, 1622

In de overloper van de polder Walcheren uit 1622 werd in de algemene blokomschrijving voor het eerst melding gemaakt van een hofstede bij De Vijgeter. Het blok werd daarin als volgt omschreven: "Den block daer Pier Cop Boogaert in placgt te woonen ende Claijs Janssen bij de Fijgeeter nu in woont, den waterganck licgt oost, zuyt ende noort ende 's heeren vroon ofte de duijnen west, ende begint van den Noort West houck inne". Hieruit valt op te maken dat ene Clays Janssen (Klaas Janssen) de hofstede bij de Vijgeter bewoonde. Uit de omschrijving van de percelen in het blok valt op te maken dat Rogier Cobbaert, waarover later meer, eigenaar van de hofstede is en dat hij deze hiervoor heeft verkregen van Cornelia Gilles Jonckswager. De eerder genoemde Klaas Janssen blijkt de hof, met een omvang van 1 gemet en 13 roeden dan te pachten omdat werd aangegeven dat hij er baande.

De eerstvolgende vermelding van de naam De Vijgeter die betrekking heeft op de hofstede komen we tegen in het Lidmatenregister van de gemeente Koudekerke (1632-1732). Hierin duikt op 6 oktober 1634 de naam Sampson de Jager op en wordt vermeld dat deze dan woonachtig is op De Vijgeter. De vermelding betreft een zogenoemde attestatie. Doorgaans wordt een attestatie uitgegeven op het moment dat een persoon of gezin, bijvoorbeeld door verhuizing, vertrekt naar een andere kerkelijke gemeenschap die tot hetzelfde kerkgenootschap behoort als de kerk waaruit men afkomstig is. Vermoedelijk is Sampson dus van buiten Koudekerke op De Vijgeter gaan wonen. Uit ditzelfde register kan ook worden opgemaakt, dat zijn vrouw Janneken Mattheus heette en dat ze samen op 30 juni 1635 hun belijdenis aflegden voor de Nederduitsch-gereformeerde kerk te Koudekerke. Van Janneken Mattheus vinden we geen attestatie waardoor we kunnen aannemen, dat zij toen reeds woonachtig was op de Vijgeter in Koudekerke. Deze veronderstelling klopt als Cornelisz. Mattheus haar vader was. Van hem komen we namelijk een vermelding op 4 februari 1640 tegen na zijn overlijden en ook daarbij werd De Vijgeter als verblijfplaats genoemd. Hij werd geen eigenaar van de hofstede maar zal de pacht van Klaas Janssen hebben overgenomen.

De laatste vermelding van een bewoner van hofstede De Vijgeter in het lidmatenregister van de Nederduitsch-gereformeerde kerk te Koudekerke, vinden we op 2 november 1647 als Leijnken Mattheus haar belijdenis heeft.

In 1648 werd wederom een overloper samengesteld voor de Polder Walcheren en komen we de naam tegen van dan reeds overleden Cornelisz. Mattheus als pachter op de hofstede en die van de oude en nieuwe eigenaar: Rogier Cobbaert en mr. Jacob Schot(te). Van Rogier Cobbaert is bekend dat hij enige tijd burgemeester van Vlissingen was en gehuwd was met Pieternella Willems. Hun dochter Eewoudina Cobbaert trouwde in 1628 te Vlissingen met Jacob Schot. Deze Jacob Schot was jurist, diplomaat, politicus en letterkundige en erfde een gedeelte van de buitenplaats 'Bossenburg' en bezat in het ambacht Oud-Vlissingen ook de hoeve 'Konijnenberg'. Hij werd in 1620 tot ridder geslagen na bemiddeling in een twist tussen Engeland en Bohemen en was afwisselend raad, schepen en burgemeester van zowel Vlissingen als Middelburg in de periode 1612-1640 Naast zijn bestuurlijke functies in de steden Vlissingen en Middelburg was hij ook hoofdparticipant in de W.I.C. te Vlissingen en bewindhebber van de V.O.C. kamer te Middelburg. Hij was dus een ware bestuurstijger.

Jacob Schot verwierf De Vijgeter van zijn schoonvader Rogier Cobbaert. Beiden hadden het hofje als beleggingsobject in hun bezit zoals vele hofjes op Walcheren eigendom waren van welgestelde families die er maar zelden zelf woonden. Uit de overloper van 1675 blijkt vervolgens dat de broers Johan en Geleijn Lamspins De Vijgeter met 1 gemet en 13 roeden onder aan de duinen hebben verkregen van Jacob Schot die op 5 juli 1650 te Vlissingen werd begraven.

PORTRET VAN JACOB SCHOT(TE) 1620

Jacob SchotteJohan en Geleijn Lampsins waren twee zonen van de bekende koopman en reder Cornelis Lampsins (1600-1664). Hun vader was getrouwd met een nichtje van Jacob Schot: Tanneken Geleyns Boer geseyt Schot. Cornelis Lampsins en Jacob Schot vervulden beide functies als raad, schepen en burgemeester te Vlissingen en kenden elkaar zodoende goed. Uit politiek en financieel oogpunt sloten leden van dergelijke welgestelde families wel vaker onderling huwelijken. Of dit altijd een vrije keuze was valt te betwijfelen...

Voor de genealogie, (JOHN hyperlink invoegen)
Cornelis Lampsins' oudste zoon, Johan Lampsins trouwde met Margaretha Veth, met wie hij na de dood van zijn vader buitenplaats Lammerenburg bewoonde. Johan Lampsins overleed in 1695, waarna zijn echtgenoot De Vijgeter erfde en bezat tot haar overlijden in 1713. Namen van pachters uit deze periode zijn helaas niet bekend.

Tot 1742 bleef De Vijgeter in bezit van (de erven van) Margaretha Veth, hierna volgen de eigenaren van het hofje elkaar in rap tempo op: In 1742 Lambertus Offringa, in 1743 Jan Poumes en in 1766 Jan Boudewijnsen.(3) Van deze laatste is bekend dat hij getrouwd was met Jannetje van Keulen. Nadat zij in september 1767 te Koudekerke overleed, werd het hofje met 13 gemet en 269 roeden land op 27 oktober 1767 voor ongeveer 267 Vlaamse ponden verkocht aan Gillis Jansen. Deze Gillis Jansen werd op 14 januari 1773 te Koudekerke begraven. In 1774 komen we dan een nieuwe eigenaar tegen in de overloper van 1713 en blijkt de uit Grijpskerke afkomstige Gillis Pieter(sen) de Lange de eigenaar te zijn geworden van de hofstede. In 1780 stuiten we vervolgens op een woningruil: Op 18 april verruilde Gilles Pieter de Lange zijn hofstede De Vijgeter voor de hofstede van Govert Kuijpers te Biggekerke. Govert Kuijpers kocht voor 450 Vlaamse ponden De Vijgeter van Gilles Pieter de Lange die op zijn beurt 200 Vlaamse ponden aan Govert betaalde voor diens hofstede te Biggekerke.

Op kaarten uit de zeventiende eeuw wordt de kleine hofstede aan de duinrand nog niet aangegeven. Is deze destijds over het hoofd gezien? Pas in 1750 wordt de hof voor het eerst duidelijk op de kaart van het Eiland Walcheren door de gebroeders Hattinga aangegeven. Aangenomen mag worden, dat de hofstede in de tussen- liggende periode wel gewoon bewoond bleef.

FRAGMENT KAART GEBROEDERS HATTINGA 1750

Fragment kaart gebroeders hattinga

FRAGMENT MINUUTPLAN SECTIE G1, 1811-1832

De naam De Vijgeter prijkt eveneens op de kadastrale minuutplannen uit 1823. Uit de bijbehorende aanwijzende tafels kan worden opgemaakt, dat de percelen die bij De Vijgeter horen zijn gelegen in de Kievitshoek. Naast het huis, de schuur, tuin en het erf zijn er dan vele percelen wei-, bouwland en bos. Deze blijken allen eigendom te zijn van bouwman Leijn Kuijpers (ca1774-1850). Op 12 mei 1804 kocht hij De Vijgeter (hof met land) voor ongeveer 359 Vlaamse ponden van zijn vader Govert Kuijpers .(4) Hij bezat sinds 3 januari 1800 echter ook een speelhof met huis in Oud-Vlissingen, welke hij kocht van Cornelis Blok voor slechts 70 pond Vlaams.

De uit Biggekerke afkomstige Leijn Kuijpers was enkele jaren hiervoor op 29 september 1797 in Vlissingen gehuwd met de uit Domburg afkomstige, Jacomina van Keulen. Samen bewoonden ze de hofstede en kregen ze in 1806 of 1807 te Koudekerke hun eerste dochter Johanna Maria (ca1806-1840). In 1808 volgde hun zoon Lourens (1808-1876)en op 9 maart 1813 werd te Koudekerke tenslotte ook hun tweede dochter Jacomina Maria Kuijpers (1813-1886) geboren. Hun zoon Lourens Kuijpers trouwde op 23-jarige leeftijd als eerste van de drie kinderen op 10 december 1831 met, de dan 27-jarige en uit Koudekerke afkomstige, Catharina Leijnse (ca1804-1863). Lourens was op dat moment nog boerenknecht, waarschijnlijk bij zijn vader op hofstede De Vijgeter met adres B54.

Omstreeks 1850 werden enkele stukken land die behoorden bij De Vijgeter verkocht en zijn er een klein huis (adres B55) en een kleine hofstede (adres B56) ontstaan, welke later met enkele andere huisjes een buurtschapje vormden dat bekend werd onder de naam De Vijgeter. Het kleine huisje op adres B55 lag direct naast De Vijgeter en zal in 1846 zijn ontstaan toen het weiland van perceelnummer G63 met een omvang van 34 roeden en 60 ellen werd gesplitst en Cornelis de Kroo, landman te Koudekerke, eigenaar werd van een huis en erf op 3 roeden en 50 ellen, kadastraal bekend onder perceelnummer G423 (vermelding splitsing in perceelsgewijze leggers in 1847).

Na het huwelijk van Lourens Kuijpers en Catharina Leijnse in 1835 werden zij samen eigenaar van enkele andere percelen die tot dat moment ook bij De Vijgeter behoorden. In 1853 werd het kadastrale perceel G70 met een omvang van 33 roeden en 90 ellen gesplitst en werd er een huis met erf aangelegd. (G403: 1 roede en 20 ellen, op adres B56). Lourens Kuijpers werd hier eigenaar van en bleef dit tot 20 juli 1870, toen het spulletje werd verkocht, zo blijkt uit de notariële akte van die verkoop en de perceelsgewijze leggers.(5,6) Voor zover bekend kregen Lourens en Catharina geen kinderen. Op de topografische kaart van 1911 staat dit hofsteedje, iets ten oosten van hofstede De Vijgeter aangegeven. Oud bewoonster van De Vijgeter, Elizabeth Kaboord van Vlaanderen vertelde hierover:
"De geheel door bomen omgeven woning naast de Vijgeter lag iets hoger in het landschap en kon worden bereikt via een laantje."

Boerderij de VygeterDe jongste dochter van Leijn Kuijpers en Jacomina van Keulen, Jacomina Maria Kuijpers, trad hierna op 25 oktober 1833 op 20-jarige leeftijd te Koudekerke in het huwelijk met, de toen 25-jarige en in Vlissingen geboren, boerenknecht Antheunis van Vlaanderen (1808-1877). Als laatste trad de 32-jarige Johanna Maria Kuijpers in het huwelijk op 4 mei 1838 met de dan reeds 51-jarige Pieter Jobse. Ook uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. Johanna Maria overleed namelijk al op 17 mei 1840. Waarschijnlijk hebben alle stellen enige tijd bij hun ouders op De Vijgeter gewoond. Op 21 december 1838 overleed hun moeder Jacomina van Keulen op 67-jarige leeftijd te Koudekerke. Haar man Leijn, volgde haar op 4 maart 1850 in de ouderdom van 76 jaar toen hij eveneens te Koudekerke stierf.

Antheunis van Vlaanderen en Jacomina Maria Kuijpers zullen kort na het overlijden van Jacomina van Keulen vanwege hun snel groeiende gezin zijn uitgeweken naar Vlissingen (adres: wijk M nr. 62)(7). Dit blijkt uit de vermelding van de geboorteplaats in de geboorteaktes van hun kinderen: Hun eerste zoon Leendert (1831-1847) en dochters Jacomina van Vlaanderen (1835-1836) en Catharina van Vlaanderen (1837-1903) en werden allemaal nog in Koudekerke geboren. Hun latere dochters en zonen, Leyn (1840-1924), Jacomina (1843-1935), Leendert (1847-1849), Lourens (1849-1897) en tenslotte Petronella (1851-1923) werden allen te Vlissingen geboren. Na het overlijden van Leijn Kuijpers en de geboorte van dochter Petronella op 17 juli 1851 zullen Antheunis van Vlaanderen en Jacomina Maria Kuijpers omstreeks 1853 zijn teruggekeerd naar De Vijgeter te Koudekerke. Daar werd namelijk hun laatste zoon Andries van Vlaanderen (1855-1929) geboren op 18 maart 1855. In 1862 werd Antheunis van Vlaanderen tevens eigenaar van het naastgelegen huis op adres B55. Antheunis blijft op De Vijgeter werkzaam tot zijn overlijden op 2 november 1877 te Koudekerke. Hofstede De Vijgeter blijft hierna eigendom van Jacomina Maria Kuijpers, de weduwe van Antheunis van Vlaanderen.

Op 2 april 1878 werd in de Middelburgsche Courant wel de op handen zijnde openbare verkoop van twee andere eigendommen van Antheunis van Vlaanderen aangekondigd. Uit deze advertentie kan worden opgemaakt waaruit deze bestonden: “Tegen het einde dezer of het begin der volgende maand zal in het openbaar worden verkocht een hofsteedje met verderen timmer, erf, tuin en bouwland, een huis en erve en bouw- en weilanden, staande en gelegen in de gemeente Koudekerke; behoorende tot den boedel en de nalatenschap van Antheunis van Vlaanderen. J.A. de Wolff, notaris."

Uit de verkoopakte van notaris J.A. de Wolff valt op te maken dat het naast De Vijgeter gelegen woonhuis op adres B55 (G423), dat tot die tijd werd gebruikt door Lein van Vlaanderen, voor f 800,- in handen komt van een ander familielid: Jan Maas (1837-1916) en diens echtgenoot Jacomina van Vlaanderen (1843-1935). Zij was een dochter van Antheunis van Vlaanderen. In 1909 wordt de sloop van dit huis naast De Vijgeter bijgeschreven in de perceelsgewijze leggers en wordt de bestemming ervan weer weiland. In 1930 werd dit perceel tenslotte door de familie Van Vlaanderen verkocht. De tweede hofstede van Antheunis van Vlaanderen die bij de verkoping in 1878 werd verkocht, was aan de Zwaanweg gelegen op adres B62 (G132). Deze hofstede werd tot de verkoop gebruikt door Cornelis Maas en werd voor f 3025,- verkocht aan Lein van Vlaanderen.

Hofstede De Vijgeter bleef na 1878 eigendom van Jacomina Maria Kuijpers die hier bleef wonen. In 1881 werd de splitsing van percelen vermeld in de perceelsgewijze kadastrale leggers en blijkt er vanaf dat moment ook sprake te zijn van nevengebouwen. De nieuwe kavel (G529) heeft dan een oppervlakte van 13 roeden en 50 ellen.

Een volgende vermelding van De Vijgeter werd gevonden in het gemeentearchief van de gemeente Koudekerke: Op 3 september 1886 schreef de toenmalige burgemeester van Koudekerke een brief naar de commissaris van de koningin waarin hij zich beklaagde over het gebrek aan veiligheidsmaatregelen bij het zogenoemde schijfschieten door militairen op het strand. Uit de brief blijkt dat net als een jaar eerder, schade aan de hofstede De Vijgeter werd gemeld na een schietoefening op het strand. De commissaris van de koningin heeft naar aanleiding hiervan de garnizoenscommandanten van Middelburg en Vlissingen ontboden en beloofde beterschap aan de burgemeester.

BoerenNa het overlijden van Jacomina Maria Kuijpers in 1886 wordt haar zoon Andries van Vlaanderen (1855-1929) eigenaar van het huis, erf en de nevengebouwen. Op 12 november 1897 is de toen 42-jarige landbouwer Andries, met de eveneens uit Koudekerke afkomstige, toen 35-jarige dienstbode, Elizabeth Janse (1862-1947) in Koudekerke getrouwd.

Ze staan hier rechts samen afgebeeld voor het woonhuis op De Vijgeter dat ze met hun vier kinderen bewoonden. De foto moet even voor 1929 zijn gemaakt.

Hun vier kinderen waren Antheunis (1898-2002), Willemina (1900-1907), Jacomina (1901-1954) en Maria (1904-2001). Hun enige zoon, Antheunis van Vlaanderen (1898-2002), werd op 25 december 1898 op De Vijgeter te Koudekerke geboren en werd vernoemd naar zijn opa. Hij heeft geruime tijd op de hofstede bij zijn ouders als landbouwer gewerkt.

Er braken roerige tijden aan: Tijdens de Eerste Wereldoorlog blijft Nederland weliswaar neutraal, maar dat betekende niet dat deze oorlog hier ongemerkt voorbij ging! Er heerste schaarste en op het strand bij de Vijgeter spoelden regelmatig lijken aan waardoor de verschrikkingen van de oorlog ook hier voelbaar waren. In juli 1915 volgde de ontploffing van een drijvende mijn tegen een paalhoofd op het strand nabij de hofstede. Door de schokgolf werden de pannen over elkaar geslingerd en zelfs enkele planken van de schuur gerukt. Ondanks dat de bewoners binnenshuis waren deden er zich geen persoonlijke ongelukken voor.

Elizabeth van Vlaanderen (1927-heden), dochter van Antheunis (Theune) van Vlaanderen vertelde: "Mijn vader vertelde dat de mijn ontplofte toen hij buiten aan het hooien was. De schoven met hooi werden opgetild en vielen daarna weer naar beneden door de enorm krachtige drukgolf."

In de jaren na de eerste wereldoorlog ontwikkelde de kustzone zich tot een aantrekkelijk recreatiegebied en komt het toerisme langzaam tot bloei. Zo werd er in 1920 een fietspad 'De Vroonslag' aangelegd waarna op de hofstede werd gestart met het stallen van fietsen van strandgangers en passanten. Tijdens deze periode is ook de hieronder weergegeven foto gemaakt. Hierop zijn de gebouwen zichtbaar en lijkt de plaats nog grotendeels overeen te komen met die in 1823: Één losstaande houten schuur en een houten schuur waartegen een stenen woonhuis met luiken is gebouwd. Alle gebouwen zijn met dakpannen gedekt en de schuren met zwart geteerde gepotdekselde delen betimmerd.

Op de foto hier links staat Antheunis van Vlaanderen met zijn paard en slede voor zijn schuur op De Vijgeter. In de deuropening van de schuur staan zijn zusters Marie (1904-2001) en Jacomina van Vlaanderen (1901-1954) die toekijken hoe hij naar het bouwland vertrekt met zijn paard. Er werden lange dagen gemaakt op de zware kleiige akkers. Niet verwonderlijk dus, dat Antheunis een rieten paardenmand meenam met voer voor zijn paard. Na een dag ploegen konden zo 2500m2 worden omgelegd. Tegenwoordig duurt dit met modern landbouwmaterieel en een veelvoud aan pk's nog geen dertig minuten!)

ANTHEUNIS VAN VLAANDEREN VOOR HOFSTEDE DE VIJGETER (VOOR 1930)

Antheunis van Vlaanderen trouwde op 21 april 1926 met de toen 25-jarige Leuntje de Kam (1900-1963). Zij was in Grijpskerke geboren als dochter van smid Klaas de Kam en Johanna de Witte. Tenminste vier jaar woonde het paar op de hofstede waarvan zij overigens geen eigenaar waren. Na het overlijden van Andries van Vlaanderen in 1929 bleef zijn vrouw welliswaar tot 1939 eigenaar van De Vijgeter maar verhuisde zij in 1930 naar de Dishoekseweg te Koudekerke. Antheunis zoon, Pieter van Vlaanderen, vertelde het volgende over deze periode:

"Antheunis ambities lagen niet in het boerenleven. Hij wilde veel liever naar zee. Hij heeft geprobeerd om er iets van te maken, maar zijn verhaal kwam altijd uit op de slechte verkoopprijzen van wat hij fokte (varkens en kippen) of verbouwde (tarwe en andere gewassen). Ook door verhuur van fietsen aan recreanten probeerde hij wat bij te verdienen. De inzet van de recessie zal dus wel een rol meegespeeld hebben. Verder moest de boedel van zijn in 1929 overleden vader gescheiden worden. Twee zussen waren mede-erven. Hij voelde er niets voor, om zich voor de boerderij in de schulden te steken.

die bij de Vijgeter behoorden, door Elizabeth Janse aan Abraham Kluijfhout Lourensz. werden verpacht. Het contract is getekend door Antheunis van Vlaanderen. Op 29 oktober 1930 werd op hofstede De Vijgeter nog een tweede openbare verkoop gehouden waarbij de landbouwinspan en huisraad in het openbaar werden verkocht.
Van een echt landbouwbedrijf is hierna op De Vijgeter geen sprake meer geweest: De grond en landbouwwerktuigen waren immers verkocht.

Vermoedelijk werd Joost de Witte, die iets verderop richting het huidige Hotel Westduin woonde, in 1930 de nieuwe gebruiker of uitbater van de hofstede. Hij verhuurde er fietsen en begon ook met de verkoop van consumpties en strandartikelen aan recreanten. Pogingen om zijn bedrijf uit te breiden kwamen hier echter niet van de grond. Uiteindelijk richtte hij iets verderop Camping Dishoek op, dat thans nog bestaat.

ELIZABETH JANSE MET KARNTON BIJ HET WOONHUIS VOOR 1930

Hofstede De Vijgeter werd op 25 november 1938 door notaris Paap te Vlissingen bij inschrijving verkocht aan de Koudekerkse pensionhouder Arie Bergshoeff. Hij werd de nieuwe eigenaar van de hofstede, met tuin, bosch en erf aan de Vroonslag onder Koudekerke. Reeds bij de verkoop blijken enkele percelen grond bij De Vijgeter te zijn gevoegd waardoor de oppervlakte toenam tot 28 are en 30 centiare.(15) In die tijd werd er ook een varkenshok en een kleine zomerwoning bij de hofstede gebouwd en was er omstreeks 1940 een café gevestigd.(9) Uit een krantenartikel dat op 4 en 5 maart 1940 in zowel de Middelburgsche als Vlissingse Courant wordt gepubliceerd blijkt dat de schuur van de hofstede al reeds voor het begin van de oorlog in slechte staat verkeerde en in 1940 definitief ten onder ging:

“De bewoners van de aan het rijwielpad gelegen hofstede ‘De Vijgeter’ hebben dezer dagen een hachelijk avontuur beleefd. Des avonds omstreeks 11 uur stortte plotseling met donderend geraas het dak van een aan deze hofstede grenzende bouwvallige schuur in, welke door de vorst en sneeuwval veel geleden had. De schuur deed des winters dienst als bergplaats voor strandhuisjes, kano’s en dergelijke. Een ware ruïne was het gevolg. Verschillende kano’s werden door de vallende dakpannen, balken en puin totaal vernield. Ook aan de strandhuisjes is nogal enige schade toegebracht, daar vele ruiten het moesten ontgelden. Persoonlijke ongelukken kwamen gelukkig niet voor. Wel zijn de bewoners natuurlijk danig geschrokken. Voor de eigenaar een ware schadepost.”

Tijdens de de bevrijding op 2 november 1944 valt tenslotte definitief het doek voor de hofstede als deze geheel wordt verwoest. De gronden werden in 1952 verkocht aan de gemeente Vlissingen. De naam 'De Vijgeter' ging daarna over op een restaurant dat iets verderop gelegen was aan het rijwielpad. De naam van dit etablissement werd later veranderd in 'De Hoge Duinen'. In mei 2008 viel tenslotte ook voor dit restaurant het doek, toen het werd gesloopt ten gunste van de kustversterking. Na de sloop werd bij graafwerkzaamheden in 2009 nog een zogenaamde duizendponder uit de Tweede Wereldoorlog gevonden.

HOFSTEDE DE VIJGETER VANAF DE DUINEN GEZIEN

Hoe ging het dan verder met het andere huisje dat omstreeks 1853 voortkwam uit De Vijgeter? Izaak Dingemanse (1831-1900), arbeider te Koudekerke, werd in 1870 de nieuwe eigenaar van dit huisje op het adres B56, gelegen ten oosten van De Vijgeter. In 1891 werd zijn zoon Gilles Dingemanse (1864-1895), particulier te Koudekerke, eigenaar van dit huis en erf en liet hij er een schuur bijbouwen. Gilles stierf echter al op 30-jarige leeftijd, waarna zijn vader in 1896 en vervolgens na diens overlijden zijn zuster Leintje Dingemanse (1860-1930), echtgenoot van Jacobus Boone (1859-1908) uit Koudekerke in 1901 eigenaar werden van het hofsteedje. Zij lieten een stal bouwen en vergrootten hun bezit tot 33 roeden en 90 ellen, wat weer overeenkomt met de oorspronkelijke grootte van het perceel dat ooit behoorde bij De Vijgeter, voor het gesplitst werd. Nadat Leintje in 1908 weduwe werd, bewoonde zij het hofsteedje tot haar overlijden in 1930, waarna het in handen kwam van haar zoon Jan Jacobuszn. Boone (1886-1958), landbouwer te Koudekerke. In 1937 vermelden de perceelsgewijze leggers een herbouw waarbij vermoedelijk de stal is verdwenen, want hierna worden enkel nog het huis, de schuur en het bouwland vermeld. In 1946 wordt tenslotte de sloop van het geheel vermeld en kan geconcludeerd worden dat het oorlogsgeweld en de hieropvolgende inundatie ook voor dit hofsteedje fataal is geweest. Jan Boone nam echter de herbouw ter hand en in 1948 werd de stichting van een nieuw huis en schuur vermeld in de perceelsgewijze leggers. In 1956 deed hij zijn hofsteedje (waarbij toen nog adres Zwaanweg 1 werd vermeld), van de hand aan makelaar Cornelis Willemse en Jan van Schaik die het nog datzelfde jaar doorverkochten aan Dirk Vos, magazijnbediende te Koudekerke. Deze liet er tenslotte nog enkele kippenhokken bouwen. Tegenwoordig bevinden zich naast de hofstede nu appartementen(Huize Martina) en is het adres Burgemeester van Woelderenlaan 100.

Deel 4 | Interview van de laatste bewoner Anteunis van Vlaanderen.

Maarten Verhage en Antoon van Vlaanderen 2001Door onze "boer" Maarten Verhage werd gememoreerd dat hij Antoon van Vlaanderen nog kende, die in de boerderij aan de duinen, genaamd de " Vygheter" had gewoond. Hij woonde nu al jaren in Koudekerke. Het was even moeilijk om pied a terre te krijgen doch Maarten was bereid om mij te introduceren en dat lukte. Op een mooie dag in augustus in 2001 klopten we aan en er werd open gedaan door een dochter van Antoon of te wel Teunis van Vlaanderen. Als krasse knar van 103 kon hij ons goed te woord staan en in bijgaand interview kunt U daarvan getuige zijn.

Opm: zijn relaas is puur gestoeld op zijn uitspraken en kunnen hier en daar met de feitelijkheden niet geheel vergeleken worden!

Antheunis van Vlaanderen, geboren op 25 december 1898 begin zijn relaas over de naamgeving van zijn boerderij, de Vygheter. Destijds was er een oud wachthuisje, doch zijn versie over deze naam was dat er ooit in de oudheid een schip gestrand is op het strand en dat schip vol geladen zijn geweest met vygen en een van de opvarende spoelde aan en toen bleek dat in zijn mond een vygh zat. Kortom de naam Vygheter was geboren, aldus Antoon!

De boerderij, die vlak bij of eigenlijk in de duinen stond, was al jaren familiebezit. Zie hiervoor deel 3. Zo kwam het navolgende verhaal of anekdote naar voren:

Zijn overgrootvader, Andries van Vlaanderen, woonde en werkte tijdens de Franse overheersing 1895 tot 1810 in de boerderij om de dieren te voeren enz. Zijn vrouw woonde toen in het dorp Koudekerke. Zijn graanschuur was gevorderd door de Franse overheerser en als hospitaal ingericht. Ook moest hij een Franse officier ter wille zijn, die elke dag vanaf Vlissingen per paard of te voet naar de boerderij kwam en zijn overgrootvader moest hem een maaltijd voorschotelen. Daarover verhaalt hij:
De Franse officier was klein van stuk en had de onhebbelijke gewoonte om aan tafel te gaan zitten en met veel lawaai zijn sabel en schede op tafel sloeg met de kreet:" manger" , vrij vertaald "eten"!
Nu was zijn overgrootvader kennelijk bijzonder groot van stuk en het hinderde hem dat hij een dergelijke toon aansloeg. Om de fransman het voorgoed af te leren, presteerde hij het om, nadat de Fransman met veel bombarie met zijn sabel op tafel sloeg, een hooivork te pakken en deze ook op tafel neer te slaan en uitte de woorden:”Ben je een groot man, dan hoort daarbij een grote vork! De fransman werd wit om zijn neus en sloeg op de vlucht en is nimmer terug gekeerd.

Het is een leuk verhaal dat Teunis uit de mond van zijn vader had meegekregen.

Overigens kende het gezin 7 kinderen, t.w. 3 zussen en 4 broers, waaronder Teunis. Moeder was genaamd van de Kam en afkomstig van de smederij van haar vader. Hij zelf zat tot zijn 13e jaar op school, waarbij hij opmerkte dat in april de leergang pas startte. Hij had veel aan zelf studie moeten doen. Hij zat op een gemengde christelijke school met een strenge onderwijzer(s), waarin slechts 2 weken vakantie werd genoten. Als kinderspelen noemde hij dat er geknikkerd werd en het spel bok over de haan(haasje over). Veel kinderen uit het dorp kwamen graag naar hun boerderij, waarbij er wedstrijden gehouden werden in de duinen. Ook was er de gewoonte dat als je 10 jaar werd de gehele buurt werd uitgenodigd, de z.g. Jongensvisite.

Hij wist zelfs te vertellen dat in 1911 een zeer droge zomer was, van juni tot september was er zeer weinig tot geen regen gevallen. Dit had grote gevolgen voor de koeien.

Tijdens zijn jeugd en op school

Antheunis en zijn paardHij vertelde met veel trots hoe de boerderij er uit gezien had. Veel gebouwen of gebouwtjes een aparte graanschuur, een koeienschuur, varkenshok met mestvaalt, een overdekte aardappelkelder en daarnaast een tuin, weides en bouwland. Over de verdere bestemming kon hij met moeite herinneren, dat hij samen met zijn broers en zussen de boerderij runde. Zijn vader en moeder vertrokken naar een huisje in Dishoek.
In de jaren dertig was er de crisis, waardoor de prijzen kelderden. Dit betekende dat hij de boerderij moest gaan verhuren aan Bram Kluifhout, waarna de grond verkocht werd aan Joris de Witte en het huis aan Bergshof. Hij zelf werd een zelfstandige tuinman en ging ook bloemen venten. Hiervoor had hij een motorbakfiets aangeschaft. Tijdens de oorlog had hij nog een melkweitje, waarvoor hij melk leverde aan een fabriek in Middelburg, die het vervolgens pasteuriseerde. Dit heeft hij volgehouden tot 1965 en ook met trots memoreerde hij dat op z'n laatst met een elektrische auto de bloemen uitventte.

Over de cultuur van de Zeeuwen zei hij dat hij tot 1934 in traditionele boerendracht heeft gelopen en toen is overgestapt in burger kleding. Zijn moeder is altijd de Zeeuwse of te wel Walcherse klederdracht blijven dragen.

Overigens kende het gezin 7 kinderen, t.w. 3 zussen en 4 broers, waaronder Teunis.
Moeder was genaamd van de Kam en afkomstig van de smederij van haar vader.

Hij zelf zat tot zijn 13e jaar op school, waarbij hij opmerkte dat in april de leergang pas startte. Hij had veel aan zelf studie moeten doen. Hij zat op een gemengde christelijke school met een strenge onderwijzer(s), waarin slechts 2 weken vakantie werd genoten.
Als kinderspelen noemde hij dat er geknikkerd werd en het spel bok over de haan(haasje over).
Veel kinderen uit het dorp kwamen graag naar hun boerderij, waarbij er wedstrijden gehouden werden in de duinen. Ook was er de gewoonte dat als je 10 jaar werd de gehele buurt werd uitgenodigd, de z.g. Jongensvisite.

Hij wist zelfs te vertellen dat in 1911 een zeer droge zomer was, van juni tot september was er zeer weinig tot geen regen gevallen. Dit had grote gevolgen voor de koeien.

Door de eeuwen heen ...

Een opmerkelijk feit wat hij noemde was dat er een verhard fietspad van voor 1934 was aangelegd, vanuit Vlissingen naar Dishoek. Hiervan kon je gebruik maken als je in het theehuis een soort tol betaalde waardoor je het gehele jaar gebruik kon maken van dit pad. Omdat de boerderij in die tijd al beschikte over een aansluiting met de waterleiding werd een kraantje gemaakt speciaal voor fietsers om hun dorst te lessen.

Op zee zag je destijds alleen maar zeilschepen en af en toe een loodskotter. Bij slechts weer schuilde deze boten weleens op of aan het strand en hij kon zich herinneren dat er in de duinen ter kerke werd gegaan. Over zijn vader zegt hij dat deze nog al ziekelijk was. Hij kreeg van hem een fiets voor f.100 gulden en moest daarmee de dagelijkse boodschappen doen.

In of tijdens de 1e wereldoorlog spoelde er geregeld mijnen aan op het strand. Spannend, want ze werd meteen onschadelijk gemaakt en of opgeblazen. In een zomer herinnerde hij zich dat hij in de duinen was en er plots een donderslag te horen was. Bij een paalhoofd bij hoogwater was kennelijk een mijn ontploft. Deze klap was dusdanig dat hij dacht dat de wereld verging. Zie ook deel 3 hierover

Aan het einde van zijn relaas, waarbij regelmatig Maarten Verhage de waarheid beaamde, noemde hij nog degenen die in de buurt woonden en in feite hun buren waren. Andre kluifhout, deze was groenteboer, die met paard en wagen zijn artikelen aan de man of vrouw bracht. Hij woonde op Strandweg 11.

Frans Huvers, die het hotel/restaurant Westduin runde.

Over het Vebenabos wist hij nauwelijks iets te vertellen, dan dat het door de aardappelboeren uit Groningen was opgericht. Het bezoek was gedenkwaardig. Hij toonde zijn huisvlijt t.w. modellen van diverse boerderij werktuigen die hij eigenhandig uitgezaagd had en in elkaar had gezet. Zie foto’s

In 2002 bereikte mij het bericht dat hij was overleden in Koudekerke! Een legende is ten einde gekomen.

De Vygheter: de kiosk

Via Piet de Klerk, de voormalige eigenaar van huisje nr.11 van de Galgewei, werd ik op 12 augustus 2014 geïntroduceerd bij de oorspronkelijke uitbaatster van de kiosk  annex eethuisje genaamd de Vygheter.
Het betrof Antje van Sabben. Ze bewoont momenteel een appartement op de Boulevard van Vlissingen en doet het navolgende relaas:

Antje woonde oorspronkelijk in Oude –Pekela en kwam in Zeeland op vakantie en leerde daar haar man( +2000) kennen. Zij huwden in 1960. In juni 1961 bouwde men aan de duinrand vlak naast de weg en opgang naar het strand, een tent met wat hout er om heen, waarin men via een butagas een frituur pan warm hield. Met snoep en frisdrank was de locatie al snel genoemd naar “de Vygheter”en dat is zo gebleven. In de winter werd het bouwsel afgebroken en opgeslagen bij Maarten Verhage. Nadien kwam er zelf een geheel in hout opgetrokken keet, geel van kleur.

Het geheel stond aan de voet van de opgang van destijds, waar later het restaurant de Hoge Duinen werd gebouwd. Hun nering bestond in hoofdzaak in de begin periode, vooral tijdens de zomerperiode, om wandelaars en fietsers te voorzien van fris en warme artikelen. Het toerisme begon te groeien en dat was hun bron van bestaan, naast een pension annex café in Vlissingen. Met een teil water werd het frisdrank koel gehouden. Elke ochtend fietste zij met een aanhangwagentje naar de duinen met warme koffie in flessen. De brouwerij of te wel Tomassen uit Souburg, had haar al in de ochtend bevoorraad met drank en snoepgoed.

Uit eindelijk kregen ze via mw. Vos(Huize Martina) elektriciteit, waardoor een oude koelkast haar diensten bewees in plaats van de teil met koelwater. Over het toerisme zegt ze dat vooral de Belgen de hoofdmoot vormde van de drukte. Vooral fietsend publiek, niet zoveel als nu, hield bij hen een stop voor een lunch of pauze e.d. Een opmerkelijk feit was het dauwtrappen. Vanaf 06.00 uur tijdens Hemelvaart was het een drukte van belang in en om de duinen.

De parkeerplaats tijdens de ontruiming in 2006Op einde van de dag, als de duisternis bijna inviel, immers er was nog geen elektra, trok ze weer naar huis met haar fiets en aanhangwagentje. Inmiddels was er well een betegeld fietspad gekomen. Over haar nering vertelt ze met enige trots en plezier tijdens de zomerperiode. Met haar frites pan kon ze alles zelf maken, van ballen gehakt, croquetten tot frites. Dit heeft ze met plezier volgehouden tot 1980. Zij verkocht het chalet aan een zekere B Erkemij. Deze bouwde het stenen restaurant en noemde het “de hoge duinen”. Mw van Vossen werd vervolgens eigenaresse, doch deed dit over aan de laatste uitbater Chris van Zalen. Veel kon ze over de omgeving niet vertellen dan dat Piet Hein voorheen eigendom was van de fam. Huvers en vervolgens de gebr. Isebouts(nu eigenaren van hotel Westduin), dat het strandpaviljoen Kontiki tot 1960 uitgebaat werd door de fam. Roelse. Op de voormalige parkeerplaats werden festiviteiten gehouden met muziek e.d., de bunkers van de Marine langs de duinweg en het ontstaan van het Weitje. Daarvan kan ze zicht weinig van herinneren anders dat het steeds groter werd!

Door de onteigening om reden van de duinversterking. welke onder de projectnaam viel van “de Zwakke Schakels” is het restaurant afgebroken en het perceel is nu geheel verdwenen onder de nieuw aangelegde duinvoet.

Interview Renée Vermeule

Bij toeval vernam ik dat een van de uitbaters van de Vygheter een zus was van onze huidige voorzitter van de vereniging het Galgeweitje. Renée Vermeule was destijds gelinieerd aan Erik Herkemij, die de locatie geruime tijd gerund heeft. Een afspraak was snel gemaakt op 14 april bij haar thuis. Haar relaas is het navolgende:

Zij is een geboren en getogen Middelburger. Overigens ging men geregeld als gezin naar het strand van Dishoek. Let op, met z’n vijfen op twee brommers! Zij volgde aanvankelijk een ziekenverzorgsters opleiding in Dordrecht en werkte later in het verpleeghuis Der Boede te Koudekerke. Ze maakte nog mee dat de voormalige Koningin Juliana de observatie afdeling opende. Medio 1977 leerde ze Eric Herkemij kennen. Een geboren te Rotterdam. Hij had een opleiding genoten aan de Hotelschool ter Duinen. te Koksijde (België) en had in 1976 de Vygheter overgenomen van de fam. Van der Sabben. Omdat hij geregeld zijn hond uitliet, kwam hij geregeld langs het chalet de Vygheter en vernam dat het echtpaar van Sabben er mee wilden stoppen. Tijdens de overname was hij pas 21 jaar. Echter Renée Vermeule werkte toen al in de horeca in Middelburg, “de Huifkar”.

Hun aanpak als echtpaar ging goed en in 1980 vroeg men een bouwvergunning aan voor totale nieuwbouw. Het houten chalet was o.m. niet warm te krijgen, want men was elke dag in het jaar open! Ook de inrichting was verouderd, zodat vernieuwing noodzaak werd. Echter …..men moest 40 meter naar achter bouwen, waardoor er bomen gekapt moest gaan worden. Toen al was het argument dat dijkverzwaring een optie was voor de kust van Zeeland.

De aanvraag verliep erg moeizaam omdat er drie partijen waren t.w. gemeente Vlissingen, waterschap en staatbosbeheer. Na veel gedoe, waarbij ook de politiek zich moeide in de strijd, werd in 1985 de vergunning verleend.

Omdat tijdens de verbouwing de verkoop gewoon doorging werd in november 1986 de nieuwe zaak geopend door de vader van Erik Herkemij. Groot feest natuurlijk.! Het terras werd meteen vergroot met 120 stoelen. Er werd een serre gemaakt met een schuifdak, iets unieks voor die tijd.
De locatie bood onderdak aan een eigen biljartvereniging, een wielrennersclub, vissersclub uit Brabant enz. Men deed al veel aan marketing, zou men nu zeggen. Er werd veel gegeten door mensen uit de campings van de omgeving, waaronder veel mensen van het galgeweitje. Men plaatste speciaal een dagmenu op de kaart en dat liep geweldig.

In 1986 werd dochter Kelly geboren. Hiervoor stalde ze een caravan naast de Vygheter, zodat ze niet naar huis behoefde te gaan voor voeden enz. Op een luchtfoto’s is deze caravan nog te zien. Onze zoon Kevin is geboren in 1988. In de Vygheter had men een ruimte gemaakt voor een douche, slaapruimte. Dit was belang vooral in het hoogseizoen. Verder had men zelf de beschikking over een woonhuis in Vlissingen.
In de zomer beschikte men naar de 3 vaste medewerkers ruim 12 personen als oproep krachten. Immers men had de bedrijfsvisie om nooit dicht te zijn het gehele jaar door.

In de maand januari echter ging men voor 4 weken op vakantie naar een warm land In 1992 zijn ze gestopt. De opvoeding van de kinderen, de drukte van de zaak, de oudste moest naar school, deed hen besluiten de zaak te verkopen. De nieuwe eigenaren werden Ico Meijs en Lies van Vossen. Erik werd bedrijfsleider van de Carrousel( gokhal aan de Zeilmarkt e Vlissingen)

Uiteindelijk is Renée gaan werken in het ziekenhuis als teamleidster van het personeelsrestaurant en later op de poli van de OK. Over haar ervaringen in de horeca zegt ze eerlijk dat er weleens problemen waren met dronken mensen, of dat er tijdens een feest een onenigheid uitbrak. Een enkele keer moest zelfs de politie er bij gehaald worden. Over de politie had ze nog een aardige anekdote. Bij de Vygheter lag steevast hun Tervuurense herder (Frankrijk). Een goedaardige hond, Santos genaamd, die zich het erg gemakkelijk maakte. Hij lag dan ook languit op het fiets pad of ingang van het restaurant. Niemand durfde de hond te verwijderen, want hij was vrij fors en dus angstaanjagend. Veel dienders uit Vlissingen kwamen met hun auto langs en als er een nieuwe agent pas in dienst was gekomen, werd hemgevraagd om even de hond van het fietspad te verwijderen. Dat deed de hond natuurlijk niet en de jonge diender durfde niet verder tot actie te komen. Dit onder veel hilariteit van de eigenaren en de oudere collega! Overigens is de hond ruim 17 jaar geworden.

Ook hadden ze veel last gehad van inbraken. In totaal wel 35 keer werd er iets vernield en spullen meegenomen. Ze hadden daarvoor een hond voor de bewaking ‘s-nachts vanwege die vele inbraken In de nieuwe zaak. Dat was geen lieverdje en zat achter de zaak in een hondenhok en werd gedurende de nacht in de zaak gezet. Resultaat: GEEN INBRAKEN MEER

Echter ook leuke zaken diende zich aan in de periode van hun bedrijf. Vooral de diverse feestavonden, mosselavonden, bingo en verjaardagpartijen. Veel gebeurde ook spontaan uit een opwelling of goede aanleiding. Vooral in de winterperiode was dat het geval. Ook een welkome afwisseling en gegarandeerde inkomsten. Er werden er biljardavonden gehouden waarbij de eigen vereniging de strijd aanging met andere cafés.

Veel eigenaren van huisjes van de galgewei wisten de Vygheter te vinden. Voor wat eten en wat drinken waren er veel vaste klanten. Verder veel familie-zakken frites natuurlijk werden er verkocht aan de bewoners of huurders. Piet en Christine Maljaars vertrouwde me toe dat er steevast een vaste club naar de Vygheter toog als de kinderen op bed lagen. Om het half uur ging iemand op de fiets langs de huisjes om te controleren of de kinderen door sliepen!

Ook kwam mw. Vos van Huize Martina geregeld met haar man en in klederdracht met hun koetje getrokken door twee prachtige zwarte Friese paarden hun restaurant bezoeken. Na een borreltje vertrokken ze weer, want mw. Vos was streng. De mensen, die geregeld hun viervoeters uitlieten kwamen voor een frisje of hartversterkertje even naar binnen. Veel aanloop van Vlissingers.

Buitenlandse gasten waren er ook steevast. Ze noemde de fam. Greiss uit Leverkusen. Uiteindelijk hebben zij op hun huwelijk foto’s genomen. Zij kwamen meestal met hun camper, wat ook uniek was in die tijd. Over de weersomstandigheden hadden zij hun hulpje. Een waterklerk op het weerstation van Vlissingen belde hun prompt op als er zwaar weer op komst was. Vooral in de tijd van het houten hokje of chalet. Het kwam weleens voor dat er twintig mensen bij elkaar zaten om te schuilen. Dat was toch een lollige boel.

Luchtfoto uit zomer 1986Overigens het houten chalet had in de winter ook zijn gebruiksaanwijzing. Geregeld moest Erik met een brander de leidingen ijsvrij stoken om wat koffie te kunnen zetten. Kortom: ze kijkt terug op een roerige tijd, veel plezier, hard werken en veel erkenning. Nu werkt ze weer in het ziekenhuis en woont al een decennia lang met een nieuwe liefde in de gemeente Koudekerke.

De vele foto’s en kranten artikelen bevestigen haar verhaal en geven toch weer een kijk op het leven in en rondom de galgewei. Overigens… de strandweg of duinweg had gewoon een naam: Vroonweg!

Interview met Chris van Zalen

Met assistentie va Frans Geensen(huisje nr.3) kon ik de laatste uitbater van het restaurant “de hoge Duinen” voormalige Vygheter traceren. Het betrof Chris van Zalen en zijn eega. Beiden waren bereid ons op 24 maart 2015 bij hem thuis te ontvangen voor een interview in aanwezigheid van Frans.

Chris van Zalen begint zijn relaas met wat voorgeschiedenis over hem zelf. Hij is een geboren en getogen Vlissingenaar. Over het leven in Vlissingen hebben we het niet uitgebreid gehad, doch hij kon zich de watersnoodramp van 1953 nog goed herinneren. Hij woonde toen met zijn ouders in de Onderstraat te Vlissingen en die was geheel onder water komen te staan. Ze zijn bij familie tijdelijk gaan inwonen.
Zijn loopbaan startte bij een bakker in Vlissingen. Na verloop van enkele jaren begon hij als cateringmedewerker op de veerboot Vlissingen – Breskens. Dat betekende ploegendienst draaien, maar dat had ook zijn charme en hield hij ruim 11 jaar vol. Zijn vrouw startte een bloemenwinkel in de stad en ook werd hun zoon Emanuel geboren. Kortom, het ondernemersgezin had zijn draai gevonden. Maar het bloed kruipt toch, waar...

De prognose van het voorbestaan van de veerboot was door de bouw van de Westerscheldetunnel onzeker geworden en om dit te voorkomen zocht hij naar iets nieuws. Dat werd voor hem als een uitdaging gezien. Hij kwam daarbij in aanraking met het restaurant de Vygheter. Dit liep niet goed. Samen met een andere medewerker van de veerboot maakten ze samen in 1999, op basis van compagnon schap, de start voor een nieuwe onderneming.

Het allereerste wat ze deden was de naam veranderen. De voormalige eigenaar had een discutabele naam opgebouwd en daar wilde men in geen geval mee geassocieerd worden. Eerst werd gedacht aan de Lage duinen, maar een restaurant in Oost Kapelle voerde al deze naam en toen werd het uiteindelijk “de Hoge Duinen”.

Het logo enz. verzon hij zelf in eigen beheer, maar eerst moest er stevig aan verbouwd worden. Er volgde 3 maanden van schoonmaken, schilderen en veranderen, tot dat het restaurant weer toonbaar was voor het publiek. In de tussentijd en vooral in de winterperiode werkte hij Dingemanse te Ierseke in de oesterteelt.

In aanvang was het hard werken geblazen. De samenwerking met de compagnon liep al na 2 jaar teneinde en zodoende stonden ze er alleen voor. Chris in de keuken en zijn vrouw voor in de bediening. Later kwam zijn zoon hen helpen. Zijn vrouw verkocht node haar bloemenwinkel, om volop in het restaurant assistentie te verlenen. Hij roemde als zijn specialiteit de “mix van de chef”. Het onderhoud van het gebouw en de dagelijkse schoonmaak vond in eigen beheer plaats. Voordat men laat in de avond naar huis ging was alles spic en span en klaar voor de volgende ochtend. Later is er hulp geweest van een werkster en ook het terraspersoneel werd in het hoog seizoen ingehuurd.

Het restaurant begon weer te lopen en dat versterkte hun gevoel dat ze een goede keus hadden gemaakt in hun leven. Er werden – naast de gebruikelijke activiteiten in het restaurant – ook partijen georganiseerd en ook kwamen verenigingen hun feesten houden. Hij herinnerde zich maar al te goed dat Erwin Koeman met het jeugd elftal van Ajax er geregeld verbleef. Over de geschiedenis van de omgeving wist hij alleen dat de naam de Vygheter afkomstig was van een schip dat voor de kust vergaan was dat een lading vijgen aan boord had en dat later een boerderij er na vernoemd is. We hebben hem wat bij gepraat.
Over zijn “buren” t.w. ons Galgeweitje had hij veel klanten die of een gezinspak frites kwamen halen, of een borreltje met een hapje kwamen nuttigen. Ook had hij een handige truc bedacht om klachten over overlast door muziek te voorkomen. Bij het begin van ons weitje hing hij een papier op met de waarschuwing dat er wat muziek te horen zou zijn, doch als men er last van had zij gerust mochten langskomen voor een gratis drankje of gewoonweg aanschuiven. Er is niemand geweest, die van dit aanbod gebruik heeft gemaakt!

Echter de donkere wolken van het project “de zwakke Schakels” kwamen hem rauw op zijn dak. Een man was druk doende de omgeving aan het fotograferen en uit nieuwsgierigheid werd een gesprek aangeknoopt. Deze man vertelde hem botweg dat hij rekening moest houden dat het restaurant over niet al te lange tijd zou moeten verdwijnen of te wijken voor de dijkverzwaring. Dat was een klap bij heldere hemel.

Er volgde daarna snel informatie avonden enz. De onderhandelingen met Rijkswaterstaat waren lastig. Uiteindelijk heeft een deskundige op het gebied van onteigening hem de onderhandelingen wat vergemakkelijkt en er is een deal tot stand gekomen. In april 2008 sloot het restaurant zijn deuren. Er volgde een periode van ontruiming. Zijn terrasstoelen zijn nog te vinden bij de kanovijver, en veel sportkantines hebben nog zijn attributen.

Het afscheid is gevierd met een knallend feest voor genodigden wat werd opgeluisterd door een life band en een vuurwerkshow. Even had hij andere plannen op een andere locatie, doch daarbij is het gebleven.
Terugkijkend op de afgelopen jaren heeft hij zijn horecapubliek weten te waarderen. Het betekende wel steeds goed opletten en als er al een klant te veel gedronken had werd indringend geadviseerd te stoppen of het restaurant te verlaten. Op tijd beginnen en op tijd stoppen(22.00 uur). Dat voorkomt nachtelijk ver(s)tier! Hij kan zich geen incident herinneren die vervelende situatie heeft opgeleverd. Dat was wel van belang voor de continuering van zijn omzet, vergunningen en kwaliteit. Hij noemde het ook wel “kort houden” en daar is uiteindelijk eenieder mee gebaat.

Ook ervoer hij – vooral in het begin – wat jaloezie van oud collega’s. Ze kwalificeerde zijn stap naar het restaurant als te hoog gegrepen. Niets is waar gebleken. Zijn hart voor de zaak, zijn inspanningen en uiteindelijk zijn niveau wat hij in het restaurant bracht was voor hem een uitdaging en genoegdoening. De kroon op zijn loopbaan! Hij kijkt nu, vanaf de 11e verdieping, uit op zee. De zee blijft trekken!

Interview t.b.v. de beschrijving van de historie van het weitje

Maarten VerhageOnderwerp: interview van ”de boer” Maarten Verhage (geb. 31-08-1923 en overleden 2000), Augustus 2001

Onlosmakelijk met de historie van de omgeving van het weitje is de “de boer” bekend als Maarten Verhage. Hij woonde immers aan de toegangsweg van het Westduin/het weitje. Hij exploiteerde er een boeren-minicamping en menigeen van het weitje heeft weleens zelf gekampeerd of fam. Er naar toe verwezen.
We hebben zelf enkele jaren met de caravan op deze camping gestaan voordat we eigenaren werden van een huisje op de wei. Vandaar dat we Maarten beter kenden en hij daardoor bereid was tot een diepte interview. Tijdens de bezoekjes had hij zelfs zich wat opgedoft en in de goede kleren gestoken.

Tevens is hij samen met mij naar een voormalige buurtboer gegaan, die nog in Koudekerke woonde met een gezegende leeftijd van 102 jaar. Daarover later. Ook vergezelde hij mij tijdens een ritje in de buurt, enkele beperkte wetenwaardige zaken. In 2001 is het interview in aanwezigheid van zijn vrouw gehouden. Beiden zijn van origine niet erg breedsprakig, doch naar aanleiding van vragen kwamen toch de verhalen los. Hij nam je als het ware mee in de geschiedenis van deze omgeving. Het werd een plezierig contact.

De oorsprong van zijn bestaan was op de boerderij die momenteel verdwenen is en in het veld stond tegenover “ons weitje”. Momenteel wordt er jaarlijks mais verbouwd. Bij het omploegen zie je dat de bodem nog een witte vlek vertoond, wat het zand was van de fundering enz. Hierin woonde zijn ouders en mogelijk ook voorouders. Het was, samen met zijn broer, voornamelijk een boerenbedrijf met tevens een loonbedrijf. Hij weet nog te vertellen dat de oogst veelal handwerk betekende en dat daarbij door de boeren onder elkaar veel geholpen werd om de oogst tijdig binnen te halen.

Ondanks dat er weinig echte buren waren, was er vroeger een grotere samenhorigheid, met de nodige gezelligheid. Vooral zijn kinderjaren speelde zich af op het erf met tikkertje, bokspringen, voetbal en een spel “bokje over de haas?!” Zowel zijn vader als moeder liepen van jongs af aan in klederdracht tot 1935, want dan kon je al als “burger” gekleed gaan. Kosten van een dergelijke kleding was 20 gulden( 9 euro).
De lonen waren ook laag. Voor 6 dagen werk kreeg je in de dertiger jaren 12 gulden(5 euro).
In de boerderij was geen electra, of water of gas. Verlichting via petroleumlampen, water uit de put, stoken op hout, of regenwater want het water uit de put was bruin en brak.

Op latere leeftijd vorm het ringrijden een grote afwisseling in het boerenbestaan, want dan ging je van dorp naar stad, met de nodige afleiding, volgens Maarten. Naar de meiden loeren en wat bier drinken, daarvoor ging het allemaal. Hij toonde mij nog oude foto’s waar hij vooral de verzorging van de paarden op zich nam.

De Galgeweg was vroeger een onverharde weg wat enigszins verstevigd werd met puin. Het verloop van de Galgeweg was in een bocht gelegd naar de boerderij. De huidige beplanting/bebossing bestond niet en men had vanaf de boerderij vrij zicht op de duinen tot aan Vlissingen en Dishoek. De weg achter de duinen was vroeger een zandpad voor het paardenvervoer en ook enkel een fietspad en wel verhard tot West Kapelle. Zie hierover later het interview met dhr.van Vlaanderen.

Oorlogsperiode 1940-1945

In de oorlog hebben de Duitsers een fatsoenlijke weg aangelegd. Bij de voormalige overgang was een prikkeldraad versperring, loopgraven en in de duinen als in de weiden achter de duinen diverse mijnenvelden, vooral tussen de huidige Galgewei en Westduin. Bij het huidige restaurant Westduin was in de duinen een grote bunker met kanonnen en tevens een kleinere gebouwd. Deze laatste is uiteindelijk van de duinen afgeschoven en op het strand terecht gekomen en uiteindelijk vernietigd. Hij herinnert zich nog dat er meerdere bunkers in de duinen lagen, doch daarbij bleef het. Wel werd hij ingeschakeld om eenmansschuttersputten te graven en later de z.g. asperges op het strand.

Wel mochten zij in de boerderij blijven, immers het was wel tot “sperrgebiet” verklaard(500 meter vanaf de duinen). Zij hadden wel toestemming om hun boerderij te blijven samen met enkele koeien. Dit neemt niet weg dat ze geregeld onderdak boden aan onderduikers. Hij noemt namen als Chris Kammermans en Karel Zorgdrager. Slechts eenmaal heeft een patrouille hun huis gecontroleerd. Angstig was het wel dat op 10 mei Middelburg bij vergissing gebombardeerd. Een grote brand was vanaf hun boerderij goed te zien. Ook stortte een duitse jager neer op het gebied wat nu de wijk Pauwenburg is gelegen.

Tijdens de oorlog stortte ook een geallieerd vliegtuig neer en wel op 1e Pinksterdag. Twee vliegers zijn er uit gesprongen en later gevangen genomen. Het staartstuk van het vliegtuig kwam neer waar nu Huize Martina staat. In het begin van de oorlog was er weinig te merken van de bezetter. Later kwamen er hier en daar barakken voor de manschappen. Hij vertelde ook dat hij niet in militaire dienst was geweest vanwege uitstel in het kader van de voedselvoorziening. Ok was hij wel gekeurd voor “arbeidseinsatz” in Duitsland, doch daarvoor ook uitstel gekregen. Een donkere bladzijde was de aanval op Walcheren. Men had de inwoners tijdig met pamfletten gewaarschuwd, doch op een zondagmiddag startte het bombardement van Westkapelle en het Nollenstrand en Vlissingen. Bij de tweede golf aanvalsvliegtuigen kwam fosfor naar beneden.

Het duurde niet lang of ook het water kwam. Allen, vader, moeder, oom vluchtten naar de strandweg voor een goed heenkomen inclusief paarden en koeien. Later zijn ze met paard en wagen wat huisraad gaan halen en met de koeien door de duinen naar het pompstation in Dishoek getrokken, waar het hoger was en de stroming niet kwam. In een niet bewoond huis zijn ze met 11 mensen even ingetrokken. Ze zijn toch met laag water naar Koudekerke gevlucht waar ze bij de werkplaats van Flipse een tijdelijk onderdak vonden. In de openlucht hebben ze de gevechten gevolgd en de bevrijding afgewacht.
Tijdens deze overstromingen hebben ze een vlot gebouwd met Jobse en hebben nog wat huisraad en kippen in veiligheid gebracht. Het varen naar hun boerderij was niet zonder risico’s. hij herinnerde zich dat de getijdestromingen ter hoogte van de rotonde met de Galgewei en de Bachlaan heel heftig was. Zelfs de diepte van 2 a 3 meter was beangstigend, aldus Maarten. De inundatie heeft gewerkt want de bunkers in het veld werden snel door de Duitsers ontruimd en boden ook geen verzet meer.

Maarten en hond Daisy op de oude aanvoerweg naar hun voormalige boerderijEchter de boerderij en later ook de boerderij de Vijgheter zijn door de stroming van eb en vloed langzamerhand ondermijnd en tot slot geheel verdwenen. Dit betekende dat de fam. Verhage tijdelijk een onderkomen vond bij een fam. In Dishoek. Na een jaar kon men weer naar hun landgoed. Vreemd genoeg had het land niet te veel te lijden gehad van de verzilting, dus men kon snel de akkers bewerken, maar wel met hulp van een tractor op rupsbanden.

Na de oorlog vond hij bestaansrecht middels melk van de koeien en door graan te verbouwen. De grond was aanvankelijk nog zilt, doch na enkele jaren kwam daar verandering in. De melk ging naar de melkfabriek te Vlissingen.

De huidige woning werd gebouwd in 1951 door Schrijenberg uit Biggekerke. Zijn vader en vrouw
trokken er in met Maarten en zijn broer. Door de ruilverkaveling in 1953 werd de Galgeweg rechtgetrokken en werd langs zijn huidige woning gelegd. De watersnood in 1953 heeft geen wateroverlast veroorzaakt. Wel heeft Maarten met zijn tractor betonnen blokken versleept naar beschadigde duinen.

In 1969 trouwde hij met zijn huidige vrouw. Een salonwagen was hun onderkomen. Hij had heel lang op de vergunning moeten wachten. Momenteel is deze salonwagen annex bungalow nog steeds aanwezig naast het huis.

Zijn vader overleed in 1971 en zijn moeder in 1976. Hij betrok daarna samen met zijn vrouw de woning.
In 1972 startte hij de kampeerboerderij met een vergunning voor 3 sta-plaatsen. Langzamerhand breidde dat zich uit, omdat veel boeren in Zeeland deze vorm van inkomsten niet wilden missen.

Omgeving Galgeweg

Hij had ook een goed beeld van de omgeving. Zo meldde hij dat er drie huizen gestaan hebben voorbij Huize Martina en vervolgens linksaf richting Vlissingen. Van een ervan was Sander Kluifhout de eigenaar. Een van de drie huisjes was zelfs een café annex theehuis. Het stond naast het fietspad en dus klandizie verzekerd. Hierover later bij het interview van dhr. Van Vlaanderen. Deze werden echter afgebroken op last van Rijkswaterstaat en dhr. Kluifhout kreeg een stuk grond met bouwvergunning vlak bij restaurant Westduin.

Op de strandweg heeft nog een vrij grote boerderij gestaan met de oorspronkelijke naam “de Vygheter”. Deze boerderij is ook door de waterstroming in 1944 geheel verwoest. Zie verder interview van Vlaanderen. Schuin tegenover het restaurant Westduin heeft ook nog een huisje en naast het restaurant aan de Galgeweg lag oorspronkelijk nog een boerderij, waarvan de eigenaar een zekere Marijnissen is geweest. Een zoon woont nog in Biggekerke. Verder waren er geen bewoning meer het in deze uithoek. De twee woningen aan het begin van de Galgeweg zijn van recentere datum en dus historisch gezien niet verder interessant. Het Vebenabos is medio 1949 aangepland

Over het weitje zegt Maarten het volgende:

De wei was vroeger gras en veen. Toen het werd bebouwd – vooral in de oorlog – was het meer ontgonnen gebied geworden. Na de oorlog gebruikte de mensen, die een strandhuisje hadden dit als opslagplaats. Later werden de huisjes er opgeknapt en langzaam maar zeker bleven ze er ook staan en werden gebruikt veelal door de eigenaren.

Aanvulling op het interview van Maarten Verhage

Inmiddels is de boerderij annex mini-camping verkocht aan Cindy Kluifhout. Haar vader komt ook aan bod in een interview over de familie Kluifhout.(zie elders op deze site). Echter…. mij was ter ore gekomen dat er een boekwerk of schetsboek bij haar in bezit was en waarin een aantal potloodtekeningen van een onderduiker stonden. Deze had gedurende die periode in de oorlog – waarschijnlijk om de tijd te doden – potloodtekeningen gemaakt van hetgeen hij om zich heen zag. Het geeft een inkijk in het zeer beperkte actieradius van een onderduiker en zijn zicht op de boerderij. Immers alle foto’s van deze oude boerderij aan de Galgeweg zijn verloren gegaan tijdens de onderwaterzetting door de geallieerden. De boerderij is door de eb en vloed invloeden geheel verdwenen. Toch is dit document als een tijdgeest bewaard gebleven:

Bekijk de potloodtekeningen

Met dank aan Cindy Kluifhout, die het onvoorwaardelijk ter beschikking stelde voor onze site.
Daarnaast heeft zij een oude traditie doorgezet, immers de huidige boerderij, waarvan zijn nu eigenaresse is, heeft de voormalige benaming van de oude boerderij in ere hersteld en de naam “Duinerve” teruggebracht op haar complex. Een waar gevoel voor historie!

Aanvullende geschiedenis, de historie van Dishoek fraaie oude foto's van Dishoek, De Galgewei en het Vebenabos:

Bekijk de aanvullende geschiedenis

Westduin

Het huidige hotel “Westduin” is onlosmakelijk verbonden aan de omgeving van de Galgeweg. Over het ontstaan en ontwikkeling van het hotel is een bijzonder aardig boekwerk geschreven, met als titel ”Golden Tulip Westduin” uit 2009 samengesteld en geschreven door dr. Jan Brouwer. Ondanks dat ik enkele malen contact had met een van de huidige ondernemers is besloten de meeste informatie uit het boek te halen en dit in zeer verkorte vorm weer te geven. Uiteraard met toestemming van zowel de uitgever, de schrijver, als familie Huvers en de huidige eigenaren.

De oorsprong.

Oorspronkelijk stond op het einde van Galgeweg een oud boerderijtje. Het werd rond 1926 bewoond door de fam. Eckhart. Het betrof in hoofdzaak een karakteristieke houten Zeeuwse schuur met dakbalk gebint, deuren in de lange gevel en zwart geteerde houten wanden, opgebouwd volgens de potdeksel methode. Opvallend is het scherpe wit van de poort, kozijnen, deuren en posten tegen het zwart van de wanden. Hierdoor is in het donker de ingang beter te vinden. Typisch is ook het kleine personendeurtje (klinket in de grote schuurdeur. Het woongedeelte van de boerderij was in het achterste deel van de schuur. Een afzonderlijk huis kon ook tegen de schuur aangebouwd zijn of elders op het erf staan. In totaal was er ruim 7000 m2 grond bij deze boerderij.

De fam. Huvers komt in beeld. Dit gezin bestaande uit François Huvers, die gehuwd was met Adriana Hille. De vader van François werkte bij de Marine in Den Helder. Via Amsterdam kwam men uiteindelijk in Vlissingen. Zijn laatste functie was hij conciërge bij de Zeevaartschool. Ze hadden inmiddels drie zonen. t.w. François, Sjaak en Willem (overleden in 1933).

Mw. Huvers had ondernemers bloed en zij voorzag dat het punt aan de Galgeweg perspectief bood voor de toekomst. Zeker met de opkomst van het toerisme. Een woningruil met hun huis in Vlissingen volstond om zich te vestigen in de oude boerderij. In 1926 verhuisde men naar Westduin. Inmiddels was in dat jaar reeds een fietspad aangelegd van Vlissingen naar Zoutelande. Later is dit fietspad doorgetrokken naar Westkapelle. De legendarische burgemeester van Vlissingen C.A. van Woelderen richtte zelfs een vereniging op genaamd “Rijwielpad Walcheren” Aanvankelijk bedoeld om werknemers van de Schelde gemakkelijk naar Vlissingen en terug te komen, werd het fietspad steeds meer voor recreatief en toeristisch gebruikt.

Mw. Huvers-Hille begon een eenvoudige uitspanning waar ze koffie, thee, limonade en snoep verkocht. Ze begon met een tafeltje en een paar stoeltjes. Aangespoelde tonnetjes werden witgeschilderd en dienden vervolgens als tafeltjes onder een luifel. De stoelen van hun inrichting werd tevens ingezet als zitjes voor de gasten. Deze konden voor 5 ct. een kopje thee krijgen en een limonadeglas kostte 10 ct.

Ook in 1926 verleende B&W van Koudekerke (waaronder de Galgeweg viel) zelfs een verlof tot verkoop van alcoholische dranken. Ook een tabaksvergunning werd verleend.

De Zeeuwse meisjes: Na een inspannende fietstocht werd destijds nog genoten van een glaasje limonade! Van links naar rechts: Jo van der Vorst, Grie van Keulen, Antje de Witte en Kees Goedhart.

Oude boerderij met serreUitbreiding was al snel noodzakelijk en in 1928 werd een serre aan het huis gebouwd en de theeschenkerij ”Paviljoen Westduinen ” was een feit geworden. Tegelijkertijd exploiteerde hun kinderen (François en Sjaak) op het strand een klein strandhokje van waar uit ze de limonade en snoep verkochten aan de basgasten. Gekoeld werd met ijs van uit de melkfabriek. Het ging hen voor de wind.

In 1930 liet men de boerderij slopen, waarvoor in de plaats kwam een woonhuis met annex een zakelijk gedeelte.

De nieuwbouw

In het woonhuis werd ruimte gecreëerd om dienst te doen voor pensiongasten in de zomer. Hierdoor veranderde men de naam in “Pension Westduinen” In 1939 namen de twee broer (Frans en Sjaak) het bedrijf over. Echter de oorlog brak uit en Frans moet om reden onderduiken en verbleef al die jaren in Twello. Tijdens de bezettingsjaren werd het bekende landfront Vlissingen gebouwd. Soldaten kwamen geregeld wat drinken in het pension. Sjaak en mw. Huvers-Hille runde de zaak. Na de oorlog veranderde het pension in “pension Westduin” Frans was intussen ook teruggekeerd en huwde in 1945. Zij kregen vier kinderen.

Het polderbestuur Walcheren verleende zelfs aan de broers toestemming voor het maken van een verhard voetpad over de duinen. Doordat Frans en zijn gezin inmiddels ook in de woning woonden werd dit door de gezinsuitbreiding te klein en verhuisde opa Huvers en zijn vrouw naar een vakantiehuisje in het huidige Vebenabos, vlak achter het pension. Overigens waren deze vakantiehuisjes in de jaren 1930 gebouwd door de PTT als vakantie optrekje voor hun personeel.

In 1950 vond een forse uitbreiding plaats van het voormalige pand. Een aangebouwde serre met terras met een puntdak vormde de karakteristieke uitstraling van destijds. Ook de naam werd weer aangepast en het werd “café-pension Westduin”

Sjaak huwde inmiddels ook en kreeg 2 dochters. In de wintermaanden woonden men met z’n allen in het pension Westduin, kookten in de gezamenlijke keuken, aten in het restaurant en sliepen wel in aparte slaapkamers. Het was krap, maar veel makke schapen gaan…

Inmiddels interviewde ik zoon Hans, (zoon van Francois en mw. Willems) woonachtig in Koudekerke en geheel verslingerd aan natuur fotografie, getuige zijn vele producties. Hans vertelde in het kort dat hij – geboren in 1947 – de lagere school volgde in Koudekerke. Elke dag met de fiets naar school. In de winter als de bar en boos weer was zelfs te voet. Samen met zijn schoolvriend Jan Kluijfhout. Hij volgde vervolgens de technische school(broodbakkerij), waarna de koksschool in Breda. Militaire dienst in Suriname. Broer Frans volgde zijn leerschool op door zijn gehele leven als timmerman werkzaam te zijn en broer Wim werkte veel in bij de middenstand en bij de Sligro.

Over zijn jeugd vertelde hij dat ze veel in de duinen bezig waren en vooral de bunkers trokken hun aandacht. Uitgraven van nooduitgangen en toegangsdeuren. Ze beschouwden dat als hun bezit en verdedigden dit t.o.v. de jeugd uit Vlissingen door er een slot op te doen of ze met een “mikje”te beschieten(katapult). Ook werden door Kambier bunkers in het cement nagebouwd en daarin werd met dinkey toys veel uren doorgebracht met spelen.

De hoge duin met de bunkers

Over de buren als Jobse en Maarten Verhage wist hij te vertellen dat Maarten geregeld op zaterdag langs kwam voor een praatje en een neutje (of twee). Uit die tijd leerde bij zijn vrouw kennen Corrie de Hullu, waarmee hij later trouwde en ging wonen op de boerderij va zijn ouders aan de Galgeweg (zie verder zijn interview). Een andere opmerkelijke vaste aanwezige in Westduin was Arjan Flipse – roepnaam Flipje! Hij scharrelde de gehele dag rondom Westduin, ruimde alles op, zorgde voor fietsen verhuur en nam af en toe een stevig neutje. De anekdote was dat men een bierviltje aanstak en dat onder zijn stoel plakte en na verloop van tijd rookte dat enorm, zodat Flipje werkelijk flipte en zich wat boos maakte. De rest genoot in volle teugen
Over Sander Kluijfhout (Kliefhout, zoals ze de naam verbasterden) was een echte strandjutter en veel aangespoeld hout werd achter zijn huis opgeslagen.

In 1953 was de watersnoodramp in Zeeland en ook in Walcheren, doch het pension werd gespaard. Wel was merkbaar dat de zee flink te keer was gegaan. De bunker die aanvankelijk op de duin stond was door de afkalving geheel op het strand terecht gekomen. In 1954 werd “ons” vakantiepark galgewei genoemd, waar vakantiehuisjes werden opgericht.

Zicht op de Galgewei vanaf de duinen. Zie ook het washok rechts boven. Familie Huvers wandelde weleens over de wei. Hans zegt dat er weinig te beleven viel en dus liet men het veel links liggen

Ook het Vebenabos breidde uit. Overigens met geld van aardappeleigenaren uit oost-noord Nederland, die de recreatie gestimuleerden. Aanvankelijk demontabele huisjes, die later een meer permanent karakter kregen. (Zie een apart hoofdstuk hierover later).

De ruimten voor de twee gezinnen was te krap geworden door de opgroeiende kinderen. De gebroeders Huver probeerde nu een bouwvergunning te krijgen voor de bouw van enkele bungalows op hun eigen grond. Dit werd afgewezen. Ook de bouw van een dienstwoning kwam niet in aanmerking. Het uitbreidingsplan voorzag hierin niet en vanaf dat moment is een gigantische strijd geleverd tegen de beleidsvorming, bureaucratie en lokale politiek. Een uitvoerig verslag van de ontelbare acties, aanvragen en verweerschriften wordt in het boek weergegeven. Te veel om op te noemen of te vermelden.

Na het overlijden van Opa François Huvers in 1964 werd een salonwagen door Frans jr (de timmerman) en zijn schoonvader gebouwd voor moeder Huvers, vlakbij het restaurant. Ze noemde de salonwagen ”zonromdom”. Inmiddels kregen de gebroeders toch weer toestemming om hun bedrijf enigszins uit te breiden en/ of aan te passen. Echter de samenwoning was onhoudbaar geworden. Sjaak had tijdens de zomerperiode een slaaphuisje op het strand, doch dat moest telkens weer opgebouwd en afgebroken worden. In de zomer werd de zolder gebruikt als slaapplaats voor de kinderen!

Instanties die betrokken waren bij de diverse aanvragen of procedures gebruikten als tegen argumenten dat de uitbreiding in strijd zou zijn met de zeewering of bestemmingsplan natuur enz. enz. Pas in 1981 kwam er schot in de aanvragen. Een verkeerde interpretatie van een bebouwingslijn was steevast de oorzaak dat de uitbreiding steeds werd afgewezen.

Piet HeinDoor alle problemen met de diverse overheden stopten beide broers hun activiteiten en het bedrijf werd gesloten. Frans en zijn vrouw vertrokken naar Zoutelande en daarna wederom verhuisd naar Vlissingen waar Frans in 2004 overleed, en zijn vrouw nu nog zelfstandig (92) woont. Ik trof haar in aanwezigheid van haar zoon Hans en Wim.

Strandplezier met de overblijfselen van de Atlantikwall

Zoals reeds benoemd exploiteerde de fam. Huvers een voorziening op de stand vanuit een badhokje. Het badhokje werd verkocht en er verscheen een friettent en een slaaphuisje. In een latere fase bouwden de beide broer een heuse strandtent, nadat er een nieuwe duinovergang was gerealiseerd in 1948. De strandtent werd successievelijk uitgebreid. Sinds 1965 sprak men over de “consumptietent”. Zoon Wim (1949) runde al vroeg deze strandtent “Piet Hein”, samen met Sjaak en zijn vrouw Adri. Deze strandtent moest elk jaar op en afgebouwd worden, wat een hele heisa was. Het duurde ruim 6 weken opbouwen en idem dito afbreken. In de winterperiode ging hij werken als seizoen werknemer o.a. bij een bedrijf in Vlissingen” Hefa” een voorloper van de HEMA.

Het was een leuke tijd op het strand en samen met twee andere strandtenten in Domburg en Zoutelande waren ze de drie best bezochte gelegenheden op Walcheren. Hij koos echter om elders in loondienst te treden en is uiteindelijk bij de Sligro beland alwaar hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.
In 1970 werd de strandtent vervangen door een heuse strandbar genaamd “Beach bar” De beide broers, beiden al op leeftijd, verhuurden aanvankelijk dit bedrijf aan derden, doch in 1975 verkochten ze het aan Cor van Zweeden, die het de huidige naam “Piet Hein ”gaf.

Vervolg Westduin

In 1981 wilde de aannemer Flipse uit Koudekerke een optie nemen op het pand en de totale grond. Een plan om de huidige bebouwing te slopen en er vakantiehuizen neer te zetten werd weer afgewezen door B&W. De aannemer benaderde nu Eef Izeboud. Hij was al jaren in de horeca/restaurant wereld werkzaam en was op dat moment bedrijfsleider van het Strandhotel aan de boulevard te Vlissingen. Deze werd net zo enthousiast als mw. Huvers destijds. Hij zag brood in de locatie en ging voortvarend van start. In 1982 kocht hij de uitspanning voor 1.200.000.- van de fam. Huvers.

Zijn aanvraag om totale nieuwbouw te realiseren, stuitte wederom op diverse bezwaren van uit de overheden. Om een lang verhaal kort te houden, in 1983 kon met de bouw gestart worden en op 1 juni 1984 was de opening een feit.

De fam. Huvers daarentegen bleven achter met een kater van de diverse procedures, overlijden van een van de gebroeders, de verhuizingen en de sloop van hun levenswerk. Toch zijn ze nog steeds trots op het resultaat van hun grootouders en ouders en op hun zelf natuurlijk Eef Izeboud ging aan de slag, echter ook hij kreeg te maken met tegenslagen als afwijzingen van een lichtreclame enz. De jaarcijfers over 1984 waren niet best zodat er opnieuw geïnvesteerd moest worden. Een franchiseovereenkomst met het “golden tulip” concern gaf meer mogelijkheden. In 1992 verbrak hij de relatie met deze hotelketen. Uitbreiding volgde in 1998 en tot slot de grote uitbreiding in 2004. Eef Izeboud overleed echter in 2005. Zijn twee zonen namen het bedrijf met succes over.

Een aspect moeten we nog de revue passeren. Op de kruising met de Galgeweg stond aan de Vlissingse kant een houten huisje. Dat was van de fam. Huvers.

Het is door de jaren veel opgeknapt en werd gebruikt voor velerlei doeleinden. Zie de diverse foto’s . Bij de herschikking van de Galgeweg stond het in de weg., De familie werd gecompenseerd met een stukje grond erachter wat ze afsloten met een slagboom. Daar stalde ze tijdens de zomermaanden hun auto’s en fietsen. Toen de duinverbetering ”de zwakke schakels” werd gerealiseerd moest het stukje grond ingeleverd worden. Ze werden wederom gecompenseerd door grond nabij de huidige grote parkeerplaats te krijgen. Dit stukje historie is nu ook verduidelijkt.

In het gesprek met Hans Huvers, werd duidelijk dat zijn moeder nog leefde en daardoor een eye-witness. Deze kans liet ik me niet ontgaan en zodoende zat ik eind maart 2016 aan de tafel van mw. Huvers – Willems, oud 92 jaar, nog geheel zelfstandig wonende, maar wel met wat hulp van haar 4 kinderen, schoondochter en schoonzoon.

Mw. Huvers – Willems (2016)

Mw. Huvers – Willems (2016)Voor alle duidelijkheid, zij was gehuwd met Francois(Frans) Huvers, een van de twee(drie) zonen van het oorspronkelijk echtpaar Huvers. Haar verhaal begint in het Gelderse Twello. In de oorlog was zoon Frans ondergedoken in dit dorp. In de omgeving werd een hulp gevraagd voor het maken van (eigen teelt) sigaren. Frans was hierin geïnteresseerd en dus werd hij ingeschakeld in deze (m.i. illegale) handel. Op dat adres woonde ook een dochter. Beiden werden verliefd en trouwden zelfs in de oorlogsperiode.

Na de oorlog vertrok het echtpaar naar Vlissingen. Ze beschrijft het als een helse tocht. Overvaren naar Deventer, met de trein naar Arnhem, trein reed door naar Den Bosch. Ze hadden geluk want de konden met een andere trein door naar Vlissingen, die echter in feite maar tot Goes ging, maar uiteindelijk toch door ging naar Vlissingen. Ze schrok erg van de enorme verwoestingen. Nu ze er over praat lijkt het wel een trauma te zijn geweest. Via een opstapplaats bij het Wooldhuis (boulevard) voor een bootje, waar ze erg lang op moesten wachten. Deze bracht hen in het donker uiteindelijk naar Westduin. Nabij ons weitje konden ze van het bootje. Immers Walcheren was nog steeds overstroomd door de dijkdoorbraken vanwege de bombardementen bij Westkapelle en bij de Nollendijk te Vlissingen. Het weerzien was hartelijk, maar het viel haar toch allemaal tegen. De overgang naar het Zeeuwse en de reiservaringen speelde haar parten.
Gedurende de eerste periode was het leven hard. Veel inwoning van opzichters, die belast waren met de opheffing van de inundatie.

Dat deze mensen belangrijk waren voor de broodnodige inkomsten, bleek wel van het feit dat deze gasten de slaapplaatsen van de gezinsleden innamen en de familie in de algemene ruimten sliepen. Over deze naoorlogse periode weet ze nog dat Duitse krijgsgevangenen aan het werk werd gezet door achter hun café-restaurant mijnen te ruimen. Met prikstokken werd ze het veld in gestuurd. Ze kon zich niet meer herinneren of er ongelukken gebeurd waren. Op dit terrein is later het Vebenabos ingericht. Dat te bedenken dat men nog steeds niet over elektra, waterleiding en gas aansluiting beschikten. Alles was nog erg primitief. Een pomp werd gebruikt om water uit de duinen te halen, met gebruikte propaangas voor de gasstellen en lampen. Zelfs werden ze leverancier van de grote flessen als sub-depot. Uiteindelijk konden ze aangesloten worden op het waterleidingnet, doch daarvoor moesten zelf de sleuven graven. Dat was geen probleem.

Telefoon was er ook niet. Ze waren aangewezen op het restaurant Duinlust van Dishoek. Toen men uiteindelijk ook een aansluiting kreeg was hun abonnee nr. 267. Over de watersnoodramp in 1953 heeft men weinig last gehad. Men weet zich te herinneren dat er dood vee op het strand aanspoelde. Ook de grote bunker was ondermijnd geworden doordat het duinzand was weggeslagen en deze op het strand terecht kwam (foto).

Bij de ontwikkeling van het Vebenabos kwamen de kwartiermakers in huis en daar werd goed aan verdiend. Ze sliepen, aten en dronken het nodige! In 1959 is men begonnen de bunkers te ruimen. Over het toerisme weet ze nog dat dit in de jaren ’50 wat opgang kwam. Vanuit Middelburg en Vlissingen kwam men op de fiets naar het strand. Het was dan een drukte van je welste. Ook hadden ze een camping, weliswaar eenvoudig van opzet. Na verloop van tijd was dat niet meer toegestaan door de gemeente en dus maakte ze er een parkeerterrein van. Zelfs de eerste Duitse gasten dienden zich aan.

Van het café moesten ze het toch hebben. Veel vaste gasten, ook zomergasten maakten veel lange uren met kaarten en drinken. Vooral als men hun “katje gevangen ”had (lees loon ontvangen) dan was het verplicht even naar Huvers.

Over het strandleven weet mw. Huvers te melden dat ze slechts 2 uur in haar leven op het strand heeft verbleven. Het trok haar niet echt en… tijdens de mooie dagen moest er hard gewerkt worden. In de lente-zomer en najaar was het – zeker in het weekend – van ochtends vroeg tot diep in de avond werken geblazen. Over de omgeving had men contacten met Maarten Verhage, die later huwde met dienster Hullu en op zijn boerderij gingen wonen. Ook met hun buren Kluijfhout en met de familie Jobse. Op de laatste boerderij van de Galgewei woonde de familie Brasser, maar dat was al voor hen heel ver weg.
Enkele evenementen die jaarlijks hun café aandeden waren de Marathon en de automobielclub MAC de Zeeuwen. Ze hoorden weleens de opmerking dat de “nachten van Huvers” bekend(!) waren.

Vervolg mw. Huvers

Mw. Huvers-Willems rechts, midden staand Hans en rechts WimDat het horecaleven niet altijd over rozen gaat en heel hard werken betekent, zijn ze af en toe toch als gezin er even uit gebroken en b.v. naar het hertenkamp in Groede geweest, of met de bus naar Domburg en met de fiets naar Westkapelle. Later is mw. Huvers met haar man veel in Duisland op vakantie geweest. Sjaak en zijn vrouw Adri runde dan het hele bedrijf. Uiteindelijk heeft men besloten de onderneming te sluiten en na enige tijd te verkopen aan dhr. Izebouts. Wat als familiebezit over bleef was een klein parkeerterreintje, dat tot voor enkele jaren bij hen in gebruik was. Met de ontwikkeling van de Zwakke Schakels moest dit ook opgegeven worden doch daarvoor werd weer een stukje grond als compensatie aangeboden en dat is nog steeds in familiebezit. (Zie eerder in dit artikel)

Hans is nog steeds actief als fervent fotograaf van dieren in de natuur. Frans en Wim genieten van hun pensioen. Dochter Wilma is gehuwd en heeft twee kinderen en is nauw betrokken als mantelzorger bij het leven van Mw. Huvers.

Al met al een bewogen familiegeschiedenis die onlosmakelijk verbonden is aan de omgeving van onze Galgewei. Het is uiteindelijk een lang verhaal geworden, maar dat onlosmakelijk verbonden is met de omgeving van de Galgeweg.

Deel 4 | Interview Kees Marinisse

Kees MarinisseOp een oude foto van het restaurant Huvers en na het interview met Lou Kluijfhout kon ik opmaken dat recht tegenover het huidige Hotel Westduin aan de andere kant van de Galgeweg, een kleine boerderijtje heeft gestaan. Dit behoorde toe aan de familie Marinisse.

Een familielid bleek nog een slaaphuisje op het strand te hebben en een afspraak werd snel gemaakt. Het betrof Kees Marinisse. Samen met zijn vrouw Rina verblijven ze de zomerperiode in hun slaaphuisje op het strand  vlakbij het strandpaviljoen Piet Hein.

Aangezien hij praat over twee  generaties terug is qua historie van de familie niet erg veel bekend. Zijn grootvader Kornelis Marinisse was geboren in 1867 in Zoutelande. Hij huwde in 1890 met Suzanna de Bree en betrok het boerderijtje  aan de Galgeweg.

In zijn levensonderhoud werd voorzien als boerenknecht/ landbouwer en dijkwerker. Hij overleed op hoge leeftijd pas in 1962 te Biggekerke.  Daarnaast was hij een actieve strandjutter. Dat is niet vreemd als je zo dicht bij het strand leefde. Zijn gezin bestond uit 14 kinderen en het 9e kind was  zijn vader Willem.

Willem Marinisse

Deze groeide op in het boerderijtje  aan de Galgeweg. Hij was werkzaam als landbouwersknecht, landarbeider en na de oorlog als grondwerker bij de wederopbouw van het eiland Walcheren.  Na zijn huwelijk in 1934 met Willemina Pieternella de Wijze woonde hij op ’t Meulhofje ( een buurtje van drie huisjes), hoek Verbrande Hofweg / Koksweg. In 1947 zijn zij verhuisd dichter naar het dorp Koudekerke.
Het gezin bestond 8 kinderen, waarvan Kees  in 1942 werd geboren. Hij herinnert zich nog dat zijn grootvader de laatste bewoner was van de boerderij aan de Galgeweg. In 1948/1949 is het pand afgebroken als gevolg van de ruilverkaveling maar ook omdat het erg in verval was geraakt, tijdens de oorlog het lag in het spergebied, en gingen inwonen bij hun dochter op Klein Valkenisse.  Het kleine boerderijtje had twee bedstedes, doch door de gezinsuitbreiding (14 kinderen) werd van de nood een deugd gemaakt en van aangespoeld wrakhout werd steeds maar weer een slaapruimte erbij gebouwd.
Kees woont momenteel in Brielle, maar vooral zijn vrouw Rina was verknocht aan de zee en daarom werd er in 1998 het slaaphuisje gekocht op het strand. Het is inmiddels geheel herbouwd/gerenoveerd en het betekent voor hen nog steeds een geweldig zomerverblijf dat ze niet willen missen.

Kees weet zich nog wel te herinneren dat zijn opa veel op het strand was en in competitie met een zoon van Kluijfhout(of Jobse) zij min of meer het alleen recht claimde op gevonden zaken. Men had zelfs een stilzwijgende afspraak als je wat gevonden had, je het achterliet b.v. rechtopstaand of liggend, hetgeen betekende dat het een specifiek iemand toebehoorde. In die tijd spoelde er toch e.e.a. aan. Momenteel is dat nagenoeg nihil.

Kees vertelde dat hij vroeger in de zomerperiode zelden naar het strand ging, maar daarentegen in de herfst, winter en voorjaar met vrienden veel op of nabij het strand verbleef. Het wonen in het buitengebied betekende dat door de weeks de groenteboer, slager,  visboer, bakker en melkman nog aan de deur kwamen. Het Galgeweitje werd ook bezocht en in menig interview wordt hierop wat door de bewoners gezegd. Over het Vebenabos weet hij wat te vertellen over de bouw en aanleg. Over onze Galgewei weet hij niet zo veel dan dat er strandhuisjes werden opgeslagen en in de zomer werden de huisjes opgebouwd op de wei.

Deel 5 | Interview Lou Kluijfhout

Het huisje naast het hotel Westduin kennen we allemaal. Mooie voortuin, aangeharkt grint op de oprit, gesnoeide bomen. Hier woont de fam. Kluijfhout. Ze waren bereid om over de omgeving van de Galgewei te vertellen.

Het gaat hier om Lou Kluijfhout (1952), gehuwd met Tanny, die oorspronkelijk uit Colijnsplaat komt. Ze hebben twee kinderen, die nu de woning/camping aan de Galgeweg runnen, voorheen eigendom van de familie Verhage (zie hun interview). Omtrent de stamboom weet hij te vertellen, dat zijn ouders waren: Alexander(Sander) Kluijfhout (1908-1995) en Cornelia Poppe (1912 – 2009) Ze zijn op 6 augustus 1930 gehuwd en kregen 8 kinderen. Zij bewoonden een boerderij op het landgoed Zwanenburg. Lou is in het ziekenhuis in Vlissingen geboren.

De ouders van Alexander (vader van Lou) waren: Willem Kluijfhout en Neeltje Brandes. Dit gezin bestond uit 4 kinderen Alexander-Janus-Willem-en Lou. Lou is echter al op 30-jarige leeftijd overleden.
Van zijn oma (Neeltje Brandes) weet Lou te vertellen dat zij na het overlijden van haar man Willem pension Duinlust in Dishoek is begonnen. Het pension is later overgenomen door haar zoon Janis en schoondochter Sien. Zoon Willem die achter het pension woonde was groenteboer en ging langs vele adressen om zijn waren aan de man te brengen, ook als vaste leverancier op het Galgeweitje.

De vader van Lou (Alexander of te wel Sander) vormde samen met Isaak Verhage een compagnon schap in de landbouw.

Tijdens de 2 wereldoorlog is hun huis op Zwanenburg verloren gegaan. Enerzijds doordat het huisje gevorderd werd door de Duitsers en deze hun gaarkeuken erin hadden gemaakt. In 1951 werd het huidige huis aan de Galgeweg gebouwd. Uiteindelijk heeft Lou het in 1987 verworven. Hier is Lou (1952) ook geboren. De vader van Lou (Alexander of te wel Sander) vormde destijds samen met Isaak Verhage een compagnon schap in de landbouw.

Tijdens de 2e wereldoorlog is hun huis op Zwanenburg verloren gegaan. Enerzijds doordat het huisje gevorderd werd door de Duitsers en deze hun gaarkeuken erin hadden gemaakt. De moeder van Lou wist zich te handhaven in de oorlogsjaren door o.m. krijgsgevangenen(Marokkanen) te voeden. In 1951 werd het huidige huis aan de Galgeweg naast Westduin gebouwd. Uiteindelijk heeft Lou het in 1987 verworven. Aan de geschiedkundige achtergrond en ontwikkelingen rondom Zwanenburg zal een apart artikel worden gewijd.

Over zijn jeugd vertelt hij dat het zoeken naar allerlei zaken in de bunkers een geliefde bezigheid was. Uit kogellagers werden knikkers gehaald en er werd driftig mee gespeeld. Ook staken ze brandplaatjes (fosfor) in een luciferdoosje en na het aansteken was het vlug wegwezen. Een stevige steekvlam was veelal het resultaat. Nadat de bunkers begin ’60 jaren gesloopt werden, waarbij ze met springstof werkten, was de lol over.

Op school naar Koudekerke en als bijnaam hadden de bewoners van de omgeving van de Galgeweg de “duunaepjes of Westhoekers”.  Ook had Cees Marinisse (een oom van Kees Marinisse- zie historie) de bijnaam Cees Perebie. Ze speelden af en toe ook op de Galgewei, waar in de winter de afgebroken huisjes waren opgeslagen. Ook rond het huisje van Huvers (aan de overkant van de Galgeweg tegenover het huidige hotel Westduin) werd veel gespeeld en kattenkwaad uitgehaald. Het huisje is al een tiental jaren geleden afgebroken bij de herinrichting van de Galgeweg. Lou was van beroep timmerman. Hij is nu gepensioneerd en in de zomermaanden stelt hij zijn naast het huis gelegen wei, open voor dag parkeerders.

In de winterperiode was er vroeger niet veel te doen. Een welkome afwisseling was de boerenvisite. Tweemaal per jaar ging men bij elkaar in de buurt op de koffie, waarbij de ouders onder elkaar de nieuwtjes uitwisselden en de kinderen naar hartenlust met elkaar speelden.
Met nieuwjaarsdag moesten ze de kerklasten betalen. Dat was zo de gewoonte!
In de omgeving werd veel aan koolzaad en vlasteelt gedaan. Dat is nu heel anders!

Gegevens stuk:

  • Toegang: 413 Fotocollectie
  • Nummer:6272
  • Titel: Landbouwer Kluijfhout met vrouw, dochter Maatje en dienstmeisje voor hun hofstede op Zwanenburg
  • Datering: 1870 ca.

Deel 6 | Interview familie Jobse

Een van de laatste puzzelstukjes rondom de Galgeweg moest nog worden ingevuld t.w. de boerderij annex kampeerterrein/zomerhuisjes van de familie Jobse. Postuum laat ik Piet Jobse SR aan het woord. Enige jaren geleden hem ik hem in zijn woning in Koudekerke bezocht. Hij is in 2015 overleden op 89-jarige leeftijd.

Piet vertelde dat hij in deze boerderij aan de Galgeweg is geboren. Het pand wordt geschat op 300 jaar oud en voor zover bekend steeds in familiebezit! Hij was gehuwd met Leintje van Sluijs. Ze kregen 4 kinderen, t.w. Jos, Piet JR, Corrie en Jan. Destijds heeft hij deze boerderij van zijn ouders overgenomen. Het was een gemengd bedrijf, t.w. landbouw en veeteelt. De gronden rondom deze boerderij waren ongeveer 8 ha. In 1976. Toen de koeltanks werden ingevoerd, is het vee verkocht en vormde de landbouw in hoofdzaak de broodwinning.

Uit overlevering weet hij te vertellen dat tijdens de Franse overheersing de naam aan de weg werd gegeven t.w. de Galgeweg (Noot interviewer: dit is een van de vele duidingen die er bestaan omtrent de Galgeweg en Galgewei. Zie het artikel over de Vygheter, die een aannemelijker verklaring geeft voor de naamgeving van dit gebied).

Hij herinnerde zich zijn jeugd, waarbij hij samen met vrienden Bram en Maarten wat bij verdiende met aardbeien plukken en ze gingen polsstoksloot springen (klauwstok genaamd). Naar school ging hij in Koudekerke, waarbij de fiets het enige vervoermiddel was. Vooral ging hij met zijn vrienden uit de omgeving, het strand op om te kijken wat er allemaal was aangespoeld. Hij vond er hout, een vat olie en wijnvaten.

De oorlogsperiode is zeker niet aan hem voorbijgegaan. In 1940 werd hij opgeroepen om in Straatsburg voor de vijand(Duitsland) te gaan werken. Dat vertikte hij, met als gevolg dat hij moest onderduiken. Eerst in Amsterdam in een loods, later in 1943 naar Andijk, waar hij meehielp met de bloembollenteelt. In oktober 1943 keerde hij terug naar Zeeland. Dat was gevaarlijk, maar met medewerking en/of hulp van de plaatselijke politie is het hem gelukt uit handen te blijven van de vijand. De bevrijding kwam in 1944, waarna hij deel uit ging maken van de stoottroepen in Valkenisse. Bunkers werden ontmanteld, stiekem spelen met de munitie enz.

In 1947 was het jaar dat – na de drooglegging van het eiland Walcheren - de landbouw weer kon worden uitgeoefend, althans toen was de grond ontzilt en men kon voor het eerst weer inzaaien. Er werd gerst en vlas verbouwd.

In 1949 kwam de recreatie steeds meer in beeld. Het Vebenabos werd ingericht, want voorheen was deze grond voor de landbouw bestemd. De stichting, die daarvoor werd opgericht, zorgde voor de nodige financiën. Ook verhuurde hij ruimte voor de werknemers en opslag van materialen. Over het weitje weet hij te vertellen dat er vroeger veel konijnen zaten. Hij had een jachtvergunning en schoot menig haasje, dat hij voor 3 kwartjes kon verkopen. Piet was vroeger ook een fervent ringrijder, wat hem goed afging.

Tot zover reiken mijn aantekeningen van destijds. De omgeving kende hem maar al te goed. Met zijn scootmobiel reed hij dagelijks rond in de omgeving. Als vervolg op dit postuum interview, sprak ik in mei 2017 zijn zoon Pieter JR (1952) en kleinzoon Edwin (1977). Hij weet uit overleveringen dat het geslacht Jobse al van ver voor 1800 bestaat. Zijn grootvader, Joos genaamd, is al vroeg in 1946 overleden, terwijl zijn vrouw (oma) in 1960 pas is overleden.  Hij zelf weet van zijn jeugdjaren dat er veel gespeeld werd in de aanwezige bunkers in de duinen.

Na de oorlog werd de boerderij weer door zijn vader voortgezet. Hij begon ook een kleine camping, eerst niet officieel. Een kippenschuur deed dienst als verblijf voor gasten en zo is allengs de uitbreiding tot een camping tot stand gekomen. Later is alles geformaliseerd.

De indeling van deze boerderij bestond in feite uit twee woningen en een schuur. In een gedeelte van de woning huisde Piet en zijn gezin, daarnaast eerst oma Jobse en later oom Dirk. Nadat Piet vertrok naar “het dorp Koudekerke “trok Pieter JR (geïnterviewde)in de woning. Hij is trouwens van jongs af aan in de bouw werkzaam geweest en dat is gebleven tot dit moment.

Over de omgeving vertelt hij dat de naast gelegen buren als de fam. Verhage en fam. Kluijfhout, fam. Huvers en fam. Brasser geregeld bij elkaar op visite kwamen. Ze noemen het als gebruik een “boerenvisite”. Alle kinderen kwamen mee en er werd gepraat, gelachen en gespeeld. Ook werd er een stevig borreltje gedronken. Bij het gezin van de fam. Brasser had dochter Krina een prachtig hutje met popperige inrichting en dat was een groot feest voor Corrie om in te spelen.

Ook duidde hij op de moerasachtige plek, wat verdwenen is onder de uitbreiding van de duinen ten gevolge van het project de Zwakke Schakels. Vroeger noemde men die plek “de Rimboe”. Een heuglijk feit weet Corrie, een dochter van Piet en zus van Pieter JR, te vertellen dat er ooit een keer een St. Nicolaasfeest werd gevierd bij de fam. Huvers. Dit was nog nooit vertoond in de buurt en dus heel uitzonderlijk. Het is waarschijnlijk bij één viering gebleven.

Ook vult ze aan – ondanks haar jeugdige leeftijd destijds medio 1960 – dat de bunkers werden opgeblazen, wat een oorverdovende knal was. Nadien moesten zij van hun vader met een karretje de baksteentjes her en der gaan verzamelen die dan gebruikt werden voor verharding van hun oprit. Op het dagelijks menu stond overigens altijd soep, aardappelen, groente- voornamelijk uit hun tuin – en een stukje vlees. Dat vlees werd bewaard in grote Keulse potten en was afkomstig van de jaarlijkse slacht van een varken. De man van Corrie - een schoonzoon- wist zich dat goed te herinneren en dat was voor hem een aparte ervaring. Overigens haar favoriete eten was meiraapjes met gekookte peertjes, aardappelen en een bal gehakt. Als goed gebruik maakt ze dat nog geregeld klaar voor haar gezin.Naar het strand

Over de boerderij van Verhage (nu Kluifhout) weet Piet JR te vertellen dat deze nu de naam draagt van “Duinerve”. Deze blijkt oorspronkelijk afkomstig te zijn van de naam van de boerderij van de ouders van Maarten Verhage, die in het veld stond en door de inundering in 1944 geheel is verwoest. Momenteel wordt in het natuurpark middels een hoogte geduid dat hier ooit een boerderij stond. Veel is van die boerderij niet bekend. Een pentekening, door een onderduiker gemaakt, is het enige grafische bewijs van het bestaan van die boerderij.

Inmiddels is Pieter JR ook verhuisd naar “het dorp” en nu is alles in beheer en eigendom van zijn zoon Edwin. Hij woont er nu met zijn vrouw en kinderen in de gehele boerderij en runt de zomercamping. Ook hij is momenteel al jaren werkzaam in de bouw, net als zijn vader. Kortom: in vogelvlucht de geschiedenis van drie generaties.

Zoon Edwin en Pieter JR Jobse

Zoon Edwin en Pieter JR Jobse

Extra gegevens:

  • Datering: 1870 ca.
  • Fotograaf: Onbekend
  • Oud registratienr.: FA3668
  • Copyright: Ja, naam onbekend
  • Plaats: Zwanenburg

Deel 7 | Zwanenburg of Swanenburch of Swaenenburcht….

Zwanenburg of Swanenburch of SwaenenburchtUit het relaas van de familie Kluifhout konden we opmaken dat zij jarenlang op een boerderij of hofstede hebben gewoond, dat een onderdeelvormde van een aantal boerderijen op de grond van de voormalige “buitenplaats Swanenburg”. Dit grondgebied grenst aan de omgeving van onze wei richting Vlissingen en is nu omgevormd tot een openbaar park, tennisveld en horecagelegenheid. Het integreerde mij om daarover meer over te weten. Nu was er een artikel geplaatst in het heemkundeblad Nehalenia, najaar 2016, nr. 193 door de opsteller/schrijver Jaco Simons, die de historie van deze buitenplaats of kasteel of landgoed grondig heeft onderzocht. Daarnaast werd nog informatie verzameld – ook gepubliceerd door Jaco Simons - uit de Klaver Vier, een infoblad voor Pauwenburg en van de webmaster Koudekerke Sjoerd de Nooijer. Met toestemming van deze schrijvers heb ik een samenvatting gemaakt en wat aangevuld met ander en eigen materiaal om zodoende meer bekendheid te geven over dit stukje grond.

Voorgeschiedenis

Ongeveer tussen de jaren 1600 en 1750 heeft in de uiterste zuidwesthoek van de Heerlijkheid Koudekerke Zwanenburg gestaan, een buitenplaats met kasteelachtige uitstraling. De zogeheten ambachtsheerlijkheid van Koudekerke was voor Walcherse begrippen omvangrijk te noemen. Het gebied strekte zich uit van tennispark Zwanenburg in het Nollebos tot aan de Middelburgse veste, en van Dishoek tot zelfs over het kanaal door Walcheren, daar waar de Erasmuswijk in Middelburg is gebouwd
De naam werd blijkbaar populair, want op Walcheren hebben een zomerverblijf onder Oostkapelle en een boerderij in de buurt van Oost-Souburg met dezelfde benaming bestaan.

De eerste vermelding van buitenplaats Zwanenburg - vroeger gespeld als Swanenburg(h) of Swanenburch(t) - vinden we op de Zeelandia Comitatus van Willem Blaeu. Naast de vele dorpen en enkele steden op Walcheren worden slechts een paar belangrijke hoven vermeld. Zwanenburg is één van die markant aangegeven plekken. Blaeu vervaardigde deze kaart tussen 1635 en 1638, maar baseerde zich op oud materiaal, namelijk uit de periode 1598-1615.

Smallegange schrijft in zijn Cronyk dat Apollonius Ingels - geboren in de eerste helft van de zeventiende eeuw - de bouwheer was van Swanenburg. Gezien de genoemde vermelding op de kaart van Walcheren uit 1598-1615 mogen we aannemen dat hij een reeds bestaande buitenplaats - van een van zijn voorouders? - liet ver- of herbouwen tot een verblijf van indrukwekkende omvang. (zie tekening van het familiewapen van Ingels) Na het ter ziele gaan van de buitenplaats, vóór het jaar 1750, blijft slechts de boerenhofstede bestaan.

Het heerlijk huis te Swanenburg

Het grondgebied dat destijds Koudekerke omvatte, was groot te noemen, zeker voor Walcherse begrippen. Diagonaal gezien strekte het zich uit van de Middelburgse veste, bij buitenplaats De Griffioen, tot aan het duingebied bij de Nolle in Vlissingen. Zwanenburg bevond zich direct aan de kust op de hoger gelegen duinvoet. In de huidige situatie kunnen we stellen dat Zwanenburg lag tussen de banen van tennisclub D.O.S. in het Nollebos en de ‘verlengde’ Burgemeester Van Woelderenlaan in Vlissingen.

Hoewel we de naam Zwanenburg regelmatig tegenkomen, geven de beschikbare bronnen niet veel concrete informatie prijs. Toch krijgen we dankzij topografische kaarten, overlopers, vergaarboeken, prenten en summiere beschrijvingen een vrij goed beeld van de buitenplaats en het gebied eromheen.
De Overloper van de Westwatering uit 1622 bevestigt dat in de periode ervoor een aantal kleinere percelen werd samengevoegd tot één groot perceel in het desbetreffende gebied. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om het perceel waarop Zwanenburg werd gebouwd. De ontwikkelingsgeschiedenis van een buitenplaats startte meestal met de aankoop van een bestaande boerderij. Dat was niet uniek op Walcheren, maar wel bijzonder.

De eerste bewoners van het kasteel waren lieden uit het 'edele en aanzienlijke' geslacht Ingels(e). Leden uit deze familie bekleedden hoge functies, zoals die van burgemeester, statenlid van Zeeland en VOC-bestuurder.

Qua ontwerp was Swanenburg geen doorsnee Walcherse buitenplaats, want het bouwwerk kreeg een kasteelachtige uitstraling, waarbij vervolgens diverse panden werden bijgebouwd.

Naamgeving

Over de herkomst van de naam Swanenburg zijn er onduidelijkheden. Jacob Verheye van Citters, de bekende magistraat, oudheidkundige en verzamelaar, schrijft in zijn aantekeningen uit 1801 dat Swanenburg niet werd vernoemd naar de gevleugelde dieren, zoals algemeen werd aangenomen, maar naar een in de buurt liggend water, de Swaa, Swaak of Swaan geheten. De dubbele klinkers, zoals aa, ee, ie of ij, duiden volgens hem op een water(loop). Ze zijn voortgekomen uit het Latijnse woord aqua. Verheyes theorie is een optie. Maar vervolgens stuiten we op een nieuwe vraag. Kunnen we het woord Swaan tevens interpreteren naar de vorm van die waterloop? AI sinds mensenheugenis loopt er immers een S-vormig stroompje vanaf de huidige Kanovijver in het Vlissingse Nollebos tot aan de huidige Koudekerkseweg. In de loop der tijd is er een deel, zowel door mensenhand als door de inundatie in 1944, verbreed en er zijn wat aftakkingen gegraven. De contouren van de S-vormige waterloop zijn echter nog altijd duidelijk te herkennen in het landschap. Op luchtfoto's van dit gebied is de zwanenhals mooi te zien.

Mattheüs Gargon zegt in zijn Walcherse Arkadia (een beschrijving van het eiland uit 1715-1717) dat Zwanenburg genoemd is naar de vele zwanen, die in de gracht rondom de buitenplaats zwommen. Jacob Verheye van Citters, oudheidkundige, schrijft in zijn aantekeningen uit 1801 echter dat het geheel genoemd is naar een water, de Swaan geheten. Het blijft onzeker waar de naam op gebaseerd werd.

Ontwikkelingen

Als buitenverblijf heeft Swanenburg circa 100 jaar bestaan, zoals een herenhuis, een koetshuis en diverse andere bijgebouwen. De bijgebouwen hielden het veel langer vol, namelijk ruim 300 jaar. Vermoedelijk was Swanenburg in de tussentijd in een verwaarloosde toestand geraakt, want op I I april 1727 werden het slot en de bijbehorende grond door Johanna Cornelia Ghyselin verkocht. De grond viel in handen van diverse nieuwe eigenaren. Het slot kwam op naam van schoonzoon mr. Johan François van Hogendorp, ambachtsheer van Steenhuysen en stadsbestuurder in Vlissingen. In de Scheldestad was hij raad vanaf 1729, in de periode 1725-1735 diverse malen schepen en tot slot in 1737 burgemeester. De verkoop van het slot betekende het einde van Swanenburg als buitenplaats, want al binnen een half jaar, om precies te zijn op 23 september 1727, werd het slot weer verkocht aan de compagnons Pieter Cousijn en Pieter Wanjon, beide afkomstig van Oud-Vlissingen. Tussen 23 september 1727 e

Ontmanteling buitenplaats

Het bezit van Apollonius Ingels en zijn nazaten moet tot de verbeelding hebben gesproken. Dat is wel duidelijk. De cartografenbroers Hattinga maken op hun kaart van Walcheren uit circa 1750 immers melding van 't geslegte Slot Swancnburg, terwijl dat gebouw dan al meer dan twintig jaar uit het landschap was verdwenen. De archieven van de Polder Walcheren laten ons zien dat er in 1713, en in de jaren daarna, percelen in handen komen van andere eigenaren. De naam Ingels raakt uit beeld.

Hoe zag slot Swanenburg eruit?

Swanenburg werd op een weliswaar amateuristisch getekende prent afgebeeld in het beroemde boek Nieuwe Cronyck van Zeeland. Auteur Mattheus Smallegange meldde in zijn tussen 1696 en 1700 gepubliceerde werk, dat de weduwe van Apollonius Ingels op het slot woonde; op dat moment achterhaalde informatie, want Maria Schot was al zes jaar eerder overleden. Het is duidelijk dat Smallegange's lijvige werk in een tijdspanne van vele jaren werd geschreven, want een aantal feiten was intussen niet meer actueel.

We krijgen met de prent van Swanenburg een indruk van hoe het slot er in grote lijnen moet hebben uitgezien, met de kanttekening dat de illustratie een sterk geïdealiseerd beeld geeft van de werkelijkheid door middel van verfraaiing en vergroting. Swanenburg lijkt namelijk omvangrijker dan het eigenlijk was. Toch moet de kasteelachtige buitenplaats op Walcheren grote bekendheid hebben genoten. De gravure toont een ommuurd geheel dat wordt omgeven met een brede gracht. Een brug, die voor een deel ophaalbaar is, sluit aan op de L-vormige bijgebouwen met zadeldaken; een poort met driehoekig fronton geeft toegang tot de rechthoekige binnenplaats. Daaraan bevinden zich het hoofdgebouw, de genoemde bijgebouwen en de met beelden verfraaide siertuin. Het hoofdgebouw of herenhuis is rechthoekig van vorm en bestaat voornamelijk uit één woonlaag met zadeldak. In het midden zien we een Vlaamse trapgevel en daarachter een klein (klokken)torentje. De dakvlakken aan weerszijde van de trapgevel bevatten een kleinere dakkapel. Het herenhuis heeft op één hoek een vierkante toren met een hoge, ingesnoerde vierkante spits. Aan de andere zijde lijkt een tweede woonlaag aanwezig te zijn in een breder, rechthoekig torentje met eveneens een ingesnoerd piramidedak en een schoorsteen. De gevels en torens bevatten meerdere horizontale banden waarin kruisvensters zijn opgenomen. Aan de binnenplaats bevinden zich twee toegangen tot het hoofdgebouw Buiten de gracht staat een conciërge- of tuinmanswoning. Slot Swanenburg met rechts op de achtergrond burg zijn "gedemolieert" ofwel gesloopt. De aankoop van een te slopen pand kon lucratief zijn, want afbraakmateriaal werd in die tijd hergebruikt. De verkoop van dat materiaal leverde geld op. Dat, in tegenstelling tot het huis, het behoud van de boerderij van Swanenburg wél van belang was, werd op 8 juni 1728 duidelijk. Wanjon kocht toen diverse stukken weiland, waaronder een perceel bij Swanenburg 22.

De tweede wereldoorlog

Als in mei 1940 de oorlogshandelingen losbarsten in Vlissingen blijft alleen de familie Stroo in het gebied wonen. De Duitsers bouwen in de duinen een zogeheten kustbatterij met de naam Veste Heldburg. In de volksmond wordt het verdedigingswerk Zwanenburg genoemd. De batterij is voorzien van een kanon. Als deze in actie komt, worden, vanwege de luchtdruk, telkens enkele dakpannen van het huis van de Stroo’s afgeblazen. In oktober 1944 worden op vier plaatsen de Walcherse dijken gebombardeerd door de geallieerden, waaronder de Vlissingse Nolledijk. Het eiland wordt daardoor onder water gezet, met als doel de Duitse bezetter te verjagen. Het duurt vervolgens bijna een jaar om Walcheren vrij van water te maken. Door het geweld worden alle panden, inclusief hofstede Zwanenburg verwoest. Zoals bleek is het kasteel al meer dan 250 jaar geleden ter ziele gegaan en moest de overgebleven hofstede het 63 jaar geleden ontgelden.

Herinneringen…

Een landschappelijke herinnering vinden we tegenover de banen van tennisclub DOS, in het Nollebos. Deze waterpartij is het enige overblijfsel uit de tijd van de indrukwekkende buitenplaats. Verder zijn de verwijzingen naar de verdwenen buitenplaats legio. Zo vinden we straatnamen als Zwanenburg en Zwanenburgseweg. Overigens kreeg de laatstgenoemde weg als gevolg van de wederopbouw van Walcheren een andere indeling. De van oorsprong bochtige, onverharde weg liep vanaf de Grenswegeling - bij Garage Murre - tot aan de kust - bij de tennisbanen van LTC DOS. Nu heet alleen het gedeelte vanaf de ingang van het Nollebos tot aan de duinen Zwanenburgseweg. Voorts werd in het verleden een school voor lager beroepsonderwijs naar Zwanenburg genoemd. Tot slot treffen we in het Westduinpark een sauna en aan het einde van de Burgemeester van Woelderenlaan een boerderij aan met de naam Swaenenburgh.

Boerderij Swanenburg

In de eerste helft van de negentiende eeuw werden er op het grondgebied van de voormalige buitenplaats verschillende panden bijgebouwd. Ze stonden pal naast de boerderij. Tussen 1923-1924 en 1940 werd de boerderij van Zwanenburg gepacht door de familie De Visser. De andere drie boerenhuizen werden bewoond door de familie Stroo, de familie Maas en de familie Van Vlaanderen. (zie foto's a en b) Zij bezaten gemengde boerenbedrijfjes, met bouwland en wat vee. Na het ter ziele gaan van de buitenplaats, vóór het jaar 1750, blijft de boerenhofstede bestaan. Van de bewoners weten we weinig meer dan hun namen.?

De prachtige en goed verzorgde woonboerderij aan de heeft, om verwarring te voorkomen, niets te maken met de oude buitenplaats Zwanenburg. De boerenhofstede bleef bestaan, zoals vaak het geval was bij opgeheven buitenplaatsen. Het boerenbedrijf was immers zelfvoorzienend en kon zelfs in moeilijke tijden standhouden. Hofstede Zwanenburg werd in 1940 door de bezetter gevorderd. De Duitsers bouwden in de duinen een zogeheten kustbatterij met de naam Veste Heldburg. In oktober 1944 werden op vier plaatsen de Walcherse dijken - waaronder de Vlissingse Nolledijk - gebombardeerd door de geallieerden. Walcheren werd onder water gezet om de Duitse bezetter te verjagen.

Door het geweld van het water werden alle panden in het Nolle- en Westduin gebied van Vlissingen verwoest, inclusief hofstede Zwanenburg.

De eigenaren van slot en boerderij Swanenburg

  • 1595/ 1633 Apollonius Ingels, grondlegger
    Apollonius Ingels,de stichter en bouwheer van Zwanenburg. Hij huwde Maria Schot(1608) in 1626. Ze kregen in 1627 een zoon Jasper of Gaspar.
  • 22 oktober 1633 Maria Schot,
    Na het overlijden van Apollonius sr. in 1633, verhuisde het gezin naar Vlissingen maar bleef eigenaresse van het slot. Zij overlijdt op hoge leeftijd van 86 jaar in 1694.
  • Circa 1652 Jasper (Gaspar) Ingels.
    Vermoedelijk zal Jasper tussen 1649 en 1653 eigenaar zijn geworden. Zeker als burgemeester van Vlissingen en als gevolg van zijn huwelijk met Cornelia Cau zal hij Swanenburg wel in eigendom hebben gehad in die periode, hoewel daar geen bewijs voor is gevonden. In elk geval bleef hij tot zijn dood in 1679 eigenaar van het door zijn vader opgerichte slot.
  • April 1679 Bonifacius Ingels.(+1694)
    Als erfgenaam van Jasper werd Bonifatius Ingels(oudste zoon) aangewezen. Hij zou slechts drieënhalf jaar eigenaar zijn van Swanenburg, want al op 20 november 1682 verkocht hij tweederde deel, waarop het slot stond aan zijn grootmoeder Maria Schot.
  • 20 november 1682 Maria Schot
    De koper was niemand minder was dan de intussen 74-jarige grootmoeder Maria Schot! Zoals eerder vermeld, overleed Maria Schot in februari 1694 op de voor die tijd uitzonderlijk hoge leeftijd van ongeveer 86 jaar.
  • Februari 1694 Johanna Constancia Ingels, gehuwd met Johan Ghyselin
    Na de dood van Maria Schot ging het slot uiteindelijk naar de zus van Bonifatius Johanna Ingels. Na haar dood en die van echtgenoot in 1707, werd het slot uiteindelijk in 1712 toegewezen aan een dochter Johanna Cornelia Ghyselin.
  • 4 maart 1712 Johanna Cornelia Ghyselin
    Swanenburg ging naar zijn dochter Johanna Cornelia Ghyselin, gehuwd met Johan de la Palma. Op 11 april 1727 werden het slot en de bijbehorende grond door Johanna Cornelia Ghyselin verkocht.
  • I I april 1727 Johan François van Hogendorp
    Het slot kwam op naam van schoonzoon mr. Johan François van Hogendorp.
  • 23 september 1727 Pieter Wanjon en Pieter Cosijn
    De verkoop van het slot betekende het einde van Swanenburg als buitenplaats, want al binnen een half jaar, om precies te zijn op 23 september 1727, werd het slot verkocht aan de compagnons Pieter Cousijn en Pieter Wanjon, beide afkomstig van Oud-Vlissingen. Tussen
  • 1727 en 1730 werd het pand vermoedelijk gesloopt.
  • Circa 1730 einde buitenplaats, boerderij blijft bestaan.
  • Op 9 mei 1730 kocht Pieter Wanjon de andere helft van zijn compagnon Cousijn.
  • Na het overlijden van Pieter Wajon in 1749 werd zijn zoon Max eigenaar maar verkocht het weer in 1750 aan Cathalina Jansen Maas.
  • 30 januari 1750 Cathalina Jansen Maas.
  • 30 april 1754 draagt zij het over aan haar zoon Jan Willemsen Moens
  • Circa 1778 kocht Jan de Kock de boerderij.
  • Op 9 september 1788 kocht Jacob Willemsen Bakker de boerderij. Inmiddels was de omvang door landaankoop gegroeid tot 34 gemeten()
  • Op 17 maart 1798 werd Floris Heijstek de nieuwe eigenaar.
  • Medio 1810(?) werd de boerderij verkocht aan de weduwe Wilhelmina, Carolina van den Brande. In 1799 was ze getrouwd met de uit Gouda afkomstige Adriaan Caspar Cornelis Slicher. In 1800 kwam hun dochter Johanna Jacoba Maria ter wereld. In 1808 overleed haar man.
  • Na het overlijden van Wilhelmina in 1826 ging de hofstede over op 21 december 1827 op dochter Johanna Jacoba Maria Slichter (1800-1851) en haar man, de uit het Noord-Franse Charleville afkomstige Albert Willem Laurens Heldewier, waarmee zij in 1824 was getrouwd en kreeg vier kinderen.
  • De hofstede kwam vervolgens in het bezit van Elvira Heldewier(1835-1876), het jongste kind van het echtpaar Heldewier-Slicher. Zij trouwde met Auguste Charles Constant Garnier. Het paar kreeg een zoon Eugene Albert.
  • 1876 August Charles Constant Garnier en Eugène Albert Garnier werden eigenaren, na de dood van Elvira in 1876
  • Eugène Albert Garnier werd volledig eigenaar na de dood van zijn vader in 1906
  • In het tweede kwart van de 19e eeuw werden er op het grondgebied van de voormalige buitenplaats verschillende panden bijgebouwd. Deze kleine boerderijtjes stonden dicht bij de grote schuur van hofstede Zwanenburg.
  • Circa 1938 graaf Robert Marie François Carpentier de Changy en familieleden en mogelijk mr.Willem Hendrik Vermaas
  • 1956: Mr. Vermaas verwerft de grond waarop Swanenburg ooit stond. Bewoners / pachters van de hofstedes
  • Op het westelijke stuk van het oorspronkelijke perceel 5 gemeten en 38 roeden werd in de eerste helft van de zeventiende eeuw een extra boerderijtje gebouwd. Deze kwam pal naast de schuur van boerderij Swanenburg te staan.
  • Tussen 1810 en 1820 verkocht Lein Kuipers zijn boerderijtje aan dijkwerker Dirk Stroo. Dan breekt de 'periode Stroo' aan, met achtereenvolgens de genoemde Dirk. dijkwerker Cornelis sr.. kleermaker Cornelis jr. en landbouwer Jacobus.
  • Rond 1882 volgde naast het boerderijtje nog een kleine boerenwoning.
  • Dit tijdvak zou tot 1942 duren, tot de buurtschap Swanenburg werd ontruimd door de Duitse bezetter. Ook de rond 1882 gebouwde. naast het boerderijtje staande boerenwoning hoorde bij de familie Stroo.
  • 1923 - 1940 familie Visser. Dit echtpaar kreeg 4 kinderen.
  • Daarnaast werden in het buurtschap nog boerderijen bewoond door o.a.door de fam. van Vlaanderen.
  • Hier sluit even het onderzoek naar Zwanenburg zelf. De hofstedes of boerderijen is toch een verhaal apart geworden. Dit vereist meer kadastraal onderzoek en oude kaarten omtrent de ligging en de bewoners.

Dus meer tijd.

- John Branderhorst, wordt vervolgd…

Deel 8 | Interview: Krina Brasser en Elien Maljaars

	 Voorwoord:   Een initiatief van de toenmalige voorzitter van de bewonersvereniging Galgewei Wim Vermeule, ruim 10 jaar geleden, om over de Galgewei iets vast te leggen, was door mij destijds opgepakt.  Ik ben begonnen met een historisch onderzoek van de omgeving, doch merkte snel dat de onbekendheid van het gebied me parten speelden. Ik kon uiteraard het ook beperken op puur het ontstaan en ontwikkeling van de wei zelf, doch dan zou dit te kort gedaan worden aan de oorsprong en ontwikkelingen. Ook prikkelde mij het feit dat de bekendheid omtrent deze plek (tussen Westduin en Zwanenburg) een "blinde vlek" is wat betreft historische gegevens.  De start was om een aantal bewoners van de omgeving te interviewen. Dat leverde zo veel materiaal op dat van het een het ander zich aandiende. Ik heb zelf geen ervaring met het maken of samenstellen van een sociaalgeografisch onderzoek, maar puur gevoelsmatig is langzamerhand een aardig overzicht ontstaan van deze omgeving. Ook de medewerking van de (voormalige) bewoners was geweldig, waarvoor ik graag nog mijn dank uitspreek.  De interviews van de bewoners zult U terugvinden onder het item bewoners van deze site.  Het idee om alles in een boekwerk te verzamelen is langzamerhand verlaten. Nu is alles op internet beschikbaar en het voordeel is dat wijzigingen, aanvullingen of nieuwe onderwerpen vrij snel en praktisch gerealiseerd konden worden. Hierdoor blijft het mogelijk een levendig document, waaraan eenieder nog zijn bijdrage kan leveren. De plaatsing via de webmaster van de vereniging is tevens een goede check om evt. problemen te voorkomen.  Mocht U nog opmerkingen hebben dan kunt U via mij jj.branderhorst@gmail.com contact opnemen.  Veel leesplezier.  John Branderhorst, Huisje no.4  Index: Artikel no. 1:	De Vygheter(5 delen) Artikel no. 2:	Maarten Verhage.(Duinerve). Artikel no. 3:	Westduin (fam. Huvers). Artikel no 4:	Fam.Marinisse. Artikel no 5:	Fam. Kluijfhout. Artikel no. 6:	Jobse. Artikel no. 7:	Buiten Zwanenburg. Artikel no. 8:	Brasser / Maljaars. Artikel no. 9:	Klederdracht / Galgeweg     Deel 1 Naam Vygeter  De naam Vijgeter heeft in de loop der tijden vele schrijfwijzen gekend. Zowel de namen Vycheter, Vijgheter, Vijgeneter, Viseter, Vischeter en Vijgeter werden wisselend gebruikt. Er is voor gekozen om hier alleen de laatste schrijfwijze te gebruiken: De Vijgeter. Deze schrijfwijze wordt thans ook gebruikt voor de benoeming van het duingebied. Zoals al blijkt uit de vele variaties op de naam, doen ook over de herkomst van de naam verschillende theorieën de ronde. Zo wordt de herkomst soms afgeleid van een persoonsnaam (Vijgh), of een paleografische vergissing (Vischeter). Soms wordt een link gelegd met Vijgendieven of wordt de herkomst van de naam gezocht in het bestaan van zee- of landvijgen. Het is zelfs mogelijk, dat de naam verwijst naar een vogel: De Wielewaal, waarvan de Griekse naam (Sikofagos) letterlijk vertaald 'vijgeneter' is. Deze vogel voedt zich met insecten, rupsen en kleine vruchten zoals bessen welke in het duingebied genoeg aanwezig zijn. Welke theorie de juiste is, zal vermoedelijk nooit bewezen worden.  Situering van de omgeving:  prent omgeving  Galg…?!  Op de Atlas van Loon uit 1664 staan de wachthuizen bij Dishoek en de Vijgeter aangegeven met een symbool, dat ergens doet denken aan een galg. Dit symbool moet echter de eerder genoemde bakens voorstellen. Zie verder in artikel 1 de wachthuisjes Ze worden op deze kaart aangegeven als een lange paal met een soort hefboom waaraan een (brandende) takkenbos omhoog kon worden gelaten. Dit symbool moet dus niet verward worden met een galg, die overigens wel degelijk in deze buurt bestaan heeft. Op het grondgebied van Koudekerke heeft namelijk sinds 1587 ook nog een galg van Vlissingen gestaan. Er zijn nog diverse veldnamen, die hier aan herinneren: 't Galgeweitje, de 'Oge Weitjes en 't Galgeland. Verder bestaat er tegenwoordig nog een straatnaam: De Galgeweg. Tot slot is er ook nog een deel van het Oostgat dat de naam Galgeput draagt. Bijgaand krantenartikel bevestigd het bovengenoemde. krant galgeweg   Een oude kaart omtrent de veldnamen van deze omgeving komt ook de naam Galgeweitje voor.  Een kopie van een topografische kaart zoals de Galgeweg oorspronkelijk verliep  oude prent galgewei 2  nieuwe situatie  Deel 2 Wachthuisjes:  Bij Dishoek vinden we de hoogste duinen van Zeeland en die waren ook vroeger al een belangrijk herkenningspunt. In 1579 werd ter bescherming van Walcheren op bevel van de toenmalige gouverneur van Walcheren, de heer Alexander de Haultain, gestart met de bouw van een negental wachthuizen, waaronder die bij Dishoek en de Vijgeter. Vanuit deze wachthuizen opereerde de landwacht en kon men de scheepvaart in de gaten houden en werd ook de terugkomst van de Oost-Indiëvaarders aan de bewindhebbers van de V.O.C. gemeld. wachthuisjes wachthuiskjes2  Wachthuisje te Dishoek omstreeks 1674 ....................... Wachthuisje “de Vygeter” omstreeks 1700  Bij deze wachthuizen werd doorgaans op een hoog duin een baken geplaatst, dat bestond uit een paal met zijlatten en later ook een olielamp waardoor men zo´n 'kaap' dan van grote afstand kon herkennen.  Dankzij de wachthuizen te Dishoek en de Vijgeter wist Frans Naerebout met een groepje vissers eens 81 opvarenden van een zinkende Oost-Indiëvaarder te redden. wachthuisjes 3  Schilder Pieter Saegers heeft in 1699 een stadsgezicht op Vlissingen gemaakt, dat tegenwoordig onderdeel uitmaakt van de collectie van het Zeeuws Maritiem muZEEum. Op dit doek is naast de stad Vlissingen ook een deel van het Walcherse achterland en een gedeelte van de kustlijn zichtbaar. Hierop vallen de hoge duinen en het baken bij Dishoek op. Het baken dat staat afgebeeld, zal qua formaat enigszins overdreven zijn.  stadsgezicht vlissingen  De overblijfselen van het fort de Vygeter, waarbinnen een wachthuis werd gebouwd, zijn omstreeks 1700 vastgelegd door Herman Saftleven jr. (1609-1685). Er zijn drie afbeeldingen van het wachthuis van zijn hand bekend, waarvan er hier twee zijn weergegeven. De afbeelding hier, toont een vrouw met kind en kent het opschrift "Viseter buyte Vlissinge".  fort vijgheter  Wachthuisje “de Vygeter” omstreeks 1700  Het is niet vreemd, dat er mensen bij het wachthuis worden afgebeeld, want uit het lidmatenregister van de Hervormde Gemeente Koudekerke blijkt dat Simon Janssen reeds op 3 juni 1684 op het fort woonde.  Op 3 maart 1700 blijkt uit hetzelfde register, dat daar dan ook Maatje Josias woonde.  In de 'Acta ofte handelingen van de Consistoria van Coudekercke' duikt de naam De Vijgeter opnieuw op: "Den 4 maert 1713. Willemijntje huijsvrou van Corn. Dane af te seggen om dat sij Matie Josias sonder reden heeft geslagen, alleen maar om dat genoemde Matie het geleende gelt had ingevordert, en tegen broeder Sijmon Janssens vrou sou gesegt hebben: Wat duivels volk woont daer op de fijgeter: welk laeste nogtans leugenagtig is bevonden". Deze Willemijntie was al in 1711 voor haar 'kijvagie' berispt.  Uit het begrafenisboek van de Hervormde Gemeente Koudekerke kan verder worden opgemaakt, dat er nog meer mensen op het fort woonden: "1705, 27 maarti, is begraven Cornelia Willems van 't fort de Vijgheter". Uit het lidmatenregister blijkt, dat zij reeds op 3 december 1672 van Westkapelle in Koudekerke was komen wonen.  Uit de prenten valt op te maken, dat het voormalige fort meerdere kleine torens moet hebben gehad, maar dat het geheel bescheiden van omvang was. Binnen het fort is een wachthuis gebouwd, waarbij een baken met twee zogenaamde zijlatten was geplaatst.  Het wachthuis De Vijgeter zal ondanks de vervallen toestand in 1700, nooit helemaal zijn functie verloren hebben, want in 1781 wordt het weer aangeduid als batterij nr. 5 en had het een magazijn en kogeloven. In de periode hiervoor blijft het ook op kaarten, zoals die van Isaak Tirion uit 1747, als zodanig aangegeven.  Vooral in de Bataafs-Franse tijd vervulden de batterijen weer een militaire functie omdat de spanningen tussen Frankrijk en Engeland opliepen. In 1800 werd het wachthuis bij Dishoek aangemerkt als batterij nr. 7 en werd het voorzien van een magazijn. In 1795 werd het Haags Verdrag gesloten, waarin werd bepaald, dat in Vlissingen een Frans garnizoen gelegerd mocht worden. Napoleon liet daarna in Vlissingen een vloot bouwen, die Engeland, waarmee hij in oorlog was geraakt, moest gaan aanvallen. Na 1814 verliezen de batterijen bij Dishoek en Vijgeter steeds verder hun functie. In 1845 wordt batterij nr. 5 nog aangemerkt als 3e klasse en in 1854 wordt deze officieel opgeheven.  Vermoedelijk was de batterij al eerder buiten gebruik geraakt, want reeds in 1848 werd De Vijgeter door Van der Aa in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden als volgt beschreven: "voormalig wachthuis en vuurbaak aan de Zuid-West kust van het eiland Walcheren, op de duinen tegen de Westerschelde 3/4 u. N.W. van Vlissingen gem. en 1/2 u. Z.Z.W. van Koudekerke. In 1809, bij de landing van de Engelsen was hier eenen gewapende batterij".   oude vijgheter   Na het verdwijnen van de batterij bleef de gelijknamige hofstede de Vijgeter bestaan, tot deze bij de bevrijding in 1944 werd verwoest door het water. Dat het duin bij de Vijgeter ook na deze periode een belangrijk strategisch punt bleef, blijkt uit het feit dat tot enkele jaren geleden op deze plek nog een militaire uitkijkpost heeft bestaan.  In 1920 werd er nabij het voormalige fort en batterij 'de Vijgeter' een pad aangelegd en begon men de hier gelegen gelijknamige boerderij te gebruiken om er snoep te verkopen aan badgasten.  De boerderij is in 1944 weliswaar verwoest, maar de naam de Vijgeter ging daarna over op een kiosk, later een restaurant dat omstreeks 2006 is gesloopt ten gunste van de kustversterking ” de Zwakke Schakels”. De Uitspanning aldaar heeft tot die tijd passanten voorzien van hapjes en drankjes. In een apart artikel wordt de geschiedkundige ontwikkeling van deze boerderij en haar bewoners weer gegeven, evenals het restaurant wat is voortgekomen uit een eenvoudige voorziening voor de toeristen en passanten.  Deel 3  De hofstede “De Vijgeter”  Hofstede De Vijgeter (of De Vijgheter) was gelegen aan de duinrand vlakbij de plek, waar vanaf 1525 een versterking en wachthuis op de duinen stond en omstreeks 1600 al een hofstede lag. Een deel van de duinen onder Koudekerke wordt tegenwoordig nog steeds met de naam 'De Vijgeter' aangeduid. Over de herkomst van de naam doen allerlei theorieën de ronde. De naam herinnert ons verder ook aan een klein buurtschapje, dat rond de hofstede ontstond en waarvan hier zijdelings ook verslag wordt gedaan.  De hofstede, waar we ons in dit artikel op concentreren, is gelegen in het 'Pier Cop. Bogaertsz. block', dat in de overloper van Westwatering Walcheren van 1574 als volgt werd omschreven: "Den block daer Pier Cob Bogaert inne placgt te woonen noort van Willeboort Huysen, de waterganck lydt oost, zuyt ende noort ende den dijck west ende begint van den Noorden inne" Vrij vertaald staat hier: Het blok waar Pier Cop Bogaertszoon in woonde, ten noorden van de hofstede van Willeboort Huysen, de watergang ligt er ten oosten, zuiden en noorden van en de dijk westelijk. De percelen werden beschreven vanuit het noorden beginnend. Toen de overlopers van de Polder Walcheren in 1574 en 1585 de stukken land overliepen, werd er nog geen hofstede vermeld. In de overloper uit 1608 is dat wel het geval, waardoor we moeten aannemen dat deze ergens tussen 1585 en 1608 moet zijn ontstaan. Als eerste eigenaar van deze hofstede komen we in de overloper van 1608 de naam van Cornelia Gilles Jonckswager tegen. Cornelia zal in de jaren hiervoor de grond (nog zonder hofstede) met een omvang van 1 gemet en 13 roeden hebben verkregen van Geeraert de Wafelsse en liet daarop voor 1608 een hofstede stichten.  FRAGMENT UIT DE OVERLOPER VAN DE WESTWATERING WALCHEREN, 1622  In de overloper van de polder Walcheren uit 1622 werd in de algemene blokomschrijving voor het eerst melding gemaakt van een hofstede bij De Vijgeter. Het blok werd daarin als volgt omschreven: "Den block daer Pier Cop Boogaert in placgt te woonen ende Claijs Janssen bij de Fijgeeter nu in woont, den waterganck licgt oost, zuyt ende noort ende 's heeren vroon ofte de duijnen west, ende begint van den Noort West houck inne". Hieruit valt op te maken dat ene Clays Janssen (Klaas Janssen) de hofstede bij de Vijgeter bewoonde. Uit de omschrijving van de percelen in het blok valt op te maken dat Rogier Cobbaert, waarover later meer, eigenaar van de hofstede is en dat hij deze hiervoor heeft verkregen van Cornelia Gilles Jonckswager. De eerder genoemde Klaas Janssen blijkt de hof, met een omvang van 1 gemet en 13 roeden dan te pachten omdat werd aangegeven dat hij er baande.  De eerstvolgende vermelding van de naam De Vijgeter die betrekking heeft op de hofstede komen we tegen in het Lidmatenregister van de gemeente Koudekerke (1632-1732). Hierin duikt op 6 oktober 1634 de naam Sampson de Jager op en wordt vermeld dat deze dan woonachtig is op De Vijgeter. De vermelding betreft een zogenoemde attestatie. Doorgaans wordt een attestatie uitgegeven op het moment dat een persoon of gezin, bijvoorbeeld door verhuizing, vertrekt naar een andere kerkelijke gemeenschap die tot hetzelfde kerkgenootschap behoort als de kerk waaruit men afkomstig is. Vermoedelijk is Sampson dus van buiten Koudekerke op De Vijgeter gaan wonen. Uit ditzelfde register kan ook worden opgemaakt, dat zijn vrouw Janneken Mattheus heette en dat ze samen op 30 juni 1635 hun belijdenis aflegden voor de Nederduitsch-gereformeerde kerk te Koudekerke. Van Janneken Mattheus vinden we geen attestatie waardoor we kunnen aannemen, dat zij toen reeds woonachtig was op de Vijgeter in Koudekerke. Deze veronderstelling klopt als Cornelisz. Mattheus haar vader was. Van hem komen we namelijk een vermelding op 4 februari 1640 tegen na zijn overlijden en ook daarbij werd De Vijgeter als verblijfplaats genoemd. Hij werd geen eigenaar van de hofstede maar zal de pacht van Klaas Janssen hebben overgenomen. De laatste vermelding van een bewoner van hofstede De Vijgeter in het lidmatenregister van de Nederduitsch-gereformeerde kerk te Koudekerke, vinden we op 2 november 1647 als Leijnken Mattheus haar belijdenis heeft.  In 1648 werd wederom een overloper samengesteld voor de Polder Walcheren en komen we de naam tegen van dan reeds overleden Cornelisz. Mattheus als pachter op de hofstede en die van de oude en nieuwe eigenaar: Rogier Cobbaert en mr. Jacob Schot(te). Van Rogier Cobbaert is bekend dat hij enige tijd burgemeester van Vlissingen was en gehuwd was met Pieternella Willems. Hun dochter Eewoudina Cobbaert trouwde in 1628 te Vlissingen met Jacob Schot. Deze Jacob Schot was jurist, diplomaat, politicus en letterkundige en erfde een gedeelte van de buitenplaats 'Bossenburg' en bezat in het ambacht Oud-Vlissingen ook de hoeve 'Konijnenberg'. Hij werd in 1620 tot ridder geslagen na bemiddeling in een twist tussen Engeland en Bohemen en was afwisselend raad, schepen en burgemeester van zowel Vlissingen als Middelburg in de periode 1612-1640 Naast zijn bestuurlijke functies in de steden Vlissingen en Middelburg was hij ook hoofdparticipant in de W.I.C. te Vlissingen en bewindhebber van de V.O.C. kamer te Middelburg. Hij was dus een ware bestuurstijger.  Jacob Schot verwierf De Vijgeter van zijn schoonvader Rogier Cobbaert. Beiden hadden het hofje als beleggingsobject in hun bezit zoals vele hofjes op Walcheren eigendom waren van welgestelde families die er maar zelden zelf woonden. Uit de overloper van 1675 blijkt vervolgens dat de broers Johan en Geleijn Lamspins De Vijgeter met 1 gemet en 13 roeden onder aan de duinen hebben verkregen van Jacob Schot die op 5 juli 1650 te Vlissingen werd begraven.  PORTRET VAN JACOB SCHOT(TE) 1620  Johan en Geleijn Lampsins waren twee zonen van de bekende koopman en reder Cornelis Lampsins (1600-1664). Hun vader was getrouwd met een nichtje van Jacob Schot: Tanneken Geleyns Boer geseyt Schot. Cornelis Lampsins en Jacob Schot vervulden beide functies als raad, schepen en burgemeester te Vlissingen en kenden elkaar zodoende goed. Uit politiek en financieel oogpunt sloten leden van dergelijke welgestelde families wel vaker onderling huwelijken. Of dit altijd een vrije keuze was valt te betwijfelen...  jacob schotte  Voor de genealogie, (JOHN hyperlink invoegen) Cornelis Lampsins' oudste zoon, Johan Lampsins trouwde met Margaretha Veth, met wie hij na de dood van zijn vader buitenplaats Lammerenburg bewoonde. Johan Lampsins overleed in 1695, waarna zijn echtgenoot De Vijgeter erfde en bezat tot haar overlijden in 1713. Namen van pachters uit deze periode zijn helaas niet bekend.  Tot 1742 bleef De Vijgeter in bezit van (de erven van) Margaretha Veth, hierna volgen de eigenaren van het hofje elkaar in rap tempo op: In 1742 Lambertus Offringa, in 1743 Jan Poumes en in 1766 Jan Boudewijnsen.(3) Van deze laatste is bekend dat hij getrouwd was met Jannetje van Keulen. Nadat zij in september 1767 te Koudekerke overleed, werd het hofje met 13 gemet en 269 roeden land op 27 oktober 1767 voor ongeveer 267 Vlaamse ponden verkocht aan Gillis Jansen. Deze Gillis Jansen werd op 14 januari 1773 te Koudekerke begraven. In 1774 komen we dan een nieuwe eigenaar tegen in de overloper van 1713 en blijkt de uit Grijpskerke afkomstige Gillis Pieter(sen) de Lange de eigenaar te zijn geworden van de hofstede. In 1780 stuiten we vervolgens op een woningruil: Op 18 april verruilde Gilles Pieter de Lange zijn hofstede De Vijgeter voor de hofstede van Govert Kuijpers te Biggekerke. Govert Kuijpers kocht voor 450 Vlaamse ponden De Vijgeter van Gilles Pieter de Lange die op zijn beurt 200 Vlaamse ponden aan Govert betaalde voor diens hofstede te Biggekerke. Op kaarten uit de zeventiende eeuw wordt de kleine hofstede aan de duinrand nog niet aangegeven. Is deze destijds over het hoofd gezien? Pas in 1750 wordt de hof voor het eerst duidelijk op de kaart van het Eiland Walcheren door de gebroeders Hattinga aangegeven. Aangenomen mag worden, dat de hofstede in de tussen- liggende periode wel gewoon bewoond bleef. FRAGMENT KAART GEBROEDERS HATTINGA 1750  kaart hattinga FRAGMENT MINUUTPLAN SECTIE G1, 1811-1832  De naam De Vijgeter prijkt eveneens op de kadastrale minuutplannen uit 1823. Uit de bijbehorende aanwijzende tafels kan worden opgemaakt, dat de percelen die bij De Vijgeter horen zijn gelegen in de Kievitshoek. Naast het huis, de schuur, tuin en het erf zijn er dan vele percelen wei-, bouwland en bos. Deze blijken allen eigendom te zijn van bouwman Leijn Kuijpers (ca1774-1850). Op 12 mei 1804 kocht hij De Vijgeter (hof met land) voor ongeveer 359 Vlaamse ponden van zijn vader Govert Kuijpers .(4) Hij bezat sinds 3 januari 1800 echter ook een speelhof met huis in Oud-Vlissingen, welke hij kocht van Cornelis Blok voor slechts 70 pond Vlaams.  De uit Biggekerke afkomstige Leijn Kuijpers was enkele jaren hiervoor op 29 september 1797 in Vlissingen gehuwd met de uit Domburg afkomstige, Jacomina van Keulen. Samen bewoonden ze de hofstede en kregen ze in 1806 of 1807 te Koudekerke hun eerste dochter Johanna Maria (ca1806-1840). In 1808 volgde hun zoon Lourens (1808-1876)en op 9 maart 1813 werd te Koudekerke tenslotte ook hun tweede dochter Jacomina Maria Kuijpers (1813-1886) geboren. Hun zoon Lourens Kuijpers trouwde op 23-jarige leeftijd als eerste van de drie kinderen op 10 december 1831 met, de dan 27-jarige en uit Koudekerke afkomstige, Catharina Leijnse (ca1804-1863). Lourens was op dat moment nog boerenknecht, waarschijnlijk bij zijn vader op hofstede De Vijgeter met adres B54.  Omstreeks 1850 werden enkele stukken land die behoorden bij De Vijgeter verkocht en zijn er een klein huis (adres B55) en een kleine hofstede (adres B56) ontstaan, welke later met enkele andere huisjes een buurtschapje vormden dat bekend werd onder de naam De Vijgeter. Het kleine huisje op adres B55 lag direct naast De Vijgeter en zal in 1846 zijn ontstaan toen het weiland van perceelnummer G63 met een omvang van 34 roeden en 60 ellen werd gesplitst en Cornelis de Kroo, landman te Koudekerke, eigenaar werd van een huis en erf op 3 roeden en 50 ellen, kadastraal bekend onder perceelnummer G423 (vermelding splitsing in perceelsgewijze leggers in 1847).  Na het huwelijk van Lourens Kuijpers en Catharina Leijnse in 1835 werden zij samen eigenaar van enkele andere percelen die tot dat moment ook bij De Vijgeter behoorden. In 1853 werd het kadastrale perceel G70 met een omvang van 33 roeden en 90 ellen gesplitst en werd er een huis met erf aangelegd. (G403: 1 roede en 20 ellen, op adres B56). Lourens Kuijpers werd hier eigenaar van en bleef dit tot 20 juli 1870, toen het spulletje werd verkocht, zo blijkt uit de notariële akte van die verkoop en de perceelsgewijze leggers.(5,6) Voor zover bekend kregen Lourens en Catharina geen kinderen. Op de topografische kaart van 1911 staat dit hofsteedje, iets ten oosten van hofstede De Vijgeter aangegeven. Oud bewoonster van De Vijgeter, Elizabeth Kaboord van Vlaanderen vertelde hierover:  "De geheel door bomen omgeven woning naast de Vijgeter lag iets hoger in het landschap en kon worden bereikt via een laantje."  De jongste dochter van Leijn Kuijpers en Jacomina van Keulen, Jacomina Maria Kuijpers, trad hierna op 25 oktober 1833 op 20-jarige leeftijd te Koudekerke in het huwelijk met, de toen 25-jarige en in Vlissingen geboren, boerenknecht Antheunis van Vlaanderen (1808-1877). Als laatste trad de 32-jarige Johanna Maria Kuijpers in het huwelijk op 4 mei 1838 met de dan reeds 51-jarige Pieter Jobse. Ook uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. Johanna Maria overleed namelijk al op 17 mei 1840. Waarschijnlijk hebben alle stellen enige tijd bij hun ouders op De Vijgeter gewoond. Op 21 december 1838 overleed hun moeder Jacomina van Keulen op 67-jarige leeftijd te Koudekerke. Haar man Leijn, volgde haar op 4 maart 1850 in de ouderdom van 76 jaar toen hij eveneens te Koudekerke stierf. boerderij vuijgheter  Boerderij de Vygeter     Antheunis van Vlaanderen en Jacomina Maria Kuijpers zullen kort na het overlijden van Jacomina van Keulen vanwege hun snel groeiende gezin zijn uitgeweken naar Vlissingen (adres: wijk M nr. 62)(7). Dit blijkt uit de vermelding van de geboorteplaats in de geboorteaktes van hun kinderen: Hun eerste zoon Leendert (1831-1847) en dochters Jacomina van Vlaanderen (1835-1836) en Catharina van Vlaanderen (1837-1903) en werden allemaal nog in Koudekerke geboren. Hun latere dochters en zonen, Leyn (1840-1924), Jacomina (1843-1935), Leendert (1847-1849), Lourens (1849-1897) en tenslotte Petronella (1851-1923) werden allen te Vlissingen geboren. Na het overlijden van Leijn Kuijpers en de geboorte van dochter Petronella op 17 juli 1851 zullen Antheunis van Vlaanderen en Jacomina Maria Kuijpers omstreeks 1853 zijn teruggekeerd naar De Vijgeter te Koudekerke. Daar werd namelijk hun laatste zoon Andries van Vlaanderen (1855-1929) geboren op 18 maart 1855. In 1862 werd Antheunis van Vlaanderen tevens eigenaar van het naastgelegen huis op adres B55. Antheunis blijft op De Vijgeter werkzaam tot zijn overlijden op 2 november 1877 te Koudekerke. Hofstede De Vijgeter blijft hierna eigendom van Jacomina Maria Kuijpers, de weduwe van Antheunis van Vlaanderen.  boederij vijgheter 2 Op 2 april 1878 werd in de Middelburgsche Courant wel de op handen zijnde openbare verkoop van twee andere eigendommen van Antheunis van Vlaanderen aangekondigd. Uit deze advertentie kan worden opgemaakt waaruit deze bestonden: “Tegen het einde dezer of het begin der volgende maand zal in het openbaar worden verkocht een hofsteedje met verderen timmer, erf, tuin en bouwland, een huis en erve en bouw- en weilanden, staande en gelegen in de gemeente Koudekerke; behoorende tot den boedel en de nalatenschap van Antheunis van Vlaanderen. J.A. de Wolff, notaris."  Uit de verkoopakte van notaris J.A. de Wolff valt op te maken dat het naast De Vijgeter gelegen woonhuis op adres B55 (G423), dat tot die tijd werd gebruikt door Lein van Vlaanderen, voor f 800,- in handen komt van een ander familielid: Jan Maas (1837-1916) en diens echtgenoot Jacomina van Vlaanderen (1843-1935). Zij was een dochter van Antheunis van Vlaanderen. In 1909 wordt de sloop van dit huis naast De Vijgeter bijgeschreven in de perceelsgewijze leggers en wordt de bestemming ervan weer weiland. In 1930 werd dit perceel tenslotte door de familie Van Vlaanderen verkocht. De tweede hofstede van Antheunis van Vlaanderen die bij de verkoping in 1878 werd verkocht, was aan de Zwaanweg gelegen op adres B62 (G132). Deze hofstede werd tot de verkoop gebruikt door Cornelis Maas en werd voor f 3025,- verkocht aan Lein van Vlaanderen.  Hofstede De Vijgeter bleef na 1878 eigendom van Jacomina Maria Kuijpers die hier bleef wonen. In 1881 werd de splitsing van percelen vermeld in de perceelsgewijze kadastrale leggers en blijkt er vanaf dat moment ook sprake te zijn van nevengebouwen. De nieuwe kavel (G529) heeft dan een oppervlakte van 13 roeden en 50 ellen. boederij vijgheter 3  Een volgende vermelding van De Vijgeter werd gevonden in het gemeentearchief van de gemeente Koudekerke: Op 3 september 1886 schreef de toenmalige burgemeester van Koudekerke een brief naar de commissaris van de koningin waarin hij zich beklaagde over het gebrek aan veiligheidsmaatregelen bij het zogenoemde schijfschieten door militairen op het strand. Uit de brief blijkt dat net als een jaar eerder, schade aan de hofstede De Vijgeter werd gemeld na een schietoefening op het strand. De commissaris van de koningin heeft naar aanleiding hiervan de garnizoenscommandanten van Middelburg en Vlissingen ontboden en beloofde beterschap aan de burgemeester.  Na het overlijden van Jacomina Maria Kuijpers in 1886 wordt haar zoon Andries van Vlaanderen (1855-1929) eigenaar van het huis, erf en de nevengebouwen. Op 12 november 1897 is de toen 42-jarige landbouwer Andries, met de eveneens uit Koudekerke afkomstige, toen 35-jarige dienstbode, Elizabeth Janse (1862-1947) in Koudekerke getrouwd.  boer  Ze staan hier rechts samen afgebeeld voor het woonhuis op De Vijgeter dat ze met hun vier kinderen bewoonden. De foto moet even voor 1929 zijn gemaakt. Hun vier kinderen waren Antheunis (1898-2002), Willemina (1900-1907), Jacomina (1901-1954) en Maria (1904-2001). Hun enige zoon, Antheunis van Vlaanderen (1898-2002), werd op 25 december 1898 op De Vijgeter te Koudekerke geboren en werd vernoemd naar zijn opa. Hij heeft geruime tijd op de hofstede bij zijn ouders als landbouwer gewerkt.  Er braken roerige tijden aan: Tijdens de Eerste Wereldoorlog blijft Nederland weliswaar neutraal, maar dat betekende niet dat deze oorlog hier ongemerkt voorbij ging! Er heerste schaarste en op het strand bij de Vijgeter spoelden regelmatig lijken aan waardoor de verschrikkingen van de oorlog ook hier voelbaar waren. In juli 1915 volgde de ontploffing van een drijvende mijn tegen een paalhoofd op het strand nabij de hofstede. Door de schokgolf werden de pannen over elkaar geslingerd en zelfs enkele planken van de schuur gerukt. Ondanks dat de bewoners binnenshuis waren deden er zich geen persoonlijke ongelukken voor. Elizabeth van Vlaanderen (1927-heden), dochter van Antheunis (Theune) van Vlaanderen vertelde: "Mijn vader vertelde dat de mijn ontplofte toen hij buiten aan het hooien was. De schoven met hooi werden opgetild en vielen daarna weer naar beneden door de enorm krachtige drukgolf."  In de jaren na de eerste wereldoorlog ontwikkelde de kustzone zich tot een aantrekkelijk recreatiegebied en komt het toerisme langzaam tot bloei. Zo werd er in 1920 een fietspad 'De Vroonslag' aangelegd waarna op de hofstede werd gestart met het stallen van fietsen van strandgangers en passanten. Tijdens deze periode is ook de hieronder weergegeven foto gemaakt. Hierop zijn de gebouwen zichtbaar en lijkt de plaats nog grotendeels overeen te komen met die in 1823: Één losstaande houten schuur en een houten schuur waartegen een stenen woonhuis met luiken is gebouwd. Alle gebouwen zijn met dakpannen gedekt en de schuren met zwart geteerde gepotdekselde delen betimmerd.  Op de foto hier links staat Antheunis van Vlaanderen met zijn paard en slede voor zijn schuur op De Vijgeter. In de deuropening van de schuur staan zijn zusters Marie (1904-2001) en Jacomina van Vlaanderen (1901-1954) die toekijken hoe hij naar het bouwland vertrekt met zijn paard. Er werden lange dagen gemaakt op de zware kleiige akkers. Niet verwonderlijk dus, dat Antheunis een rieten paardenmand meenam met voer voor zijn paard. Na een dag ploegen konden zo 2500m2 worden omgelegd. Tegenwoordig duurt dit met modern landbouwmaterieel en een veelvoud aan pk's nog geen dertig minuten!)  ANTHEUNIS VAN VLAANDEREN VOOR HOFSTEDE DE VIJGETER (VOOR 1930) Antheunis van Vlaanderen trouwde op 21 april 1926 met de toen 25-jarige Leuntje de Kam (1900-1963). Zij was in Grijpskerke geboren als dochter van smid Klaas de Kam en Johanna de Witte. Tenminste vier jaar woonde het paar op de hofstede waarvan zij overigens geen eigenaar waren. Na het overlijden van Andries van Vlaanderen in 1929 bleef zijn vrouw welliswaar tot 1939 eigenaar van De Vijgeter maar verhuisde zij in 1930 naar de Dishoekseweg te Koudekerke. Antheunis zoon, Pieter van Vlaanderen, vertelde het volgende over deze periode:  "Antheunis ambities lagen niet in het boerenleven. Hij wilde veel liever naar zee. Hij heeft geprobeerd om er iets van te maken, maar zijn verhaal kwam altijd uit op de slechte verkoopprijzen van wat hij fokte (varkens en kippen) of verbouwde (tarwe en andere gewassen). Ook door verhuur van fietsen aan recreanten probeerde hij wat bij te verdienen. De inzet van de recessie zal dus wel een rol meegespeeld hebben. Verder moest de boedel van zijn in 1929 overleden vader gescheiden worden. Twee zussen waren mede-erven. Hij voelde er niets voor, om zich voor de boerderij in de schulden te steken. boerin  die bij de Vijgeter behoorden, door Elizabeth Janse aan Abraham Kluijfhout Lourensz. werden verpacht. Het contract is getekend door Antheunis van Vlaanderen. Op 29 oktober 1930 werd op hofstede De Vijgeter nog een tweede openbare verkoop gehouden waarbij de landbouwinspan en huisraad in het openbaar werden verkocht.  Van een echt landbouwbedrijf is hierna op De Vijgeter geen sprake meer geweest: De grond en landbouwwerktuigen waren immers verkocht.  Vermoedelijk werd Joost de Witte, die iets verderop richting het huidige Hotel Westduin woonde, in 1930 de nieuwe gebruiker of uitbater van de hofstede. Hij verhuurde er fietsen en begon ook met de verkoop van consumpties en strandartikelen aan recreanten. Pogingen om zijn bedrijf uit te breiden kwamen hier echter niet van de grond. Uiteindelijk richtte hij iets verderop Camping Dishoek op, dat thans nog bestaat.  ELIZABETH JANSE MET KARNTON BIJ HET WOONHUIS VOOR 1930  Hofstede De Vijgeter werd op 25 november 1938 door notaris Paap te Vlissingen bij inschrijving verkocht aan de Koudekerkse pensionhouder Arie Bergshoeff. Hij werd de nieuwe eigenaar van de hofstede, met tuin, bosch en erf aan de Vroonslag onder Koudekerke. Reeds bij de verkoop blijken enkele percelen grond bij De Vijgeter te zijn gevoegd waardoor de oppervlakte toenam tot 28 are en 30 centiare.(15) In die tijd werd er ook een varkenshok en een kleine zomerwoning bij de hofstede gebouwd en was er omstreeks 1940 een café gevestigd.(9) Uit een krantenartikel dat op 4 en 5 maart 1940 in zowel de Middelburgsche als Vlissingse Courant wordt gepubliceerd blijkt dat de schuur van de hofstede al reeds voor het begin van de oorlog in slechte staat verkeerde en in 1940 definitief ten onder ging:  “De bewoners van de aan het rijwielpad gelegen hofstede ‘De Vijgeter’ hebben dezer dagen een hachelijk avontuur beleefd. Des avonds omstreeks 11 uur stortte plotseling met donderend geraas het dak van een aan deze hofstede grenzende bouwvallige schuur in, welke door de vorst en sneeuwval veel geleden had. De schuur deed des winters dienst als bergplaats voor strandhuisjes, kano’s en dergelijke. Een ware ruïne was het gevolg. Verschillende kano’s werden door de vallende dakpannen, balken en puin totaal vernield. Ook aan de strandhuisjes is nogal enige schade toegebracht, daar vele ruiten het moesten ontgelden. Persoonlijke ongelukken kwamen gelukkig niet voor. Wel zijn de bewoners natuurlijk danig geschrokken. Voor de eigenaar een ware schadepost.”  Tijdens de de bevrijding op 2 november 1944 valt tenslotte definitief het doek voor de hofstede als deze geheel wordt verwoest. De gronden werden in 1952 verkocht aan de gemeente Vlissingen. De naam 'De Vijgeter' ging daarna over op een restaurant dat iets verderop gelegen was aan het rijwielpad. De naam van dit etablissement werd later veranderd in 'De Hoge Duinen'. In mei 2008 viel tenslotte ook voor dit restaurant het doek, toen het werd gesloopt ten gunste van de kustversterking. Na de sloop werd bij graafwerkzaamheden in 2009 nog een zogenaamde duizendponder uit de Tweede Wereldoorlog gevonden. HOFSTEDE DE VIJGETER VANAF DE DUINEN GEZIEN  Hoe ging het dan verder met het andere huisje dat omstreeks 1853 voortkwam uit De Vijgeter? Izaak Dingemanse (1831-1900), arbeider te Koudekerke, werd in 1870 de nieuwe eigenaar van dit huisje op het adres B56, gelegen ten oosten van De Vijgeter. In 1891 werd zijn zoon Gilles Dingemanse (1864-1895), particulier te Koudekerke, eigenaar van dit huis en erf en liet hij er een schuur bijbouwen. Gilles stierf echter al op 30-jarige leeftijd, waarna zijn vader in 1896 en vervolgens na diens overlijden zijn zuster Leintje Dingemanse (1860-1930), echtgenoot van Jacobus Boone (1859-1908) uit Koudekerke in 1901 eigenaar werden van het hofsteedje. Zij lieten een stal bouwen en vergrootten hun bezit tot 33 roeden en 90 ellen, wat weer overeenkomt met de oorspronkelijke grootte van het perceel dat ooit behoorde bij De Vijgeter, voor het gesplitst werd. Nadat Leintje in 1908 weduwe werd, bewoonde zij het hofsteedje tot haar overlijden in 1930, waarna het in handen kwam van haar zoon Jan Jacobuszn. Boone (1886-1958), landbouwer te Koudekerke. In 1937 vermelden de perceelsgewijze leggers een herbouw waarbij vermoedelijk de stal is verdwenen, want hierna worden enkel nog het huis, de schuur en het bouwland vermeld. In 1946 wordt tenslotte de sloop van het geheel vermeld en kan geconcludeerd worden dat het oorlogsgeweld en de hieropvolgende inundatie ook voor dit hofsteedje fataal is geweest. Jan Boone nam echter de herbouw ter hand en in 1948 werd de stichting van een nieuw huis en schuur vermeld in de perceelsgewijze leggers. In 1956 deed hij zijn hofsteedje (waarbij toen nog adres Zwaanweg 1 werd vermeld), van de hand aan makelaar Cornelis Willemse en Jan van Schaik die het nog datzelfde jaar doorverkochten aan Dirk Vos, magazijnbediende te Koudekerke.  Deze liet er tenslotte nog enkele kippenhokken bouwen. Tegenwoordig bevinden zich naast de hofstede nu appartementen(Huize Martina) en is het adres Burgemeester van Woelderenlaan 100.  Deel 4   Interview van de laatste bewoner Anteunis van Vlaanderen. Door onze "boer" Maarten Verhage werd gememoreerd dat hij Antoon van Vlaanderen nog kende, die in de boerderij aan de duinen, genaamd de " Vygheter" had gewoond. Hij woonde nu al jaren in Koudekerke. Het was even moeilijk om pied a terre te krijgen doch Maarten was bereid om mij te introduceren en dat lukte. Op een mooie dag in augustus in 2001 klopten we aan en er werd open gedaan door een dochter van Antoon of te wel Teunis van Vlaanderen. Als krasse knar van 103 kon hij ons goed te woord staan en in bijgaand interview kunt U daarvan getuige zijn.  krasse knar Maarten Verhage en Antoon van Vlaanderen 2001   Opm: zijn relaas is puur gestoeld op zijn uitspraken en kunnen hier en daar met de feitelijkheden niet geheel vergeleken worden! Antheunis van Vlaanderen, geboren op 25 december 1898 begin zijn relaas over de naamgeving van zijn boerderij, de Vygheter. Destijds was er een oud wachthuisje, doch zijn versie over deze naam was dat er ooit in de oudheid een schip gestrand is op het strand en dat schip vol geladen zijn geweest met vygen en een van de opvarende spoelde aan en toen bleek dat in zijn mond een vygh zat. Kortom de naam Vygheter was geboren, aldus Antoon! De boerderij, die vlak bij of eigenlijk in de duinen stond, was al jaren familiebezit. Zie hiervoor deel 3 Zo kwam het navolgende verhaal of anekdote naar voren: Zijn overgrootvader, Andries van Vlaanderen, woonde en werkte tijdens de Franse overheersing 1895 tot 1810 in de boerderij om de dieren te voeren enz. Zijn vrouw woonde toen in het dorp Koudekerke. Zijn graanschuur was gevorderd door de Franse overheerser en als hospitaal ingericht. Ook moest hij een Franse officier ter wille zijn, die elke dag vanaf Vlissingen per paard of te voet naar de boerderij kwam en zijn overgrootvader moest hem een maaltijd voorschotelen. Daarover verhaalt hij: De Franse officier was klein van stuk en had de onhebbelijke gewoonte om aan tafel te gaan zitten en met veel lawaai zijn sabel en schede op tafel sloeg met de kreet:" manger" , vrij vertaald "eten"! Nu was zijn overgrootvader kennelijk bijzonder groot van stuk en het hinderde hem dat hij een dergelijke toon aansloeg. Om de fransman het voorgoed af te leren, presteerde hij het om, nadat de Fransman met veel bombarie met zijn sabel op tafel sloeg, een hooivork te pakken en deze ook op tafel neer te slaan en uitte de woorden:”Ben je een groot man, dan hoort daarbij een grote vork! De fransman werd wit om zijn neus en sloeg op de vlucht en is nimmer terug gekeerd.   Het is een leuk verhaal dat Teunis uit de mond van zijn vader had meegekregen.  Overigens kende het gezin 7 kinderen, t.w. 3 zussen en 4 broers, waaronder Teunis. Moeder was genaamd van de Kam en afkomstig van de smederij van haar vader.  Hij zelf zat tot zijn 13e jaar op school, waarbij hij opmerkte dat in april de leergang pas startte. Hij had veel aan zelf studie moeten doen. Hij zat op een gemengde christelijke school met een strenge onderwijzer(s), waarin slechts 2 weken vakantie werd genoten. Als kinderspelen noemde hij dat er geknikkerd werd en het spel bok over de haan(haasje over). Veel kinderen uit het dorp kwamen graag naar hun boerderij, waarbij er wedstrijden gehouden werden in de duinen. Ook was er de gewoonte dat als je 10 jaar werd de gehele buurt werd uitgenodigd, de z.g. Jongensvisite.  Hij wist zelfs te vertellen dat in 1911 een zeer droge zomer was, van juni tot september was er zeer weinig tot geen regen gevallen. Dit had grote gevolgen voor de koeien.  Tijdens zijn jeugd en op school  Hij vertelde met veel trots hoe de boerderij er uit gezien had. Veel gebouwen of gebouwtjes een aparte graanschuur, een koeienschuur, varkenshok met mestvaalt, een overdekte aardappelkelder en daarnaast een tuin, weides en bouwland. Over de verdere bestemming kon hij met moeite herinneren, dat hij samen met zijn broers en zussen de boerderij runde. Zijn vader en moeder vertrokken naar een huisje in Dishoek. In de jaren dertig was er de crisis, waardoor de prijzen kelderden. Dit betekende dat hij de boerderij moest gaan verhuren aan Bram Kluifhout, waarna de grond verkocht werd aan Joris de Witte en het huis aan Bergshof. Hij zelf werd een zelfstandige tuinman en ging ook bloemen venten. Hiervoor had hij een motorbakfiets aangeschaft. Tijdens de oorlog had hij nog een melkweitje, waarvoor hij melk leverde aan een fabriek in Middelburg, die het vervolgens pasteuriseerde. Dit heeft hij volgehouden tot 1965 en ook met trots memoreerde hij dat op z'n laatst met een elektrische auto de bloemen uitventte.  Over de cultuur van de Zeeuwen zei hij dat hij tot 1934 in traditionele boerendracht heeft gelopen en toen is overgestapt in burger kleding. Zijn moeder is altijd de Zeeuwse of te wel Walcherse klederdracht blijven dragen. Overigens kende het gezin 7 kinderen, t.w. 3 zussen en 4 broers, waaronder Teunis. Moeder was genaamd van de Kam en afkomstig van de smederij van haar vader.  Hij zelf zat tot zijn 13e jaar op school, waarbij hij opmerkte dat in april de leergang pas startte. Hij had veel aan zelf studie moeten doen. Hij zat op een gemengde christelijke school met een strenge onderwijzer(s), waarin slechts 2 weken vakantie werd genoten. Als kinderspelen noemde hij dat er geknikkerd werd en het spel bok over de haan(haasje over). Veel kinderen uit het dorp kwamen graag naar hun boerderij, waarbij er wedstrijden gehouden werden in de duinen. Ook was er de gewoonte dat als je 10 jaar werd de gehele buurt werd uitgenodigd, de z.g. Jongensvisite.  Hij wist zelfs te vertellen dat in 1911 een zeer droge zomer was, van juni tot september was er zeer weinig tot geen regen gevallen. Dit had grote gevolgen voor de koeien.  Tijdens zijn jeugd en op school  Hij vertelde met veel trots hoe de boerderij er uit gezien had. Veel gebouwen of gebouwtjes een aparte graanschuur, een koeienschuur, varkenshok met mestvaalt, een overdekte aardappelkelder en daarnaast een tuin, weides en bouwland. Over de verdere bestemming kon hij met moeite herinneren, dat hij samen met zijn broers en zussen de boerderij runde. Zijn vader en moeder vertrokken naar een huisje in Dishoek. In de jaren dertig was er de crisis, waardoor de prijzen kelderden. Dit betekende dat hij de boerderij moest gaan verhuren aan Bram Kluifhout, waarna de grond verkocht werd aan Joris de Witte en het huis aan Bergshof. Hij zelf werd een zelfstandige tuinman en ging ook bloemen venten. Hiervoor had hij een motorbakfiets aangeschaft. Tijdens de oorlog had hij nog een melkweitje, waarvoor hij melk leverde aan een fabriek in Middelburg, die het vervolgens pasteuriseerde. Dit heeft hij volgehouden tot 1965 en ook met trots memoreerde hij dat op z'n laatst met een elektrische auto de bloemen uitventte.  Over de cultuur van de Zeeuwen zei hij dat hij tot 1934 in traditionele boerendracht heeft gelopen en toen is overgestapt in burger kleding. Zijn moeder is altijd de Zeeuwse of te wel Walcherse klederdracht blijven dragen. paard  Antheunis en zijn paard     Door de eeuwen heen ... Een opmerkelijk feit wat hij noemde was dat er een verhard fietspad van voor 1934 was aangelegd, vanuit Vlissingen naar Dishoek. Hiervan kon je gebruik maken als je in het theehuis  een soort tol betaalde waardoor je het gehele jaar gebruik kon maken van dit pad. Omdat de boerderij in die tijd al beschikte over een aansluiting met de waterleiding werd een kraantje gemaakt speciaal voor fietsers om hun dorst te lessen.  Op zee zag je destijds alleen maar zeilschepen en af en toe een loodskotter. Bij slechts weer schuilde deze boten weleens op of aan het strand en hij kon zich herinneren dat er in de duinen ter kerke werd gegaan.  Over zijn vader zegt hij dat deze nog al ziekelijk was. Hij kreeg van hem een fiets voor f.100 gulden en moest daarmee de dagelijkse boodschappen doen.  In of tijdens de 1e wereldoorlog spoelde er geregeld mijnen aan op het strand. Spannend, want ze werd meteen onschadelijk gemaakt en of opgeblazen.  In een zomer herinnerde hij zich dat hij in de duinen was en er plots een donderslag te horen was. Bij een paalhoofd bij hoogwater was kennelijk een mijn ontploft. Deze klap was dusdanig dat hij dacht dat de wereld verging. Zie ook deel 3 hierover Aan het einde van zijn relaas, waarbij regelmatig Maarten Verhage de waarheid beaamde, noemde hij nog degenen die in de buurt woonden en in feite hun buren waren. Andre kluifhout, deze was groenteboer, die met paard en wagen zijn artikelen aan de man of vrouw bracht. Hij woonde op Strandweg 11.  Frans Huvers, die het hotel/restaurant Westduin runde.  Over het Vebenabos wist hij nauwelijks iets te vertellen, dan dat het door de aardappelboeren uit Groningen was opgericht. Het bezoek was gedenkwaardig. Hij toonde zijn huisvlijt t.w. modellen van diverse boerderij werktuigen die hij eigenhandig uitgezaagd had en in elkaar had gezet. Zie foto’s  kerk  De kerk van Koudekerke huisvlijt  Antoon en zijn huisvlijt In 2002 bereikte mij het bericht dat hij was overleden in Koudekerke! Een legende is ten einde gekomen. DEEL 5 De Vygheter:  de kiosk. Via Piet de Klerk, de voormalige eigenaar van huisje nr.11 van de Galgewei, werd ik op 12 augustus 2014 geïntroduceerd bij de oorspronkelijke uitbaatster van de kiosk  annex eethuisje genaamd de Vygheter. Het betrof Antje van Sabben. Ze bewoont momenteel een appartement op de Boulevard van Vlissingen en doet het navolgende relaas: Antje woonde oorspronkelijk in Oude –Pekela en kwam in Zeeland op vakantie en leerde daar haar man( +2000) kennen. Zij huwden in 1960. In juni 1961 bouwde men aan de duinrand vlak naast de weg en opgang naar het strand, een tent met wat hout er om heen, waarin men via een butagas een frituur pan warm hield. Met snoep en frisdrank was de locatie al snel genoemd naar “de Vygheter”en dat is zo gebleven. In de winter werd het bouwsel afgebroken en opgeslagen bij Maarten Verhage. Nadien kwam er zelf een geheel in hout opgetrokken keet, geel van kleur. historie002historie004     historie005     Uiteindelijk werd in 1970 een houten chalet gebouwd met de naam de” Vygheter” historie007 Het geheel stond aan de voet van de opgang van destijds, waar later het restaurant de Hoge Duinen werd gebouwd. Hun nering bestond in hoofdzaak in de begin periode, vooral tijdens de zomerperiode, om wandelaars en fietsers te voorzien van fris en warme artikelen. Het toerisme begon te groeien en dat was hun bron van bestaan, naast een pension annex café in Vlissingen. Met een teil water werd het frisdrank koel gehouden. Elke ochtend fietste zij met een aanhangwagentje naar de duinen met warme koffie in flessen. De brouwerij of te wel Tomassen uit Souburg, had haar al in de ochtend bevoorraad met drank en snoepgoed. Uit eindelijk kregen ze via mw. Vos(Huize Martina) elektriciteit, waardoor een oude koelkast haar diensten bewees in plaats van de teil met koelwater. Over het toerisme zegt ze dat vooral de Belgen de hoofdmoot vormde van de drukte. Vooral fietsend publiek, niet zoveel als nu, hield bij hen een stop voor een lunch of pauze e.d.  Een opmerkelijk feit was het dauwtrappen. Vanaf 06.00 uur tijdens Hemelvaart was het een drukte van belang in en om de duinen. Op einde van de dag, als de duisternis bijna inviel, immers er was nog geen elektra, trok ze weer naar huis met haar fiets en aanhangwagentje. Inmiddels was er well een betegeld fietspad gekomen. Over haar nering vertelt ze met enige trots en plezier tijdens de zomerperiode. Met haar frites pan kon ze alles zelf maken, van ballen gehakt, croquetten tot frites. Dit heeft ze met plezier volgehouden tot 1980. Zij verkocht het chalet aan een zekere B Erkemij. Deze bouwde het stenen restaurant en noemde het “de hoge duinen”. Mw van Vossen werd vervolgens eigenaresse, doch deed dit over aan de laatste uitbater Chris van Zalen.  Veel kon ze over de omgeving niet vertellen dan dat Piet Hein voorheen eigendom was van de fam. Huvers en vervolgens de gebr. Isebouts(nu eigenaren van hotel Westduin), dat het strandpaviljoen Kontiki tot 1960 uitgebaat werd door de fam. Roelse. Op de voormalige parkeerplaats werden festiviteiten gehouden met muziek e.d., de bunkers van de Marine langs de duinweg en het ontstaan van het Weitje. Daarvan kan ze zicht weinig van herinneren anders dat het steeds groter werd! historie009 De parkeerplaats tijdens de ontruiming in 2006  Door de onteigening om reden van de duinversterking. welke onder de projectnaam viel van “de Zwakke Schakels” is het restaurant afgebroken en het perceel is nu geheel verdwenen onder de nieuw aangelegde duinvoet. historie011 Uitvoering van de duinversterking, fase ontruiming van het gebied    Interview Renée Vermeule Bij toeval vernam ik dat een van de uitbaters van de Vygheter een zus was van onze huidige voorzitter van de vereniging het Galgeweitje. Renée Vermeule was destijds gelinieerd aan Erik Herkemij, die de locatie geruime tijd gerund heeft. Een afspraak was snel gemaakt op 14 april bij haar thuis. Haar relaas is het navolgende: Zij is een geboren en getogen Middelburger. Overigens ging men geregeld als gezin naar het strand van Dishoek. Let op, met z’n vijfen op twee brommers! Zij volgde aanvankelijk een ziekenverzorgsters opleiding in Dordrecht en werkte later in het verpleeghuis Der Boede te Koudekerke. Ze maakte nog mee dat de voormalige Koningin Juliana de observatie afdeling opende.  Medio 1977 leerde ze Eric Herkemij kennen. Een geboren te Rotterdam. Hij had een opleiding genoten aan de Hotelschool ter Duinen. te Koksijde (België) en had in 1976 de Vygheter overgenomen van de fam. Van der Sabben. Omdat hij geregeld zijn hond uitliet, kwam hij geregeld langs het chalet de Vygheter en vernam dat het echtpaar van Sabben er mee wilden stoppen. Tijdens de overname was hij pas 21 jaar. Echter Renée Vermeule werkte toen al in de horeca in Middelburg, “de Huifkar”.  Hun aanpak als echtpaar ging goed en in 1980 vroeg men een bouwvergunning aan voor totale nieuwbouw. Het houten chalet was o.m. niet warm te krijgen, want men was elke dag in het jaar open! Ook de inrichting was verouderd, zodat vernieuwing noodzaak werd. Echter …..men moest 40 meter naar achter bouwen, waardoor er bomen gekapt moest gaan worden. Toen al was het argument dat dijkverzwaring een optie was voor de kust van Zeeland.     De aanvraag verliep erg moeizaam omdat er drie partijen waren t.w. gemeente Vlissingen, waterschap en staatbosbeheer. Na veel gedoe, waarbij ook de politiek zich moeide in de strijd, werd in 1985 de vergunning verleend.       Omdat tijdens de verbouwing de verkoop gewoon doorging werd in november 1986 de nieuwe zaak geopend door de vader van Erik Herkemij. Groot feest natuurlijk.! Het terras werd meteen vergroot met 120 stoelen. Er werd een serre gemaakt met een schuifdak, iets unieks voor die tijd.  De locatie bood onderdak aan een eigen biljartvereniging, een wielrennersclub, vissersclub uit Brabant enz. Men deed al veel aan marketing, zou men nu zeggen. Er werd veel gegeten door mensen uit de campings van de omgeving, waaronder veel mensen van het galgeweitje. Men plaatste speciaal een dagmenu op de kaart en dat liep geweldig. In 1986 werd dochter Kelly geboren. Hiervoor stalde ze een caravan naast de Vygheter, zodat ze niet naar huis behoefde te gaan voor voeden enz. Op een luchtfoto’s is deze caravan nog te zien. Onze zoon Kevin is geboren in 1988. In de Vygheter had men een ruimte gemaakt voor een douche, slaapruimte. Dit was belang vooral in het hoogseizoen. Verder had men zelf de beschikking over een woonhuis in Vlissingen. In de zomer beschikte men naar de 3 vaste medewerkers ruim 12 personen als oproep krachten. Immers men had de bedrijfsvisie om nooit dicht te zijn het gehele jaar door. In de maand januari echter ging men voor 4 weken op vakantie naar een warm land In 1992 zijn ze gestopt. De opvoeding van de kinderen, de drukte van de zaak, de oudste moest naar school, deed hen besluiten de zaak te verkopen. De nieuwe eigenaren werden Ico Meijs en Lies van Vossen. Erik werd bedrijfsleider van de Carrousel( gokhal aan de Zeilmarkt e Vlissingen)  Uiteindelijk is Renée gaan werken in het ziekenhuis als teamleidster van het personeelsrestaurant en later op de poli van de OK. Over haar ervaringen in de horeca zegt ze eerlijk dat er weleens problemen waren met dronken mensen, of dat er tijdens een feest een onenigheid uitbrak. Een enkele keer moest zelfs de politie er bij gehaald worden.  Over de politie had ze nog een aardige anekdote. Bij de Vygheter lag steevast hun Tervuurense herder (Frankrijk). Een goedaardige hond, Santos genaamd, die zich het erg gemakkelijk maakte. Hij lag dan ook languit op het fiets pad of ingang van het restaurant. Niemand durfde de hond te verwijderen, want hij was vrij fors en dus angstaanjagend. Veel dienders uit Vlissingen kwamen met hun auto langs en als er een nieuwe agent pas in dienst was gekomen, werd hemgevraagd om even de hond van het fietspad te verwijderen. Dat deed de hond natuurlijk niet en de jonge diender durfde niet verder tot actie te komen. Dit onder veel hilariteit van de eigenaren en de oudere collega! Overigens is de hond ruim 17 jaar geworden. Ook hadden ze veel last gehad van inbraken. In totaal wel 35 keer werd er iets vernield en spullen meegenomen. Ze hadden daarvoor een hond voor de bewaking ‘s-nachts vanwege die vele inbraken In de nieuwe zaak. Dat was geen lieverdje en zat achter de zaak in een hondenhok en werd gedurende de nacht in de zaak gezet. Resultaat: GEEN INBRAKEN MEER  Echter ook leuke zaken diende zich aan in de periode van hun bedrijf. Vooral de diverse feestavonden, mosselavonden, bingo en verjaardagpartijen. Veel gebeurde ook spontaan uit een opwelling of goede aanleiding. Vooral in de winterperiode was dat het geval. Ook een welkome afwisseling en gegarandeerde inkomsten. Er werden er biljardavonden gehouden waarbij de eigen vereniging de strijd aanging met andere cafés. Veel eigenaren van huisjes van de galgewei wisten de Vygheter te vinden. Voor wat eten en wat drinken waren er veel vaste klanten. Verder veel familie-zakken frites natuurlijk werden er verkocht aan de bewoners of huurders. Piet en Christine Maljaars vertrouwde me toe dat er steevast een vaste club naar de Vygheter toog als de kinderen op bed lagen. Om het half uur ging iemand op de fiets langs de huisjes om te controleren of de kinderen door sliepen! Ook kwam mw. Vos van Huize Martina geregeld met haar man en in klederdracht met hun koetje getrokken door twee prachtige zwarte Friese paarden hun restaurant bezoeken. Na een borreltje vertrokken ze weer, want mw. Vos was streng. De mensen, die geregeld hun viervoeters uitlieten kwamen voor een frisje of hartversterkertje even naar binnen. Veel aanloop van Vlissingers. Buitenlandse gasten waren er ook steevast. Ze noemde de fam. Greiss uit Leverkusen. Uiteindelijk hebben zij op hun huwelijk foto’s genomen. Zij kwamen meestal met hun camper, wat ook uniek was in die tijd. Over de weersomstandigheden hadden zij hun hulpje. Een waterklerk op het weerstation van Vlissingen belde hun prompt op als er zwaar weer op komst was. Vooral in de tijd van het houten hokje of chalet. Het kwam weleens voor dat er twintig mensen bij elkaar zaten om te schuilen. Dat was toch een lollige boel. Overigens het houten chalet had in de winter ook zijn gebruiksaanwijzing. Geregeld moest Erik met een brander de leidingen ijsvrij stoken om wat koffie te kunnen zetten. Kortom: ze kijkt terug op een roerige tijd, veel plezier, hard werken en veel erkenning. Nu werkt ze weer in het ziekenhuis en woont al een decennia lang met een nieuwe liefde in de gemeente Koudekerke. De vele foto’s en kranten artikelen bevestigen haar verhaal en geven toch weer een kijk op het leven in en rondom de galgewei. Overigens….. de strandweg of duinweg had gewoon een naam: Vroonweg!  Luchtfoto uit zomer 1986    Interview met Chris van Zalen  Met assistentie va Frans Geensen(huisje nr.3) kon ik de laatste uitbater van het restaurant “de hoge Duinen” voormalige Vygheter traceren. Het betrof Chris van Zalen en zijn eega. Beiden waren bereid ons op 24 maart 2015 bij hem thuis te ontvangen voor een interview in aanwezigheid van Frans. Chris van Zalen begint zijn relaas met wat voorgeschiedenis over hem zelf. Hij is een geboren en getogen Vlissingenaar. Over het leven in Vlissingen hebben we het niet uitgebreid gehad, doch hij kon zich de watersnoodramp van 1953 nog goed herinneren. Hij woonde toen met zijn ouders in de Onderstraat te Vlissingen en die was geheel onder water komen te staan. Ze zijn bij familie tijdelijk gaan inwonen. Zijn loopbaan startte bij een bakker in Vlissingen. Na verloop van enkele jaren begon hij als cateringmedewerker op de veerboot Vlissingen – Breskens. Dat betekende ploegendienst draaien, maar dat had ook zijn charme en hield hij ruim 11 jaar vol. Zijn vrouw startte een bloemenwinkel in de stad en ook werd hun zoon Emanuel geboren. Kortom, het ondernemersgezin had zijn draai gevonden. Maar het bloed kruipt toch, waar ……. De prognose van het voorbestaan van de veerboot was door de bouw van de Westerscheldetunnel onzeker geworden en om dit te voorkomen zocht hij naar iets nieuws. Dat werd voor hem als een uitdaging gezien. Hij kwam daarbij in aanraking met het restaurant de Vygheter. Dit liep niet goed. Samen met een andere medewerker van de veerboot maakten ze samen in 1999, op basis van compagnon schap, de start voor een nieuwe onderneming. huisje  Het allereerste wat ze deden was de naam veranderen. De voormalige eigenaar had een discutabele naam opgebouwd en daar wilde men in geen geval mee geassocieerd worden. Eerst werd gedacht aan de Lage duinen, maar een restaurant in Oost Kapelle voerde al deze naam en toen werd het uiteindelijk “de Hoge Duinen”.  Het logo enz. verzon hij zelf in eigen beheer, maar eerst moest er stevig aan verbouwd worden. Er volgde 3 maanden van schoonmaken, schilderen en veranderen, tot dat het restaurant weer toonbaar was voor het publiek. In de tussentijd en vooral in de winterperiode werkte hij Dingemanse te Ierseke in de oesterteelt. In aanvang was het hard werken geblazen. De samenwerking met de compagnon liep al na 2 jaar teneinde en zodoende stonden ze er alleen voor. Chris in de keuken en zijn vrouw voor in de bediening. Later kwam zijn zoon hen helpen. Zijn vrouw verkocht node haar bloemenwinkel, om volop in het restaurant assistentie te verlenen. Hij roemde als zijn specialiteit de “mix van de chef”. Het onderhoud van het gebouw en de dagelijkse schoonmaak vond in eigen beheer plaats. Voordat men laat in de avond naar huis ging was alles spic en span en klaar voor de volgende ochtend. Later is er hulp geweest van een werkster en ook het terraspersoneel werd in het hoog seizoen ingehuurd. Het restaurant begon weer te lopen en dat versterkte hun gevoel dat ze een goede keus hadden gemaakt in hun leven. Er werden – naast de gebruikelijke activiteiten in het restaurant – ook partijen georganiseerd en ook kwamen verenigingen hun feesten houden. Hij herinnerde zich maar al te goed dat Erwin Koeman met het jeugd elftal van Ajax er geregeld verbleef. Over de geschiedenis van de omgeving wist hij alleen dat de naam de Vygheter afkomstig was van een schip dat voor de kust vergaan was dat een lading vijgen aan boord had en dat later een boerderij er na vernoemd is. We hebben hem wat bij gepraat. Over zijn “buren” t.w. ons Galgeweitje had hij veel klanten die of een gezinspak frites kwamen halen, of een borreltje met een hapje kwamen nuttigen. Ook had hij een handige truc bedacht om klachten over overlast door muziek te voorkomen. Bij het begin van ons weitje hing hij een papier op met de waarschuwing dat er wat muziek te horen zou zijn, doch als men er last van had zij gerust mochten langskomen voor een gratis drankje of gewoonweg aanschuiven. Er is niemand geweest, die van dit aanbod gebruik heeft gemaakt! Echter de donkere wolken van het project “de zwakke Schakels” kwamen hem rauw op zijn dak. Een man was druk doende de omgeving aan het fotograferen en uit nieuwsgierigheid werd een gesprek aangeknoopt. Deze man vertelde hem botweg dat hij rekening moest houden dat het restaurant over niet al te lange tijd zou moeten verdwijnen of te wijken voor de dijkverzwaring. Dat was een klap bij heldere hemel. Er volgde daarna snel informatie avonden enz. De onderhandelingen met Rijkswaterstaat waren lastig. Uiteindelijk heeft een deskundige op het gebied van onteigening hem de onderhandelingen wat vergemakkelijkt en er is een deal tot stand gekomen. In april 2008 sloot het restaurant zijn deuren. Er volgde een periode van ontruiming. Zijn terrasstoelen zijn nog te vinden bij de kanovijver, en veel sportkantines hebben nog zijn attributen. huisje2  Het afscheid is gevierd met een knallend feest voor genodigden wat werd opgeluisterd door een life band en een vuurwerkshow. Even had hij andere plannen op een andere locatie, doch daarbij is het gebleven. Terugkijkend op de afgelopen jaren heeft hij zijn horecapubliek weten te waarderen. Het betekende wel steeds goed opletten en als er al een klant te veel gedronken had werd indringend geadviseerd te stoppen of het restaurant te verlaten. Op tijd beginnen en op tijd stoppen(22.00 uur). Dat voorkomt nachtelijk ver(s)tier! Hij kan zich geen incident herinneren die vervelende situatie heeft opgeleverd. Dat was wel van belang voor de continuering van zijn omzet, vergunningen en kwaliteit. Hij noemde het ook wel “kort houden” en daar is uiteindelijk eenieder mee gebaat. Ook ervoer hij – vooral in het begin – wat jaloezie van oud collega’s. Ze kwalificeerde zijn stap naar het restaurant als te hoog gegrepen. Niets is waar gebleken. Zijn hart voor de zaak, zijn inspanningen en uiteindelijk zijn niveau wat hij in het restaurant bracht was voor hem een uitdaging en genoegdoening. De kroon op zijn loopbaan! Hij kijkt nu, vanaf de 11e verdieping, uit op zee. De zee blijft trekken! xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx     Interview t.b.v. de beschrijving van de historie van het weitje  Onderwerp: interview van ”de boer” Maarten Verhage (geb. 31-08-1923 en overleden 2000 ) Augustus 2001   Maarten  Onlosmakelijk met de historie van de omgeving van het weitje is de “de boer” bekend als Maarten Verhage. Hij woonde immers aan de toegangsweg van het Westduin/het weitje. Hij exploiteerde er een boeren-minicamping en menigeen van het weitje heeft weleens zelf gekampeerd of fam. Er naar toe verwezen. We hebben zelf enkele jaren met de caravan op deze camping gestaan voordat we eigenaren werden van een huisje op de wei. Vandaar dat we Maarten beter kenden en hij daardoor bereid was tot een diepte interview. Tijdens de bezoekjes had hij zelfs zich wat opgedoft en in de goede kleren gestoken. Tevens is hij samen met mij naar een voormalige buurtboer gegaan, die nog in Koudekerke woonde met een gezegende leeftijd van 102 jaar. Daarover later. Ook vergezelde hij mij tijdens een ritje in de buurt, enkele beperkte wetenwaardige zaken. In 2001 is het interview in aanwezigheid van zijn vrouw gehouden. Beiden zijn van origine niet erg breedsprakig, doch naar aanleiding van vragen kwamen toch de verhalen los. Hij nam je als het ware mee in de geschiedenis van deze omgeving. Het werd een plezierig contact. De oorsprong van zijn bestaan was op de boerderij die momenteel verdwenen is en in het veld stond tegenover “ons weitje”. Momenteel wordt er jaarlijks mais verbouwd. Bij het omploegen zie je dat de bodem nog een witte vlek vertoond, wat het zand was van de fundering enz. Hierin woonde zijn ouders en mogelijk ook voorouders. Het was, samen met zijn broer, voornamelijk een boerenbedrijf met tevens een loonbedrijf. Hij weet nog te vertellen dat de oogst veelal handwerk betekende en dat daarbij door de boeren onder elkaar veel geholpen werd om de oogst tijdig binnen te halen. Ondanks dat er weinig echte buren waren, was er vroeger een grotere samenhorigheid, met de nodige gezelligheid. Vooral zijn kinderjaren speelde zich af op het erf met tikkertje, bokspringen, voetbal en een spel “bokje over de haas?!” Zowel zijn vader als moeder liepen van jongs af aan in klederdracht tot 1935, want dan kon je al als “burger” gekleed gaan. Kosten van een dergelijke kleding was 20 gulden( 9 euro). De lonen waren ook laag. Voor 6 dagen werk kreeg je in de dertiger jaren 12 gulden(5 euro). In de boerderij was geen electra, of water of gas. Verlichting via petroleumlampen, water uit de put, stoken op hout, of regenwater want het water uit de put was bruin en brak. Op latere leeftijd vorm het ringrijden een grote afwisseling in het boerenbestaan, want dan ging je van dorp naar stad, met de nodige afleiding, volgens Maarten. Naar de meiden loeren en wat bier drinken, daarvoor ging het allemaal. Hij toonde mij nog oude foto’s waar hij vooral de verzorging van de paarden op zich nam. De Galgeweg was vroeger een onverharde weg wat enigszins verstevigd werd met puin. Het verloop van de Galgeweg was in een bocht gelegd naar de boerderij. De huidige beplanting/bebossing bestond niet en men had vanaf de boerderij vrij zicht op de duinen tot aan Vlissingen en Dishoek. De weg achter de duinen was vroeger een zandpad voor het paardenvervoer en ook enkel een fietspad en wel verhard tot West Kapelle. Zie hierover later het interview met dhr.van Vlaanderen. Oorlogsperiode 1940-1945. In de oorlog hebben de Duitsers een fatsoenlijke weg aangelegd. Bij de voormalige overgang was een prikkeldraad versperring, loopgraven en in de duinen als in de weiden achter de duinen diverse mijnenvelden, vooral tussen de huidige Galgewei en Westduin. Bij het huidige restaurant Westduin was in de duinen een grote bunker met kanonnen en tevens een kleinere gebouwd. Deze laatste is uiteindelijk van de duinen afgeschoven en op het strand terecht gekomen en uiteindelijk vernietigd. Hij herinnert zich nog dat er meerdere bunkers in de duinen lagen, doch daarbij bleef het. Wel werd hij ingeschakeld om eenmansschuttersputten te graven en later de z.g. asperges op het strand. Wel mochten zij in de boerderij blijven, immers het was wel tot “sperrgebiet” verklaard(500 meter vanaf de duinen). Zij hadden wel toestemming om hun boerderij te blijven samen met enkele koeien. Dit neemt niet weg dat ze geregeld onderdak boden aan onderduikers. Hij noemt namen als Chris Kammermans en Karel Zorgdrager. Slechts eenmaal heeft een patrouille hun huis gecontroleerd. Angstig was het wel dat op 10 mei Middelburg bij vergissing gebombardeerd. Een grote brand was vanaf hun boerderij goed te zien. Ook stortte een duitse jager neer op het gebied wat nu de wijk Pauwenburg is gelegen. Tijdens de oorlog stortte ook een geallieerd vliegtuig neer en wel op 1e Pinksterdag. Twee vliegers zijn er uit gesprongen en later gevangen genomen. Het staartstuk van het vliegtuig kwam neer waar nu Huize Martina staat. In het begin van de oorlog was er weinig te merken van de bezetter. Later kwamen er hier en daar barakken voor de manschappen. Hij vertelde ook dat hij niet in militaire dienst was geweest vanwege uitstel in het kader van de voedselvoorziening. Ok was hij wel gekeurd voor “arbeidseinsatz” in Duitsland, doch daarvoor ook uitstel gekregen. Een donkere bladzijde was de aanval op Walcheren. Men had de inwoners tijdig met pamfletten gewaarschuwd, doch op een zondagmiddag startte het bombardement van Westkapelle en het Nollenstrand en Vlissingen. Bij de tweede golf aanvalsvliegtuigen kwam fosfor naar beneden. Het duurde niet lang of ook het water kwam. Allen, vader, moeder, oom vluchtten naar de strandweg voor een goed heenkomen inclusief paarden en koeien.  Later zijn ze met paard en wagen wat huisraad gaan halen en met de koeien door de duinen naar het pompstation in Dishoek getrokken, waar het hoger was en de stroming niet kwam. In een niet bewoond huis zijn ze met 11 mensen even ingetrokken. Ze zijn toch met laag water naar Koudekerke gevlucht waar ze bij de werkplaats van Flipse een tijdelijk onderdak vonden. In de openlucht hebben ze de gevechten gevolgd en de bevrijding afgewacht. Tijdens deze overstromingen hebben ze een vlot gebouwd met Jobse en hebben nog wat huisraad en kippen in veiligheid gebracht. Het varen naar hun boerderij was niet zonder risico’s. hij herinnerde zich dat de getijdestromingen ter hoogte van de rotonde met de Galgewei en de Bachlaan heel heftig was. Zelfs de diepte van 2 a 3 meter was beangstigend, aldus Maarten. De inundatie heeft gewerkt want de bunkers in het veld werden snel door de Duitsers ontruimd en boden ook geen verzet meer. Echter de boerderij en later ook de boerderij de Vijgheter zijn door de stroming van eb en vloed langzamerhand ondermijnd en tot slot geheel verdwenen. Dit betekende dat de fam. Verhage tijdelijk een onderkomen vond bij een fam. In Dishoek. Na een jaar kon men weer naar hun landgoed. Vreemd genoeg had het land niet te veel te lijden gehad van de verzilting, dus men kon snel de akkers bewerken, maar wel met hulp van een tractor op rupsbanden. Om het gat van de Nollendijk te dichten heeft Maarten zich ook laten inhuren voor  Na de oorlog vond hij bestaansrecht middels melk van de koeien en door graan te verbouwen. De grond was aanvankelijk nog zilt, doch na enkele jaren kwam daar verandering in. De melk ging naar de melkfabriek te Vlissingen(KOENA?) In Koudekerke ging men naar de kerk herstelwerkzaamheden.  Maarten en hond Daisy op de oude aanvoerweg naar hun voormalige boerderij  De huidige woning werd gebouwd in 1951 door Schrijenberg uit Biggekerke. Zijn vader en vrouw  trokken er in met Maarten en zijn broer. Door de ruilverkaveling in 1953 werd de Galgeweg rechtgetrokken en werd langs zijn huidige woning gelegd.  De watersnood in 1953 heeft geen wateroverlast veroorzaakt. Wel heeft Maarten met zijn tractor betonnen blokken versleept naar beschadigde duinen. In 1969 trouwde hij met zijn huidige vrouw. Een salonwagen was hun onderkomen. Hij had heel lang op de vergunning moeten wachten. Momenteel is deze salonwagen annex bungalow nog steeds aanwezig naast het huis. Zijn vader overleed in 1971 en zijn moeder in 1976. Hij betrok daarna samen met zijn vrouw de woning. In 1972 startte hij de kampeerboerderij met een vergunning voor 3 sta-plaatsen. Langzamerhand breidde dat zich uit, omdat veel boeren in Zeeland deze vorm van inkomsten niet wilden missen.  Omgeving Galgeweg. Hij had ook een goed beeld van de omgeving. Zo meldde hij dat er drie huizen gestaan hebben voorbij Huize Martina en vervolgens linksaf richting Vlissingen. Van een ervan was Sander Kluifhout de eigenaar. Een van de drie huisjes was zelfs een café annex theehuis. Het stond naast het fietspad en dus klandizie verzekerd. Hierover later bij het interview van dhr. Van Vlaanderen. Deze werden echter afgebroken op last van Rijkswaterstaat en dhr. Kluifhout kreeg een stuk grond met bouwvergunning vlak bij restaurant Westduin.  Op de strandweg heeft nog een vrij grote boerderij gestaan met de oorspronkelijke naam “de Vygheter”. Deze boerderij is ook door de waterstroming in 1944 geheel verwoest. Zie verder interview van Vlaanderen. Schuin tegenover het restaurant Westduin heeft ook nog een huisje en naast het restaurant aan de Galgeweg lag oorspronkelijk nog een boerderij, waarvan de eigenaar een zekere Marijnissen is geweest. Een zoon woont nog in Biggekerke. Verder waren er geen bewoning meer het in deze uithoek. De twee woningen aan het begin van de Galgeweg zijn van recentere datum en dus historisch gezien niet verder interessant. Het Vebenabos is medio 1949 aangepland Over het weitje zegt Maarten het volgende: De wei was vroeger gras en veen. Toen het werd bebouwd – vooral in de oorlog – was het meer ontgonnen gebied geworden. Na de oorlog gebruikte de mensen, die een strandhuisje hadden dit als opslagplaats. Later werden de huisjes er opgeknapt en langzaam maar zeker bleven ze er ook staan en werden gebruikt veelal door de eigenaren.  Aanvulling op het interview van Maarten Verhage:  Inmiddels is de boerderij annex mini-camping verkocht aan Cindy Kluifhout. Haar vader komt ook aan bod in een interview over de familie Kluifhout.(zie elders op deze site). Echter…. mij was ter ore gekomen dat er een boekwerk of schetsboek bij haar in bezit was en waarin een aantal potloodtekeningen van een onderduiker stonden. Deze had gedurende die periode in de oorlog – waarschijnlijk om de tijd te doden – potloodtekeningen gemaakt van hetgeen hij om zich heen zag. Het geeft een inkijk in het zeer beperkte actieradius van een onderduiker en zijn zicht op de boerderij. Immers alle foto’s van deze oude boerderij aan de Galgeweg zijn verloren gegaan tijdens de onderwaterzetting door de geallieerden. De boerderij is door de eb en vloed invloeden geheel verdwenen. Toch is dit document als een tijdgeest bewaard gebleven:  KLIK OP ONDERSTAANDE TEKENING VOOR MEER TEKENINGEN   Boerderij Duinerve in potloodtekening  Met dank aan Cindy Kluifhout, die het onvoorwaardelijk ter beschikking stelde voor onze site. Daarnaast heeft zij een oude traditie doorgezet, immers de huidige boerderij, waarvan zijn nu eigenaresse is, heeft de voormalige benaming van de oude boerderij in ere hersteld en de naam “Duinerve” teruggebracht op haar complex. Een waar gevoel voor historie!    Klik hier om een mooi document te downloaden (zichbaar na openen in uw map 'Downloads'  met aanvullende geschiedenis, de historie van Dishoek fraaie oude foto's van Dishoek, De Galgewei en het Vebenabos  xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx  Westduin  Het huidige hotel “Westduin” is onlosmakelijk verbonden aan de omgeving van de Galgeweg. Over het ontstaan en ontwikkeling van het hotel is een bijzonder aardig boekwerk geschreven, met als titel ”Golden Tulip Westduin” uit 2009 samengesteld en geschreven door dr. Jan Brouwer. Ondanks dat ik enkele malen contact had met een van de huidige ondernemers is besloten de meeste informatie uit het boek te halen en dit in zeer verkorte vorm weer te geven. Uiteraard met toestemming van zowel de uitgever, de schrijver, als familie Huvers en de huidige eigenaren. De oorsprong. Oorspronkelijk stond op het einde van Galgeweg een oud boerderijtje. Het werd rond 1926 bewoond door de fam. Eckhart. Het betrof in hoofdzaak een karakteristieke houten Zeeuwse schuur met dakbalk gebint, deuren in de lange gevel en zwart geteerde houten wanden, opgebouwd volgens de potdeksel methode. Opvallend is het scherpe wit van de poort, kozijnen, deuren en posten tegen het zwart van de wanden. Hierdoor is in het donker de ingang beter te vinden. Typisch is ook het kleine personendeurtje (klinket in de grote schuurdeur. Het woongedeelte van de boerderij was in het achterste deel van de schuur. Een afzonderlijk huis kon ook tegen de schuur aangebouwd zijn of elders op het erf staan. In totaal was er ruim 7000 m2 grond bij deze boerderij. foto 1  De fam. Huvers komt in beeld. Dit gezin bestaande uit François Huvers, die gehuwd was met Adriana Hille. De vader van François werkte bij de Marine in Den Helder. Via Amsterdam kwam men uiteindelijk in Vlissingen. Zijn laatste functie was hij conciërge bij de Zeevaartschool. Ze hadden inmiddels drie zonen. t.w. François, Sjaak en Willem (overleden in 1933).  foto 2  Mw. Huvers had ondernemers bloed en zij voorzag dat het punt aan de Galgeweg perspectief bood voor de toekomst. Zeker met de opkomst van het toerisme. Een woningruil met hun huis in Vlissingen volstond om zich te vestigen in de oude boerderij.  In 1926 verhuisde men naar Westduin. Inmiddels was in dat jaar reeds een fietspad aangelegd van Vlissingen naar Zoutelande. Later is dit fietspad doorgetrokken naar Westkapelle. De legendarische burgemeester van Vlissingen C.A. van Woelderen richtte zelfs een vereniging op genaamd “Rijwielpad Walcheren” Aanvankelijk bedoeld om werknemers van de Schelde gemakkelijk naar Vlissingen en terug te komen, werd het fietspad steeds meer voor recreatief en toeristisch gebruikt.  Mw. Huvers-Hille begon een eenvoudige uitspanning waar ze koffie, thee, limonade en snoep verkocht. Ze begon met een tafeltje en een paar stoeltjes. Aangespoelde tonnetjes werden witgeschilderd en dienden vervolgens als tafeltjes onder een luifel. De stoelen van hun inrichting werd tevens ingezet als zitjes voor de gasten. Deze konden voor 5 ct. een kopje thee krijgen en een limonadeglas kostte 10 ct.   foto 3  Ook in 1926 verleende B&W van Koudekerke (waaronder de Galgeweg viel) zelfs een verlof tot verkoop van alcoholische dranken. Ook een tabaksvergunning werd verleend.  foto 4  De Zeeuwse meisjes: Na een inspannende fietstocht werd destijds nog genoten van een glaasje limonade! Van links naar rechts: Jo van der Vorst, Grie van Keulen, Antje de Witte en Kee Goedhart.  Uitbreiding was al snel noodzakelijk en in 1928 werd een serre aan het huis gebouwd en de theeschenkerij ”Paviljoen Westduinen ” was een feit geworden. Tegelijkertijd exploiteerde hun kinderen (François en Sjaak) op het strand een klein strandhokje van waar uit ze de limonade en snoep verkochten aan de basgasten. Gekoeld werd met ijs van uit de melkfabriek. Het ging hen voor de wind.  foto 5  Oude boerderij met serre  In 1930 liet men de boerderij slopen, waarvoor in de plaats kwam een woonhuis met annex een zakelijk gedeelte.  foto 6  De nieuwbouw In het woonhuis werd ruimte gecreëerd om dienst te doen voor pensiongasten in de zomer. Hierdoor veranderde men de naam in “Pension Westduinen”  In 1939 namen de twee broer (Frans en Sjaak) het bedrijf over. Echter de oorlog brak uit en Frans moet om reden onderduiken en verbleef al die jaren in Twello. Tijdens de bezettingsjaren werd het bekende landfront Vlissingen gebouwd. Soldaten kwamen geregeld wat drinken in het pension. Sjaak en mw. Huvers-Hille runde de zaak.  Na de oorlog veranderde het pension in “pension Westduin” Frans was intussen ook teruggekeerd en huwde in 1945. Zij kregen vier kinderen. Het polderbestuur Walcheren verleende zelfs aan de broers toestemming voor het maken van een verhard voetpad over de duinen. Doordat Frans en zijn gezin inmiddels ook in de woning woonden werd dit door de gezinsuitbreiding te klein en verhuisde opa Huvers en zijn vrouw naar een vakantiehuisje in het huidige Vebenabos, vlak achter het pension. Overigens waren deze vakantiehuisjes in de jaren 1930 gebouwd door de PTT als vakantie optrekje voor hun personeel.  In 1950 vond een forse uitbreiding plaats van het voormalige pand. Een aangebouwde serre met terras met een puntdak vormde de karakteristieke uitstraling van destijds. Ook de naam werd weer aangepast en het werd “café-pension Westduin”  foto 7   Sjaak huwde inmiddels ook en kreeg 2 dochters. In de wintermaanden woonden men met z’n allen in het pension Westduin, kookten in de gezamenlijke keuken, aten in het restaurant en sliepen wel in aparte slaapkamers. Het was krap, maar veel makke schapen gaan……. Inmiddels interviewde ik zoon Hans, (zoon van Francois en mw. Willems) woonachtig in Koudekerke en geheel verslingerd aan natuur fotografie, getuige zijn vele producties. Hans vertelde in het kort dat hij – geboren in 1947 – de lagere school volgde in Koudekerke. Elke dag met de fiets naar school. In de winter als de bar en boos weer was zelfs te voet. Samen met zijn schoolvriend Jan Kluijfhout. Hij volgde vervolgens de technische school(broodbakkerij), waarna de koksschool in Breda. Militaire dienst in Suriname. Broer Frans volgde zijn leerschool op door zijn gehele leven als timmerman werkzaam te zijn en broer Wim werkte veel in bij de middenstand en bij de Sligro. Over zijn jeugd vertelde hij dat ze veel in de duinen bezig waren en vooral de bunkers trokken hun aandacht. Uitgraven van nooduitgangen en toegangsdeuren. Ze beschouwden dat als hun bezit en verdedigden dit t.o.v. de jeugd uit Vlissingen door er een slot op te doen of ze met een “mikje”te beschieten(katapult). Ook werden door Kambier bunkers in het cement nagebouwd en daarin werd met dinkey toys veel uren doorgebracht met spelen.  foto 8  De hoge duin met de bunkers Over de buren als Jobse en Maarten Verhage wist hij te vertellen dat Maarten geregeld op zaterdag langs kwam voor een praatje en een neutje (of twee). Uit die tijd leerde bij zijn vrouw kennen Corrie de Hullu, waarmee hij later trouwde en ging wonen op de boerderij va zijn ouders aan de Galgeweg (zie verder zijn interview). Een andere opmerkelijke vaste aanwezige in Westduin was Arjan Flipse – roepnaam Flipje! Hij scharrelde de gehele dag rondom Westduin, ruimde alles op, zorgde voor fietsen verhuur en nam af en toe een stevig neutje. De anekdote was dat men een bierviltje aanstak en dat onder zijn stoel plakte en na verloop van tijd rookte dat enorm, zodat Flipje werkelijk flipte en zich wat boos maakte. De rest genoot in volle teugen  Over Sander Kluijfhout (Kliefhout, zoals ze de naam verbasterden) was een echte strandjutter en veel aangespoeld hout werd achter zijn huis opgeslagen. In 1953 was de watersnoodramp in Zeeland en ook in Walcheren, doch het pension werd gespaard. Wel was merkbaar dat de zee flink te keer was gegaan. De bunker die aanvankelijk op de duin stond was door de afkalving geheel op het strand terecht gekomen.  In 1954 werd “ons” vakantiepark galgewei genoemd, waar vakantiehuisjes werden opgericht.   foto 9  Zicht op de Galgewei vanaf de duinen. Zie ook het washok rechts boven. Familie Huvers wandelde weleens over de wei. Hans zegt dat er weinig te beleven viel en dus liet men het veel links liggen  foto 10  Ook het Vebenabos breidde uit. Overigens met geld van aardappeleigenaren uit oost-noord Nederland, die de recreatie gestimuleerden. Aanvankelijk demontabele huisjes, die later een meer permanent karakter kregen. (Zie een apart hoofdstuk hierover later).  foto 12  foto 13  foto 14  De ruimten voor de twee gezinnen was te krap geworden door de opgroeiende kinderen. De gebroeders Huver probeerde nu een bouwvergunning te krijgen voor de bouw van enkele bungalows op hun eigen grond. Dit werd afgewezen. Ook de bouw van een dienstwoning kwam niet in aanmerking. Het uitbreidingsplan voorzag hierin niet en vanaf dat moment is een gigantische strijd geleverd tegen de beleidsvorming, bureaucratie en lokale politiek. Een uitvoerig verslag van de ontelbare acties, aanvragen en verweerschriften wordt in het boek weergegeven. Te veel om op te noemen of te vermelden.  Na het overlijden van Opa François Huvers in 1964 werd een salonwagen door Frans jr (de timmerman) en zijn schoonvader gebouwd voor moeder Huvers, vlakbij het restaurant. Ze noemde de salonwagen ”zonromdom”. Inmiddels kregen de gebroeders toch weer toestemming om hun bedrijf enigszins uit te breiden en/ of aan te passen. Echter de samenwoning was onhoudbaar geworden. Sjaak had tijdens de zomerperiode een slaaphuisje op het strand, doch dat moest telkens weer opgebouwd en afgebroken worden. In de zomer werd de zolder gebruikt als slaapplaats voor de kinderen! Instanties die betrokken waren bij de diverse aanvragen of procedures gebruikten als tegen argumenten dat de uitbreiding in strijd zou zijn met de zeewering of bestemmingsplan natuur enz. enz. Pas in 1981 kwam er schot in de aanvragen. Een verkeerde interpretatie van een bebouwingslijn was steevast de oorzaak dat de uitbreiding steeds werd afgewezen.  Door alle problemen met de diverse overheden stopten beide broers hun activiteiten en het bedrijf werd gesloten. Frans en zijn vrouw vertrokken naar Zoutelande en daarna wederom verhuisd naar Vlissingen waar Frans in 2004 overleed, en zijn vrouw nu nog zelfstandig (92) woont. Ik trof haar in aanwezigheid van haar zoon Hans en Wim.  Piet Hein: foto 15   Strandplezier met de overblijfselen van de Atlantikwal Zoals reeds benoemd exploiteerde de fam. Huvers een voorziening op de stand vanuit een badhokje. Het badhokje werd verkocht en er verscheen een friettent en een slaaphuisje. In een latere fase bouwden de beide broer een heuse strandtent, nadat er een nieuwe duinovergang was gerealiseerd in 1948. De strandtent werd successievelijk uitgebreid. Sinds 1965 sprak men over de “consumptietent”. Zoon Wim (1949) runde al vroeg deze strandtent “Piet Hein”, samen met Sjaak en zijn vrouw Adri. Deze strandtent moest elk jaar op en afgebouwd worden, wat een hele heisa was. Het duurde ruim 6 weken opbouwen en idem dito afbreken. In de winterperiode ging hij werken als seizoen werknemer o.a. bij een bedrijf in Vlissingen” Hefa” een voorloper van de HEMA. Het was een leuke tijd op het strand en samen met twee andere strandtenten in Domburg en Zoutelande waren ze de drie best bezochte gelegenheden op Walcheren. Hij koos echter om elders in loondienst te treden en is uiteindelijk bij de Sligro beland alwaar hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. In 1970 werd de strandtent vervangen door een heuse strandbar genaamd “Beach bar” De beide broers, beiden al op leeftijd, verhuurden aanvankelijk dit bedrijf aan derden, doch in 1975 verkochten ze het aan Cor van Zweeden, die het de huidige naam “Piet Hein ”gaf. Vervolg Westduin: In 1981 wilde de aannemer Flipse uit Koudekerke een optie nemen op het pand en de totale grond. Een plan om de huidige bebouwing te slopen en er vakantiehuizen neer te zetten werd weer afgewezen door B&W. De aannemer benaderde nu Eef Izeboud. Hij was al jaren in de horeca/restaurant wereld werkzaam en was op dat moment bedrijfsleider van het Strandhotel aan de boulevard te Vlissingen. Deze werd net zo enthousiast als mw. Huvers destijds. Hij zag brood in de locatie en ging voortvarend van start. In 1982 kocht hij de uitspanning voor 1.200.000.- van de fam. Huvers. Zijn aanvraag om totale nieuwbouw te realiseren, stuitte wederom op diverse bezwaren van uit de overheden. Om een lang verhaal kort te houden, in 1983 kon met de bouw gestart worden en op 1 juni 1984 was de opening een feit.  De fam. Huvers daarentegen bleven achter met een kater van de diverse procedures, overlijden van een van de gebroeders, de verhuizingen en de sloop van hun levenswerk. Toch zijn ze nog steeds trots op het resultaat van hun grootouders en ouders en op hun zelf natuurlijk Eef Izeboud ging aan de slag, echter ook hij kreeg te maken met tegenslagen als afwijzingen van een lichtreclame enz. De jaarcijfers over 1984 waren niet best zodat er opnieuw geïnvesteerd moest worden. Een franchiseovereenkomst met het “golden tulip” concern gaf meer mogelijkheden. In 1992 verbrak hij de relatie met deze hotelketen. Uitbreiding volgde in 1998 en tot slot de grote uitbreiding in 2004. Eef Izeboud overleed echter in 2005. Zijn twee zonen namen het bedrijf met succes over.  foto 16  Een aspect moeten we nog de revue passeren. Op de kruising met de Galgeweg stond aan de Vlissingse kant een houten huisje. Dat was van de fam. Huvers.   foto 17  foto 18  Het is door de jaren veel opgeknapt en werd gebruikt voor velerlei doeleinden. Zie de diverse foto’s . Bij de herschikking van de Galgeweg stond het in de weg., De familie werd gecompenseerd met een stukje grond erachter wat ze afsloten met een slagboom. Daar stalde ze tijdens de zomermaanden hun auto’s en fietsen. Toen de duinverbetering ”de zwakke schakels” werd gerealiseerd moest het stukje grond ingeleverd worden. Ze werden wederom gecompenseerd door grond nabij de huidige grote parkeerplaats te krijgen. Dit stukje historie is nu ook verduidelijkt.  In het gesprek met Hans Huvers, werd duidelijk dat zijn moeder nog leefde en daardoor een eye-witness. Deze kans liet ik me niet ontgaan en zodoende zat ik eind maart 2016 aan de tafel van mw. Huvers – Willems, oud 92 jaar, nog geheel zelfstandig wonende, maar wel met wat hulp van haar 4 kinderen, schoondochter en schoonzoon.  foto19  Mw. Huvers – Willems(2016) Voor alle duidelijkheid, zij was gehuwd met Francois(Frans) Huvers, een van de twee(drie) zonen van het oorspronkelijk echtpaar Huvers. Haar verhaal begint in het Gelderse Twello. In de oorlog was zoon Frans ondergedoken in dit dorp. In de omgeving werd een hulp gevraagd voor het maken van (eigen teelt) sigaren. Frans was hierin geïnteresseerd en dus werd hij ingeschakeld in deze (m.i. illegale) handel. Op dat adres woonde ook een dochter. Beiden werden verliefd en trouwden zelfs in de oorlogsperiode. Na de oorlog vertrok het echtpaar naar Vlissingen. Ze beschrijft het als een helse tocht. Overvaren naar Deventer, met de trein naar Arnhem, trein reed door naar Den Bosch. Ze hadden geluk want de konden met een andere trein door naar Vlissingen, die echter in feite maar tot Goes ging, maar uiteindelijk toch door ging naar Vlissingen. Ze schrok erg van de enorme verwoestingen. Nu ze er over praat lijkt het wel een trauma te zijn geweest. Via een opstapplaats bij het Wooldhuis (boulevard) voor een bootje, waar ze erg lang op moesten wachten. Deze bracht hen in het donker uiteindelijk naar Westduin. Nabij ons weitje konden ze van het bootje. Immers Walcheren was nog steeds overstroomd door de dijkdoorbraken vanwege de bombardementen bij Westkapelle en bij de Nollendijk te Vlissingen. Het weerzien was hartelijk, maar het viel haar toch allemaal tegen. De overgang naar het Zeeuwse en de reiservaringen speelde haar parten. Gedurende de eerste periode was het leven hard. Veel inwoning van opzichters, die belast waren met de opheffing van de inundatie.  Dat deze mensen belangrijk waren voor de broodnodige inkomsten, bleek wel van het feit dat deze gasten de slaapplaatsen van de gezinsleden innamen en de familie in de algemene ruimten sliepen. Over deze naoorlogse periode weet ze nog dat Duitse krijgsgevangenen aan het werk werd gezet door achter hun café-restaurant mijnen te ruimen. Met prikstokken werd ze het veld in gestuurd. Ze kon zich niet meer herinneren of er ongelukken gebeurd waren. Op dit terrein is later het Vebenabos ingericht. Dat te bedenken dat men nog steeds niet over elektra, waterleiding en gas aansluiting beschikten. Alles was nog erg primitief. Een pomp werd gebruikt om water uit de duinen te halen, met gebruikte propaangas voor de gasstellen en lampen. Zelfs werden ze leverancier van de grote flessen als sub-depot. Uiteindelijk konden ze aangesloten worden op het waterleidingnet, doch daarvoor moesten zelf de sleuven graven. Dat was geen probleem. Telefoon was er ook niet. Ze waren aangewezen op het restaurant Duinlust van Dishoek. Toen men uiteindelijk ook een aansluiting kreeg was hun abonnee nr. 267. Over de watersnoodramp in 1953 heeft men weinig last gehad. Men weet zich te herinneren dat er dood vee op het strand aanspoelde. Ook de grote bunker was ondermijnd geworden doordat het duinzand was weggeslagen en deze op het strand terecht kwam(foto) Bij de ontwikkeling van het Vebenabos kwamen de kwartiermakers in huis en daar werd goed aan verdiend. Ze sliepen, aten en dronken het nodige! In 1959 is men begonnen de bunkers te ruimen Over het toerisme weet ze nog dat dit in de jaren ’50 wat opgang kwam. Vanuit Middelburg en Vlissingen kwam men op de fiets naar het strand. Het was dan een drukte van je welste. Ook hadden ze een camping, weliswaar eenvoudig van opzet. Na verloop van tijd was dat niet meer toegestaan door de gemeente en dus maakte ze er een parkeerterrein van. Zelfs de eerste Duitse gasten dienden zich aan. Van het café moesten ze het toch hebben. Veel vaste gasten, ook zomergasten maakten veel lange uren met kaarten en drinken. Vooral als men hun “katje gevangen ”had (lees loon ontvangen) dan was het verplicht even naar Huvers. Over het strandleven weet mw. Huvers te melden dat ze slechts 2 uur in haar leven op het strand heeft verbleven. Het trok haar niet echt en… tijdens de mooie dagen moest er hard gewerkt worden. In de lente-zomer en najaar was het – zeker in het weekend – van ochtends vroeg tot diep in de avond werken geblazen. Over de omgeving had men contacten met Maarten Verhage, die later huwde met dienster Hullu en op zijn boerderij gingen wonen. Ook met hun buren Kluijfhout en met de familie Jobse. Op de laatste boerderij van de Galgewei woonde de familie Brasser, maar dat was al voor hen heel ver weg. Enkele evenementen die jaarlijks hun café aandeden waren de Marathon en de automobielclub MAC de Zeeuwen. Ze hoorden weleens de opmerking dat de “nachten van Huvers” bekend(!) waren.  Vervolg mw. Huvers Dat het horecaleven niet altijd over rozen gaat en heel hard werken betekent, zijn ze af en toe toch als gezin er even uit gebroken en b.v. naar het hertenkamp in Groede geweest, of met de bus naar Domburg en met de fiets naar Westkapelle. Later is mw. Huvers met haar man veel in Duisland op vakantie geweest. Sjaak en zijn vrouw Adri runde dan het hele bedrijf. Uiteindelijk heeft men besloten de onderneming te sluiten en na enige tijd te verkopen aan dhr. Izebouts. Wat als familiebezit over bleef was een klein parkeerterreintje, dat tot voor enkele jaren bij hen in gebruik was. Met de ontwikkeling van de Zwakke Schakels moest dit ook opgegeven worden doch daarvoor werd weer een stukje grond als compensatie aangeboden en dat is nog steeds in familiebezit. (Zie eerder in dit artikel) Hans is nog steeds actief als fervent fotograaf van dieren in de natuur. Frans en Wim genieten van hun pensioen. Dochter Wilma is gehuwd en heeft twee kinderen en is nauw betrokken als mantelzorger bij het leven van Mw. Huvers.   foto 20   Mw. Huvers-Willems rechts, midden staand Hans en rechts Wim Al met al een bewogen familiegeschiedenis die onlosmakelijk verbonden is aan de omgeving van onze Galgewei. Het is uiteindelijk een lang verhaal geworden, maar dat onlosmakelijk verbonden is met de omgeving van de Galgeweg.  ****  Interview Kees Marinisse Op een oude foto van het restaurant Huvers en na het interview met Lou Kluijfhout kon ik opmaken dat recht tegenover het huidige Hotel Westduin aan de andere kant van de Galgeweg, een kleine boerderijtje heeft gestaan. Dit behoorde toe aan de familie Marinisse. Zie foto 6 Een familielid bleek nog een slaaphuisje op het strand te hebben en een afspraak werd snel gemaakt. Het betrof Kees Marinisse. Samen met zijn vrouw Rina verblijven ze de zomerperiode in hun slaaphuisje op het strand  vlakbij het strandpaviljoen Piet Hein.  Foto1 geschied  Aangezien hij praat over twee  generaties terug is qua historie van de familie niet erg veel bekend. Zijn grootvader Kornelis Marinisse was geboren in 1867 in Zoutelande. Hij huwde in 1890 met Suzanna de Bree en betrok het boerderijtje  aan de Galgeweg.  Foto3 geschied  Suzanna de Bree en Kornelis Marinisse  Foto 2 geschied  Suzanna Marinisse – de Bree voor hun huisje In zijn levensonderhoud werd voorzien als boerenknecht/ landbouwer en dijkwerker. Hij overleed op hoge leeftijd pas in 1962 te Biggekerke.  Daarnaast was hij een actieve strandjutter. Dat is niet vreemd als je zo dicht bij het strand leefde. Zijn gezin bestond uit 14 kinderen en het 9e kind was  zijn vader Willem. Foto 4 geschied Foto 5 geschied  Willem Marinisse  Deze groeide op in het boerderijtje  aan de Galgeweg. Hij was werkzaam als landbouwersknecht, landarbeider en na de oorlog als grondwerker bij de wederopbouw van het eiland Walcheren.  Na zijn huwelijk in 1934 met Willemina Pieternella de Wijze woonde hij op ’t Meulhofje ( een buurtje van drie huisjes), hoek Verbrande Hofweg / Koksweg. In 1947 zijn zij verhuisd dichter naar het dorp Koudekerke. Het gezin bestond 8 kinderen, waarvan Kees  in 1942 werd geboren. Hij herinnert zich nog dat zijn grootvader de laatste bewoner was van de boerderij aan de Galgeweg. In 1948/1949 is het pand afgebroken als gevolg van de ruilverkaveling maar ook omdat het erg in verval was geraakt, tijdens de oorlog het lag in het spergebied, en gingen inwonen bij hun dochter op Klein Valkenisse.  Het kleine boerderijtje had twee bedstedes, doch door de gezinsuitbreiding (14 kinderen) werd van de nood een deugd gemaakt en van aangespoeld wrakhout werd steeds maar weer een slaapruimte erbij gebouwd. Kees woont momenteel in Brielle, maar vooral zijn vrouw Rina was verknocht aan de zee en daarom werd er in 1998 het slaaphuisje gekocht op het strand. Het is inmiddels geheel herbouwd/gerenoveerd en het betekent voor hen nog steeds een geweldig zomerverblijf dat ze niet willen missen. Kees weet zich nog wel te herinneren dat zijn opa veel op het strand was en in competitie met een zoon van Kluijfhout(of Jobse) zij min of meer het alleen recht claimde op gevonden zaken. Men had zelfs een stilzwijgende afspraak als je wat gevonden had, je het achterliet b.v. rechtopstaand of liggend, hetgeen betekende dat het een specifiek iemand toebehoorde. In die tijd spoelde er toch e.e.a. aan. Momenteel is dat nagenoeg nihil. Kees vertelde dat hij vroeger in de zomerperiode zelden naar het strand ging, maar daarentegen in de herfst, winter en voorjaar met vrienden veel op of nabij het strand verbleef. Het wonen in het buitengebied betekende dat door de weeks de groenteboer, slager,  visboer, bakker en melkman nog aan de deur kwamen. Het Galgeweitje werd ook bezocht en in menig interview wordt hierop wat door de bewoners gezegd. Over het Vebenabos weet hij wat te vertellen over de bouw en aanleg. Over onze Galgewei weet hij niet zo veel dan dat er strandhuisjes werden opgeslagen en in de zomer werden de huisjes opgebouwd op de wei.    ****  Interview Lou Kluijfhout  Het huisje naast het hotel Westduin kennen we allemaal. Mooie voortuin, aangeharkt grint op de oprit, gesnoeide bomen. Hier woont de fam. Kluijfhout. Ze waren bereid om over de omgeving van de Galgewei te vertellen. Het gaat hier om Lou Kluijfhout (1952), gehuwd met Tanny, die oorspronkelijk uit Colijnsplaat komt. Ze hebben twee kinderen, die nu de woning/camping aan de Galgeweg runnen, voorheen eigendom van de familie Verhage (zie hun interview). Omtrent de stamboom weet hij te vertellen, dat zijn ouders waren: Alexander(Sander) Kluijfhout (1908-1995) en Cornelia Poppe (1912 – 2009) Ze zijn op 6 augustus 1930 gehuwd en kregen 8 kinderen. Zij bewoonden een boerderij op het landgoed Zwanenburg. Lou is in het ziekenhuis in Vlissingen geboren. De ouders van Alexander (vader van Lou) waren: Willem Kluijfhout en Neeltje Brandes. Dit gezin bestond uit 4 kinderen Alexander-Janus-Willem-en Lou. Lou is echter al op 30-jarige leeftijd overleden. Van zijn oma (Neeltje Brandes) weet Lou te vertellen dat zij na het overlijden van haar man Willem pension Duinlust in Dishoek is begonnen. Het pension is later overgenomen door haar zoon Janis en schoondochter Sien. Zoon Willem die achter het pension woonde was groenteboer en ging langs vele adressen om zijn waren aan de man te brengen, ook als vaste leverancier op het Galgeweitje.  De vader van Lou (Alexander of te wel Sander) vormde samen met Isaak Verhage een compagnon schap in de landbouw.  Tijdens de 2 wereldoorlog is hun huis op Zwanenburg verloren gegaan. Enerzijds doordat het huisje gevorderd werd door de Duitsers en deze hun gaarkeuken erin hadden gemaakt.  In 1951 werd het huidige huis aan de Galgeweg gebouwd. Uiteindelijk heeft Lou het in 1987 verworven. Hier is Lou (1952) ook geboren. De vader van Lou (Alexander of te wel Sander) vormde destijds samen met Isaak Verhage een compagnon schap in de landbouw.  Tijdens de 2e wereldoorlog is hun huis op Zwanenburg verloren gegaan. Enerzijds doordat het huisje gevorderd werd door de Duitsers en deze hun gaarkeuken erin hadden gemaakt. De moeder van Lou wist zich te handhaven in de oorlogsjaren door o.m. krijgsgevangenen(Marokkanen) te voeden. In 1951 werd het huidige huis aan de Galgeweg naast Westduin gebouwd. Uiteindelijk heeft Lou het in 1987 verworven. Aan de geschiedkundige achtergrond en ontwikkelingen rondom Zwanenburg zal een apart artikel worden gewijd. Over zijn jeugd vertelt hij dat het zoeken naar allerlei zaken in de bunkers een geliefde bezigheid was. Uit kogellagers werden knikkers gehaald en er werd driftig mee gespeeld. Ook staken ze brandplaatjes (fosfor) in een luciferdoosje en na het aansteken was het vlug wegwezen. Een stevige steekvlam was veelal het resultaat. Nadat de bunkers begin ’60 jaren gesloopt werden, waarbij ze met springstof werkten, was de lol over.  Op school naar Koudekerke en als bijnaam hadden de bewoners van de omgeving van de Galgeweg de “duunaepjes of Westhoekers”.  Ook had Cees Marinisse (een oom van Kees Marinisse- zie historie) de bijnaam Cees Perebie. Ze speelden af en toe ook op de Galgewei, waar in de winter de afgebroken huisjes waren opgeslagen. Ook rond het huisje van Huvers (aan de overkant van de Galgeweg tegenover het huidige hotel Westduin) werd veel gespeeld en kattenkwaad uitgehaald. Het huisje is al een tiental jaren geleden afgebroken bij de herinrichting van de Galgeweg. Lou was van beroep timmerman. Hij is nu gepensioneerd en in de zomermaanden stelt hij zijn naast het huis gelegen wei, open voor dag parkeerders. In de winterperiode was er vroeger niet veel te doen. Een welkome afwisseling was de boerenvisite. Tweemaal per jaar ging men bij elkaar in de buurt op de koffie, waarbij de ouders onder elkaar de nieuwtjes uitwisselden en de kinderen naar hartenlust met elkaar speelden. Met nieuwjaarsdag moesten ze de kerklasten betalen. Dat was zo de gewoonte! In de omgeving werd veel aan koolzaad en vlasteelt gedaan. Dat is nu heel anders!    Gegevens stuk: •	Toegang: 413 Fotocollectie •	Nummer:6272 •	Titel: Landbouwer Kluijfhout met vrouw, dochter Maatje en dienstmeisje voor hun hofstede op Zwanenburg •	Datering: 1870 ca.  ***  Interview familie Jobse  Een van de laatste puzzelstukjes rondom de Galgeweg moest nog worden ingevuld t.w. de boerderij annex kampeerterrein/zomerhuisjes van de familie Jobse. Postuum laat ik Piet Jobse SR aan het woord. Enige jaren geleden hem ik hem in zijn woning in Koudekerke bezocht. Hij is in 2015 overleden op 89-jarige leeftijd. Piet vertelde dat hij in deze boerderij aan de Galgeweg is geboren. Het pand wordt geschat op 300 jaar oud en voor zover bekend steeds in familiebezit! Hij was gehuwd met Leintje van Sluijs. Ze kregen 4 kinderen, t.w. Jos, Piet JR, Corrie en Jan. Destijds heeft hij deze boerderij van zijn ouders overgenomen. Het was een gemengd bedrijf, t.w. landbouw en veeteelt. De gronden rondom deze boerderij waren ongeveer 8 ha. In 1976. Toen de koeltanks werden ingevoerd, is het vee verkocht en vormde de landbouw in hoofdzaak de broodwinning. Uit overlevering weet hij te vertellen dat tijdens de Franse overheersing de naam aan de weg werd gegeven t.w. de Galgeweg (Noot interviewer: dit is een van de vele duidingen die er bestaan omtrent de Galgeweg en Galgewei. Zie het artikel over de Vygheter, die een aannemelijker verklaring geeft voor de naamgeving van dit gebied). Hij herinnerde zich zijn jeugd, waarbij hij samen met vrienden Bram en Maarten wat bij verdiende met aardbeien plukken en ze gingen polsstoksloot springen (klauwstok genaamd). Naar school ging hij in Koudekerke, waarbij de fiets het enige vervoermiddel was. Vooral ging hij met zijn vrienden uit de omgeving, het strand op om te kijken wat er allemaal was aangespoeld. Hij vond er hout, een vat olie en wijnvaten.  Boerderij JobsePieter Jobse Paard Pieter Jobse, die als laatste boer nog ploegde met zijn paard, op de boerderij Jobse  De oorlogsperiode is zeker niet aan hem voorbijgegaan. In 1940 werd hij opgeroepen om in Straatsburg voor de vijand(Duitsland) te gaan werken. Dat vertikte hij, met als gevolg dat hij moest onderduiken. Eerst in Amsterdam in een loods, later in 1943 naar Andijk, waar hij meehielp met de bloembollenteelt. In oktober 1943 keerde hij terug naar Zeeland. Dat was gevaarlijk, maar met medewerking en/of hulp van de plaatselijke politie is het hem gelukt uit handen te blijven van de vijand. De bevrijding kwam in 1944, waarna hij deel uit ging maken van de stoottroepen in Valkenisse. Bunkers werden ontmanteld, stiekem spelen met de munitie enz. In 1947 was het jaar dat – na de drooglegging van het eiland Walcheren - de landbouw weer kon worden uitgeoefend, althans toen was de grond ontzilt en men kon voor het eerst weer inzaaien. Er werd gerst en vlas verbouwd. In 1949 kwam de recreatie steeds meer in beeld. Het Vebenabos werd ingericht, want voorheen was deze grond voor de landbouw bestemd. De stichting, die daarvoor werd opgericht, zorgde voor de nodige financiën. Ook verhuurde hij ruimte voor de werknemers en opslag van materialen. Over het weitje weet hij te vertellen dat er vroeger veel konijnen zaten. Hij had een jachtvergunning en schoot menig haasje, dat hij voor 3 kwartjes kon verkopen. Piet was vroeger ook een fervent ringrijder, wat hem goed afging.  Pieter als rinsteker 1Piter als ringsteker 2 Pieter als rinsteker  Tot zover reiken mijn aantekeningen van destijds. De omgeving kende hem maar al te goed. Met zijn scootmobiel reed hij dagelijks rond in de omgeving.  Als vervolg op dit postuum interview, sprak ik in mei 2017 zijn zoon Pieter JR (1952) en kleinzoon Edwin (1977). Hij weet uit overleveringen dat het geslacht Jobse al van ver voor 1800 bestaat. Zijn grootvader, Joos genaamd, is al vroeg in 1946 overleden, terwijl zijn vrouw (oma) in 1960 pas is overleden.  Hij zelf weet van zijn jeugdjaren dat er veel gespeeld werd in de aanwezige bunkers in de duinen.  Gezin en oma Gezin Pieter en Oma Jobse  Piter en zijn gezin Pieter en zijn gezin   Na de oorlog werd de boerderij weer door zijn vader voortgezet. Hij begon ook een kleine camping, eerst niet officieel. Een kippenschuur deed dienst als verblijf voor gasten en zo is allengs de uitbreiding tot een camping tot stand gekomen. Later is alles geformaliseerd. De indeling van deze boerderij bestond in feite uit twee woningen en een schuur. In een gedeelte van de woning huisde Piet en zijn gezin, daarnaast eerst oma Jobse en later oom Dirk. Nadat Piet vertrok naar “het dorp Koudekerke “trok Pieter JR (geïnterviewde)in de woning. Hij is trouwens van jongs af aan in de bouw werkzaam geweest en dat is gebleven tot dit moment.  Over de omgeving vertelt hij dat de naast gelegen buren als de fam. Verhage en fam. Kluijfhout, fam. Huvers en fam. Brasser geregeld bij elkaar op visite kwamen. Ze noemen het als gebruik een “boerenvisite”. Alle kinderen kwamen mee en er werd gepraat, gelachen en gespeeld. Ook werd er een stevig borreltje gedronken. Bij het gezin van de fam. Brasser had dochter Krina een prachtig hutje met popperige inrichting en dat was een groot feest voor Corrie om in te spelen.  Corrie Jobse Jos Jobse bij de boerderij  Boeren (stil)leven Boeren(stil)leven  Ook duidde hij op de moerasachtige plek, wat verdwenen is onder de uitbreiding van de duinen ten gevolge van het project de Zwakke Schakels. Vroeger noemde men die plek “de Rimboe”. Een heuglijk feit weet Corrie, een dochter van Piet en zus van Pieter JR, te vertellen dat er ooit een keer een St. Nicolaasfeest werd gevierd bij de fam. Huvers. Dit was nog nooit vertoond in de buurt en dus heel uitzonderlijk. Het is waarschijnlijk bij één viering gebleven. Zie foto2 Ook vult ze aan – ondanks haar jeugdige leeftijd destijds medio 1960 – dat de bunkers werden opgeblazen, wat een oorverdovende knal was. Nadien moesten zij van hun vader met een karretje de baksteentjes her en der gaan verzamelen die dan gebruikt werden voor verharding van hun oprit. Op het dagelijks menu stond overigens altijd soep, aardappelen, groente- voornamelijk uit hun tuin – en een stukje vlees. Dat vlees werd bewaard in grote Keulse potten en was afkomstig van de jaarlijkse slacht van een varken. De man van Corrie - een schoonzoon- wist zich dat goed te herinneren en dat was voor hem een aparte ervaring. Overigens haar favoriete eten was meiraapjes met gekookte peertjes, aardappelen en een bal gehakt. Als goed gebruik maakt ze dat nog geregeld klaar voor haar gezin.  Naar het strands Naar het strand   Over de boerderij van Verhage (nu Kluifhout) weet Piet JR te vertellen dat deze nu de naam draagt van “Duinerve”. Deze blijkt oorspronkelijk afkomstig te zijn van de naam van de boerderij van de ouders van Maarten Verhage, die in het veld stond en door de inundering in 1944 geheel is verwoest. Momenteel wordt in het natuurpark middels een hoogte geduid dat hier ooit een boerderij stond. Veel is van die boerderij niet bekend. Een pentekening, door een onderduiker gemaakt, is het enige grafische bewijs van het bestaan van die boerderij. Inmiddels is Pieter JR ook verhuisd naar “het dorp” en nu is alles in beheer en eigendom van zijn zoon Edwin. Hij woont er nu met zijn vrouw en kinderen in de gehele boerderij en runt de zomercamping. Ook hij is momenteel al jaren werkzaam in de bouw, net als zijn vader.  Kortom: in vogelvlucht de geschiedenis van drie generaties.  Zoon Edwin en Pieter JR Jobse Zoon Edwin en Pieter JR Jobse  ***  Extra gegevens: •	Datering: 1870 ca. •	Fotograaf: Onbekend •	Oud registratienr.: FA3668 •	Copyright: Ja, naam onbekend •	Plaats: Zwanenburg  ***  Swanenburg1  Zwanenburg of Swanenburch of Swaenenburcht….  Uit het relaas van de familie Kluifhout konden we opmaken dat zij jarenlang op een boerderij of hofstede hebben gewoond, dat een onderdeelvormde van een aantal boerderijen op de grond van de voormalige “buitenplaats Swanenburg”. Dit grondgebied grenst aan de omgeving van onze wei richting Vlissingen en is nu omgevormd tot een openbaar park, tennisveld en horecagelegenheid. Het integreerde mij om daarover meer over te weten. Nu was er een artikel geplaatst in het heemkundeblad Nehalenia, najaar 2016, nr. 193 door de opsteller/schrijver Jaco Simons, die de historie van deze buitenplaats of kasteel of landgoed grondig heeft onderzocht. Daarnaast werd nog informatie verzameld – ook gepubliceerd door Jaco Simons - uit de Klaver Vier, een infoblad voor Pauwenburg en van de webmaster Koudekerke Sjoerd de Nooijer. Met toestemming van deze schrijvers heb ik een samenvatting gemaakt en wat aangevuld met ander en eigen materiaal om zodoende meer bekendheid te geven over dit stukje grond.  Voorgeschiedenis:  Ongeveer tussen de jaren 1600 en 1750 heeft in de uiterste zuidwesthoek van de Heerlijkheid Koudekerke Zwanenburg gestaan, een buitenplaats met kasteelachtige uitstraling. De zogeheten ambachtsheerlijkheid van Koudekerke was voor Walcherse begrippen omvangrijk te noemen. Het gebied strekte zich uit van tennispark Zwanenburg in het Nollebos tot aan de Middelburgse veste, en van Dishoek tot zelfs over het kanaal door Walcheren, daar waar de Erasmuswijk in Middelburg is gebouwd De naam werd blijkbaar populair, want op Walcheren hebben een zomerverblijf onder Oostkapelle en een boerderij in de buurt van Oost-Souburg met dezelfde benaming bestaan.  Grenspaal  De eerste vermelding van buitenplaats Zwanenburg - vroeger gespeld als Swanenburg(h) of Swanenburch(t) - vinden we op de Zeelandia Comitatus van Willem Blaeu. Naast de vele dorpen en enkele steden op Walcheren worden slechts een paar belangrijke hoven vermeld. Zwanenburg is één van die markant aangegeven plekken. Blaeu vervaardigde deze kaart tussen 1635 en 1638, maar baseerde zich op oud materiaal, namelijk uit de periode 1598-1615. Smallegange schrijft in zijn Cronyk dat Apollonius Ingels - geboren in de eerste helft van de zeventiende eeuw - de bouwheer was van Swanenburg. Gezien de genoemde vermelding op de kaart van Walcheren uit 1598-1615 mogen we aannemen dat hij een reeds bestaande buitenplaats - van een van zijn voorouders? - liet ver- of herbouwen tot een verblijf van indrukwekkende omvang. (zie tekening van het familiewapen van Ingels) Na het ter ziele gaan van de buitenplaats, vóór het jaar 1750, blijft slechts de boerenhofstede bestaan.  Het heerlijk huis te Swanenburg.  Het grondgebied dat destijds Koudekerke omvatte, was groot te noemen, zeker voor Walcherse begrippen. Diagonaal gezien strekte het zich uit van de Middelburgse veste, bij buitenplaats De Griffioen, tot aan het duingebied bij de Nolle in Vlissingen. Zwanenburg bevond zich direct aan de kust op de hoger gelegen duinvoet. In de huidige situatie kunnen we stellen dat Zwanenburg lag tussen de banen van tennisclub D.O.S. in het Nollebos en de ‘verlengde’ Burgemeester Van Woelderenlaan in Vlissingen.  Hoewel we de naam Zwanenburg regelmatig tegenkomen, geven de beschikbare bronnen niet veel concrete informatie prijs. Toch krijgen we dankzij topografische kaarten, overlopers, vergaarboeken, prenten en summiere beschrijvingen een vrij goed beeld van de buitenplaats en het gebied eromheen.  De Overloper van de Westwatering uit 1622 bevestigt dat in de periode ervoor een aantal kleinere percelen werd samengevoegd tot één groot perceel in het desbetreffende gebied. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om het perceel waarop Zwanenburg werd gebouwd. De ontwikkelingsgeschiedenis van een buitenplaats startte meestal met de aankoop van een bestaande boerderij. Dat was niet uniek op Walcheren, maar wel bijzonder. De eerste bewoners van het kasteel waren lieden uit het 'edele en aanzienlijke' geslacht Ingels(e). Leden uit deze familie bekleedden hoge functies, zoals die van burgemeester, statenlid van Zeeland en VOC-bestuurder.  Qua ontwerp was Swanenburg geen doorsnee Walcherse buitenplaats, want het bouwwerk kreeg een kasteelachtige uitstraling, waarbij vervolgens diverse panden werden bijgebouwd. Swanenburg2 Naamgeving Over de herkomst van de naam Swanenburg zijn er onduidelijkheden. Jacob Verheye van Citters, de bekende magistraat, oudheidkundige en verzamelaar, schrijft in zijn aantekeningen uit 1801 dat Swanenburg niet werd vernoemd naar de gevleugelde dieren, zoals algemeen werd aangenomen, maar naar een in de buurt liggend water, de Swaa, Swaak of Swaan geheten. De dubbele klinkers, zoals aa, ee, ie of ij, duiden volgens hem op een water(loop). Ze zijn voortgekomen uit het Latijnse woord aqua. Verheyes theorie is een optie. Maar vervolgens stuiten we op een nieuwe vraag. Kunnen we het woord Swaan tevens interpreteren naar de vorm van die waterloop? AI sinds mensenheugenis loopt er immers een S-vormig stroompje vanaf de huidige Kanovijver in het Vlissingse Nollebos tot aan de huidige Koudekerkseweg. In de loop der tijd is er een deel, zowel door mensenhand als door de inundatie in 1944, verbreed en er zijn wat aftakkingen gegraven. De contouren van de S-vormige waterloop zijn echter nog altijd duidelijk te herkennen in het landschap. Op luchtfoto's van dit gebied is de zwanenhals mooi te zien. Mattheüs Gargon zegt in zijn Walcherse Arkadia (een beschrijving van het eiland uit 1715-1717) dat Zwanenburg genoemd is naar de vele zwanen, die in de gracht rondom de buitenplaats zwommen. Jacob Verheye van Citters, oudheidkundige, schrijft in zijn aantekeningen uit 1801 echter dat het geheel genoemd is naar een water, de Swaan geheten. Het blijft onzeker waar de naam op gebaseerd werd.  Ontwikkelingen Als buitenverblijf heeft Swanenburg circa 100 jaar bestaan, zoals een herenhuis, een koetshuis en diverse andere bijgebouwen. De bijgebouwen hielden het veel langer vol, namelijk ruim 300 jaar. Vermoedelijk was Swanenburg in de tussentijd in een verwaarloosde toestand geraakt, want op I I april 1727 werden het slot en de bijbehorende grond door Johanna Cornelia Ghyselin verkocht. De grond viel in handen van diverse nieuwe eigenaren. Het slot kwam op naam van schoonzoon mr. Johan François van Hogendorp, ambachtsheer van Steenhuysen en stadsbestuurder in Vlissingen. In de Scheldestad was hij raad vanaf 1729, in de periode 1725-1735 diverse malen schepen en tot slot in 1737 burgemeester. De verkoop van het slot betekende het einde van Swanenburg als buitenplaats, want al binnen een half jaar, om precies te zijn op 23 september 1727, werd het slot weer verkocht aan de compagnons Pieter Cousijn en Pieter Wanjon, beide afkomstig van Oud-Vlissingen. Tussen 23 september 1727 e  Ontmanteling buitenplaats  Het bezit van Apollonius Ingels en zijn nazaten moet tot de verbeelding hebben gesproken. Dat is wel duidelijk. De cartografenbroers Hattinga maken op hun kaart van Walcheren uit circa 1750 immers melding van 't geslegte Slot Swancnburg, terwijl dat gebouw dan al meer dan twintig jaar uit het landschap was verdwenen. De archieven van de Polder Walcheren laten ons zien dat er in 1713, en in de jaren daarna, percelen in handen komen van andere eigenaren. De naam Ingels raakt uit beeld.  Hoe zag slot Swanenburg eruit?  Swanenburg werd op een weliswaar amateuristisch getekende prent afgebeeld in het beroemde boek Nieuwe Cronyck van Zeeland. Auteur Mattheus Smallegange meldde in zijn tussen 1696 en 1700 gepubliceerde werk, dat de weduwe van Apollonius Ingels op het slot woonde; op dat moment achterhaalde informatie, want Maria Schot was al zes jaar eerder overleden. Het is duidelijk dat Smallegange's lijvige werk in een tijdspanne van vele jaren werd geschreven, want een aantal feiten was intussen niet meer actueel. We krijgen met de prent van Swanenburg een indruk van hoe het slot er in grote lijnen moet hebben uitgezien, met de kanttekening dat de illustratie een sterk geïdealiseerd beeld geeft van de werkelijkheid door middel van verfraaiing en vergroting. Swanenburg lijkt namelijk omvangrijker dan het eigenlijk was. Toch moet de kasteelachtige buitenplaats op Walcheren grote bekendheid hebben genoten. De gravure toont een ommuurd geheel dat wordt omgeven met een brede gracht. Een brug, die voor een deel ophaalbaar is, sluit aan op de L-vormige bijgebouwen met zadeldaken; een poort met driehoekig fronton geeft toegang tot de rechthoekige binnenplaats. Daaraan bevinden zich het hoofdgebouw, de genoemde bijgebouwen en de met beelden verfraaide siertuin. Het hoofdgebouw of herenhuis is rechthoekig van vorm en bestaat voornamelijk uit één woonlaag met zadeldak. In het midden zien we een Vlaamse trapgevel en daarachter een klein (klokken)torentje. De dakvlakken aan weerszijde van de trapgevel bevatten een kleinere dakkapel. Het herenhuis heeft op één hoek een vierkante toren met een hoge, ingesnoerde vierkante spits. Aan de andere zijde lijkt een tweede woonlaag aanwezig te zijn in een breder, rechthoekig torentje met eveneens een ingesnoerd piramidedak en een schoorsteen. De gevels en torens bevatten meerdere horizontale banden waarin kruisvensters zijn opgenomen. Aan de binnenplaats bevinden zich twee toegangen tot het hoofdgebouw Buiten de gracht staat een conciërge- of tuinmanswoning. Slot Swanenburg met rechts op de achtergrond burg zijn "gedemolieert" ofwel gesloopt. De aankoop van een te slopen pand kon lucratief zijn, want afbraakmateriaal werd in die tijd hergebruikt. De verkoop van dat materiaal leverde geld op. Dat, in tegenstelling tot het huis, het behoud van de boerderij van Swanenburg wél van belang was, werd op 8 juni 1728 duidelijk. Wanjon kocht toen diverse stukken weiland, waaronder een perceel bij Swanenburg 22.  De tweede wereldoorlog  Als in mei 1940 de oorlogshandelingen losbarsten in Vlissingen blijft alleen de familie Stroo in het gebied wonen. De Duitsers bouwen in de duinen een zogeheten kustbatterij met de naam Veste Heldburg. In de volksmond wordt het verdedigingswerk Zwanenburg genoemd. De batterij is voorzien van een kanon. Als deze in actie komt, worden, vanwege de luchtdruk, telkens enkele dakpannen van het huis van de Stroo’s afgeblazen. In oktober 1944 worden op vier plaatsen de Walcherse dijken gebombardeerd door de geallieerden, waaronder de Vlissingse Nolledijk. Het eiland wordt daardoor onder water gezet, met als doel de Duitse bezetter te verjagen. Het duurt vervolgens bijna een jaar om Walcheren vrij van water te maken. Door het geweld worden alle panden, inclusief hofstede Zwanenburg verwoest. Zoals bleek is het kasteel al meer dan 250 jaar geleden ter ziele gegaan en moest de overgebleven hofstede het 63 jaar geleden ontgelden.  Herinneringen… Een landschappelijke herinnering vinden we tegenover de banen van tennisclub DOS, in het Nollebos. Deze waterpartij is het enige overblijfsel uit de tijd van de indrukwekkende buitenplaats. Verder zijn de verwijzingen naar de verdwenen buitenplaats legio. Zo vinden we straatnamen als Zwanenburg en Zwanenburgseweg. Overigens kreeg de laatstgenoemde weg als gevolg van de wederopbouw van Walcheren een andere indeling. De van oorsprong bochtige, onverharde weg liep vanaf de Grenswegeling - bij Garage Murre - tot aan de kust - bij de tennisbanen van LTC DOS. Nu heet alleen het gedeelte vanaf de ingang van het Nollebos tot aan de duinen Zwanenburgseweg. Voorts werd in het verleden een school voor lager beroepsonderwijs naar Zwanenburg genoemd. Tot slot treffen we in het Westduinpark een sauna en aan het einde van de Burgemeester van Woelderenlaan een boerderij aan met de naam Swaenenburgh.  Boerderij Swanenburg  In de eerste helft van de negentiende eeuw werden er op het grondgebied van de voormalige buitenplaats verschillende panden bijgebouwd. Ze stonden pal naast de boerderij. Tussen 1923-1924 en 1940 werd de boerderij van Zwanenburg gepacht door de familie De Visser. De andere drie boerenhuizen werden bewoond door de familie Stroo, de familie Maas en de familie Van Vlaanderen. (zie foto's a en b) Zij bezaten gemengde boerenbedrijfjes, met bouwland en wat vee. Na het ter ziele gaan van de buitenplaats, vóór het jaar 1750, blijft de boerenhofstede bestaan. Van de bewoners weten we weinig meer dan hun namen.?  De prachtige en goed verzorgde woonboerderij aan de heeft, om verwarring te voorkomen, niets te maken met de oude buitenplaats Zwanenburg.  De boerenhofstede bleef bestaan, zoals vaak het geval was bij opgeheven buitenplaatsen. Het boerenbedrijf was immers zelfvoorzienend en kon zelfs in moeilijke tijden standhouden. Hofstede Zwanenburg werd in 1940 door de bezetter gevorderd. De Duitsers bouwden in de duinen een zogeheten kustbatterij met de naam Veste Heldburg. In oktober 1944 werden op vier plaatsen de Walcherse dijken - waaronder de Vlissingse Nolledijk - gebombardeerd door de geallieerden. Walcheren werd onder water gezet om de Duitse bezetter te verjagen.  Door het geweld van het water werden alle panden in het Nolle- en Westduin gebied van Vlissingen verwoest, inclusief hofstede Zwanenburg.  De eigenaren van slot en boerderij Swanenburg  •	1595/ 1633 Apollonius Ingels, grondlegger Apollonius Ingels,de stichter en bouwheer van Zwanenburg. Hij huwde Maria Schot(1608) in 1626. Ze kregen in 1627 een zoon Jasper of Gaspar. •	22 oktober 1633 Maria Schot,  Na het overlijden van Apollonius sr. in 1633, verhuisde het gezin naar Vlissingen maar bleef eigenaresse van het slot. Zij overlijdt op hoge leeftijd van 86 jaar in 1694.  •	Circa 1652 Jasper (Gaspar) Ingels. Vermoedelijk zal Jasper tussen 1649 en 1653 eigenaar zijn geworden. Zeker als burgemeester van Vlissingen en als gevolg van zijn huwelijk met Cornelia Cau zal hij Swanenburg wel in eigendom hebben gehad in die periode, hoewel daar geen bewijs voor is gevonden. In elk geval bleef hij tot zijn dood in 1679 eigenaar van het door zijn vader opgerichte slot.  •	April 1679 Bonifacius Ingels.(+1694) Als erfgenaam van Jasper werd Bonifatius Ingels(oudste zoon) aangewezen. Hij zou slechts drieënhalf jaar eigenaar zijn van Swanenburg, want al op 20 november 1682 verkocht hij tweederde deel, waarop het slot stond aan zijn grootmoeder Maria Schot.  •	20 november 1682 Maria Schot De koper was niemand minder was dan de intussen 74-jarige grootmoeder Maria Schot! Zoals eerder vermeld, overleed Maria Schot in februari 1694 op de voor die tijd uitzonderlijk hoge leeftijd van ongeveer 86 jaar.  •	Februari 1694 Johanna Constancia Ingels, gehuwd met Johan Ghyselin Na de dood van Maria Schot ging het slot uiteindelijk naar de zus van Bonifatius Johanna Ingels. Na haar dood en die van echtgenoot in 1707, werd het slot uiteindelijk in 1712 toegewezen aan een dochter Johanna Cornelia Ghyselin.  •	4 maart 1712 Johanna Cornelia Ghyselin Swanenburg ging naar zijn dochter Johanna Cornelia Ghyselin, gehuwd met Johan de la Palma. Op 11 april 1727 werden het slot en de bijbehorende grond door Johanna Cornelia Ghyselin verkocht.  •	I I april 1727 Johan François van Hogendorp  Het slot kwam op naam van schoonzoon mr. Johan François van Hogendorp.  •	23 september 1727 Pieter Wanjon en Pieter Cosijn De verkoop van het slot betekende het einde van Swanenburg als buitenplaats, want al binnen een half jaar, om precies te zijn op 23 september 1727, werd het slot verkocht aan de compagnons Pieter Cousijn en Pieter Wanjon, beide afkomstig van Oud-Vlissingen. Tussen  1727 en 1730 werd het pand vermoedelijk gesloopt. •	Circa 1730 einde buitenplaats, boerderij blijft bestaan.  •	Op 9 mei 1730 kocht Pieter Wanjon de andere helft van zijn compagnon Cousijn.  •	Na het overlijden van Pieter Wajon in 1749 werd zijn zoon Max eigenaar maar verkocht het weer in 1750 aan Cathalina Jansen Maas.  •	30 januari 1750 Cathalina Jansen Maas.  •	30 april 1754 draagt zij het over aan haar zoon Jan Willemsen Moens  •	Circa 1778 kocht Jan de Kock de boerderij.  •	Op 9 september 1788 kocht Jacob Willemsen Bakker de boerderij. Inmiddels was de omvang door landaankoop gegroeid tot 34 gemeten()  •	Op 17 maart 1798 werd Floris Heijstek de nieuwe eigenaar.  •	Medio 1810(?) werd de boerderij verkocht aan de weduwe Wilhelmina, Carolina van den Brande. In 1799 was ze getrouwd met de uit Gouda afkomstige Adriaan Caspar Cornelis Slicher. In 1800 kwam hun dochter Johanna Jacoba Maria ter wereld. In 1808 overleed haar man.  •	Na het overlijden van Wilhelmina in 1826 ging de hofstede over op 21 december 1827 op dochter Johanna Jacoba Maria Slichter (1800-1851) en haar man, de uit het Noord-Franse Charleville afkomstige Albert Willem Laurens Heldewier, waarmee zij in 1824 was getrouwd en kreeg vier kinderen.  •	De hofstede kwam vervolgens in het bezit van Elvira Heldewier(1835-1876), het jongste kind van het echtpaar Heldewier-Slicher. Zij trouwde met Auguste Charles Constant Garnier. Het paar kreeg een zoon Eugene Albert.  •	1876 August Charles Constant Garnier en Eugène Albert Garnier werden eigenaren, na de dood van Elvira in 1876  •	Eugène Albert Garnier werd volledig eigenaar na de dood van zijn vader in 1906  •	In het tweede kwart van de 19e eeuw werden er op het grondgebied van de voormalige buitenplaats verschillende panden bijgebouwd. Deze kleine boerderijtjes stonden dicht bij de grote schuur van hofstede Zwanenburg.  •	Circa 1938 graaf Robert Marie François Carpentier de Changy en familieleden en mogelijk mr.Willem Hendrik Vermaas  •	1956: Mr. Vermaas verwerft de grond waarop Swanenburg ooit stond. Bewoners / pachters van de hofstedes •	Op het westelijke stuk van het oorspronkelijke perceel 5 gemeten en 38 roeden werd in de eerste helft van de zeventiende eeuw een extra boerderijtje gebouwd. Deze kwam pal naast de schuur van boerderij Swanenburg te staan.  •	Tussen 1810 en 1820 verkocht Lein Kuipers zijn boerderijtje aan dijkwerker Dirk Stroo. Dan breekt de 'periode Stroo' aan, met achtereenvolgens de genoemde Dirk. dijkwerker Cornelis sr.. kleermaker Cornelis jr. en landbouwer Jacobus.  •	Rond 1882 volgde naast het boerderijtje nog een kleine boerenwoning. •	Dit tijdvak zou tot 1942 duren, tot de buurtschap Swanenburg werd ontruimd door de Duitse bezetter. Ook de rond 1882 gebouwde. naast het boerderijtje staande boerenwoning hoorde bij de familie Stroo. •	1923 - 1940 familie Visser. Dit echtpaar kreeg 4 kinderen. •	Daarnaast werden in het buurtschap nog boerderijen bewoond door o.a.door de fam. van Vlaanderen. Hier sluit even het onderzoek naar Zwanenburg zelf. De hofstedes of boerderijen is toch een verhaal apart geworden. Dit vereist meer kadastraal onderzoek en oude kaarten omtrent de ligging en de bewoners. Dus meer tijd. John Branderhorst Wordt vervolgd…..  Interview: Krina Brasser en Elien Maljaars  Als sluitstuk voor het sociaalgeografisch onderzoek rondom de Galgeweg betreft het de boerderij, die vlak voor de rotonde staat. Het keurige onderhouden huis met bijgebouwen en een uit ijzer gesneden model van een paard op de postbus als uithangbord, intrigeerde mij om na te gaan of deze boerderij uit het verleden stamde. Via de gezinsleden van de fam. Jobse kwam ik erachter dat de huidige bewoonster zelfs een familielid was van hun was.   Van weleer Van weleerAls sluitstuk voor het sociaalgeografisch onderzoek rondom de Galgeweg betreft het de boerderij, die vlak voor de rotonde staat. Het keurige onderhouden huis met bijgebouwen en een uit ijzer gesneden model van een paard op de postbus als uithangbord, intrigeerde mij om na te gaan of deze boerderij uit het verleden stamde. Via de gezinsleden van de fam. Jobse kwam ik erachter dat de huidige bewoonster zelfs een familielid was van hun was.

Bram Brasser en Izaak Brasser en met Opa en Oma BrasseOp een mooie zomerse dag in juli trof ik Elien Maljaars aan in haar weelderige tuin. Zij bewoont sinds jaren deze voormalige boerderij. Evenwel was zij jaren gehuwd geweest met Jan Jobse, doch hij is overleden. Inmiddels hertrouwd met haar huidige echtgenoot Wim Maljaars. Echter voordat ik Elien haar verhaal laat doen, ben ik via via bij een van de oorspronkelijke bewoonster terecht gekomen bij Krina Louws-Brasser. Zij woont momenteel in Zoutelande, doch is van oorsprong opgegroeid op de boerderij aan de Galgeweg.

Haar verhaal is als volgt

Haar ouders waren Abraham(Bram) Brasser (1914), die gehuwd was met Janna de Witte (1916). Er kwamen twee kinderen. Zij wist nog te vertellen dat haar opa Cornelis Brasser, gehuwd met Zoetje Kluijfhout aan de Zwaanweg woonden.

Voormalige situatieWel bekend is dat de oorspronkelijke boerderij (mogelijk gedateerd rond 1800) door de onderwaterzetting van Walcheren geheel is verdwenen . Een dorsvloer moet ergens onder de huidige inrit nog verscholen liggen. Er werd voor haar vader en moeder een tijdelijk onderkomen gezocht en gevonden aan de Verlengde Dishoekseweg(Paris). Daar is zij ook geboren. (1947). Abraham Brasser bouwde in 1955 een nieuwe boerderij op de oorspronkelijk huidige plek.

Voormalige situatie

Krina en haar man dhr. LouwsDeze boerderij bestond uit een gemend bedrijf, waar vader Bram Brasser zijn nering had. Er moesten koeien gemolken en op het land gewerkt worden. Het was dagelijks hard werken voor ieder gezinslid. Krina werd noodgedwongen veel in het huishouden ingeschakeld. Haar vader is in 1986 overleden.
Na zijn overlijden is de boerderij verkocht in 1989 aan Jan Jobse en Elien Jobse-Jasperse. Zie hierover verder. Haar moeder vertrok naar “het dorp” Koudekerke en is in 1996 overleden.

Krina vertelde over haar jeugd, dat de Galgeweg – zoals vele buurten in de omgeving – erg op zichzelf was. Men ging slechts met de bewoners van de Galgewei om en op in de wintermaanden geregeld bezoek, wat traditioneel genoemd werd “de boerenvisite”. De kinderen kregen chocolademelk, de vrouwen zaten met elkaar te breien en de mannen – onder het genot van een jonge jenevertje en een stevige sigaar – praten over het werk op het land en de ontwikkelingen.

De klederdracht was destijds nog steeds door haar ouders en familie in gebruik. Zij zelf heeft dit niet meer gedragen. De dracht was traditioneel voor Walcheren en had geen specifieke kenmerken van deze streek.

Er werd ook jaarlijks geslacht en dan werd het kadaver enkele dagen voor het afsterven van het vlees opgehangen, waarna het in weckpotten enz. bewaard werd. Ook leverworsten werd in eigen beheer gemaakt. Opmerkelijk was dat het ontharen van het varken met vuur en stro werden gedaan. Een typische lokale manier van doen!

Als kind speelde ze veel met de kinderen van Kluijfhout (dochter Ineke). Cake bakken en met een zelfgemaakt poppenhuis spelen waren favoriet. Naar school ging men door weer en wind naar Koudekerke en nadien met nagenoeg de hele klas naar Middelburg. Alles op de fiets natuurlijk. In 1967 is Krina gehuwd en is ze naar Zoutelande getrokken

Hiermee stopt haar relaas. Het vervolg is het verhaal van Elien Maljaars. Zij was afkomstig van “het dorp lees Koudekerke. Samen met haar voormalige echtgenoot Jan Jobse (+2006) kochten zij de boerderij in 1989.

Huidige situatieBeiden werkten en daardoor trokken ze er eerst in. Daarna was het eerste werk een grondige verbouwing van de woning. De oorspronkelijke bestemming als boerderij werd hiermee verlaten. Getuige de vele foto’s werd veel in eigen beheer uitgevoerd. Jan was een praktisch gevormd vakman en dat kwam goed van pas. Een hele klus, want het huis werd in zijn geheel opnieuw ingericht. Naar het schijnt is een enkele muur nog in de oorspronkelijke staat. De rest is vernieuwd, wat ook nodig was, naar verluidt.

Over de ontwikkelingen van de omgeving van de Galgewei ziet ze wel grote verschillen. Kon je vroeger over de akkers en weilanden naar Dishoek kijken, nu is de natuurlijke omgeving door menselijk ingrijpen veel veranderd. De bossen als natuurgebied beletten dit nu. Op oude foto’s klopt dit inderdaad. Veel ruimte en weinig begroeiing is te zien. Ook de wildgroei van bepaalde planten in dit gebied gaat een bedreiging vormen voor de struiken en planeten. Hiermee sluiten we het gesprek af, met de opmerking dat we de ontwikkelingen niet echt tegenhouden, maar alert moeten blijven op de oorspronkelijkheid.

Deel 9 | Klederdracht in Walcheren/Galgeweg.

Voorwoord

In de historische reeks van de bewoners en de omgeving van de Galgewei/ Galgeweg past ook een korte schets van de gebruiken en in dit geval de klederdracht. Waar we nu wat nostalgische gevoelens hebben als we nog bewoners zien die in dracht lopen, was dat vroeger opgelegd pandoer.
In de diverse interviews komen overigens korte verwijzingen naar hun gewoontes, waaronder de klederdracht. Vooral ouders van de geïnterviewden kenden hun ouders steeds in hun klederdracht. De vraag was: hoe zat dat nu.

Op internet en via een standaard boekwerk en een kort interview met Ilse Loos als vertegenwoordigster van deze gelijknamige stichting, komt deze samenvatting van deze informatie op onze site. Het is zeker niet uitputtend of gedetailleerd en degene die het echt interesseert verwijs ik graag naar de stichting.

Klederdracht

De diverse Zeeuwse streekdrachten en de geschiedenis er van zijn uitgebreid beschreven in het boek De Zeeuwse Streekdrachten 1800-2000 (Zwolle, 2005) onder eindredactie van Jeanine Dekker.
De Walcherse klederdracht is een zeer bekende streekdracht in Zeeland, die alleen wordt gedragen op het eiland Walcheren. Omdat Walcheren het meest bekende en gevarieerde eiland van Zeeland is, denkt men bij Zeeuwse klederdracht al snel aan de Walcherse dracht, maar deze verschilt toch sterk van die van de andere Zeeuwse eilanden.

In de 19e eeuw ontstond in Zeeland een diversiteit aan streekdrachten. Ieder eiland had zijn eigen dracht en zelfs van plaats tot plaats waren er soms aanmerkelijke verschillen. De klederdracht van Westkapelle is in grote lijnen hetzelfde als elders op Walcheren, al zijn er op onderdelen wel belangrijke andere accenten in de wijze van dragen. De dure lakense stoffen en de uitbundige sieraden, zoals gedragen door de rijke Walcherse boeren en boerinnen, kwamen in Westkapelle nauwelijks voor. Met name van de dijkwerkers was uiterst sober.

Vrouwen klederdrachtDeze dracht wordt nauwelijks meer gedragen, een enkele keer komt men in een bejaardentehuis nog een standhouder tegen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog verdween de Walcherse klederdracht men een razend tempo, omdat men op het geïsoleerde eiland Walcheren kennis maakte met de Amerikaanse cultuur. Bij een telling in 2003 bleken 157 vrouwen en geen enkele man de klederdracht nog dagelijks te dragen. De klederdrachten zijn in Zeeland goeddeels uit het straatbeeld verdwenen. In geheel Walcheren zijn welgeteld anno 2017 nog slechts enkele (bejaarde) vrouwen, die dagelijks in de traditionele dracht gekleed gaan.

Meisjes in Walcherse klederdracht

De Walcherse dracht van een vrouw bestaat uit vele delen. Men draagt om het lijf ouderwets ondergoed, als een interlock hemd en onderbroek, of in de winter een borstrok, met daar overheen een zogenaamd "jak": een diepzwarte trui van merinoswol, met een uitsnede voor het decolleté. Daaronder draagt met de "beuk", die ook bij de Zuid-Bevelandse klederdracht wordt gedragen. Over deze twee delen doet men een gehaakte doek in een driehoekvorm, die men vastmaakt met enkele spelden. Om het middel draagt men een onderrok en daarover een rok van katoen, ook wel een "schort" genoemd, met een alom bekend grijswit gestreept motief met zwarte figuren.

Als kapsel werd een losse rol gedragen in een breed en streeksel. Met een streeklint of toerlint van donkergekleurde band werd het vast gezet. Daarbovenop werd een muts gedragen met brede uitsnijdingen, gemaakt van witte broderie met een boogjesfeston. Echter de oorlellen mochten niet zichtbaar zijn onder de muts. De bovenmuts is stijf gesteven met blauwsel geglansd en van achter fijn geplooid. De kousen zijn dikke exemplaren van zwart katoen of wol.

Op belangrijke dagen of gebeurtenissen draagt men in plaats van de katoenen rok een zwarte rok van merinoswol. Om het hoofd doet men een "blis" ter hoogte van het haar, waarna men het haar achteraan opsteekt en vooraan om de blis heen wikkelt.

Daarna zet men een geheel gouden beugel, met aan beide zijden aan de voorkant gouden krullen, die naast het voorhoofd uitsteken. Aan deze krullen hangt men op zondagen of feestdagen zogenaamde "stikken". Een stik is een driehoekig sieraad met in het midden een parel. Daarna doet men over het hoofd een opgesteven kanten mutsje dat met spelden wordt bevestigd. Hierover doet men nog een muts, gemaakt van ander materiaal, dat ook met spelden wordt bevestigd, waarna het een geheel is. Bij rouw draagt men in de gehele uitrusting enkel maar zwarte onderdelen. Om de nek draagt de vrouw een bloedkoralen ketting, met vooraan een gouden slot. Bij de rouw bestaat deze ketting uit zwarte granaatjuwelen. Het opmaken of kleden betekende veel voorbereidingen.

Wanneer meisjes een jaar op 16, 17 werden, gingen ze over van het dragen van een lange meisjesmuts naar de korte langettemuts. Maar bij meisjes die als dienster werkten in de stad Middelburg, vond ‘mevrouw’ het vaak niet leuk dat zij hun mooie lange meisjesmuts niet meer droegen. Mevrouw vroeg dan of de meisjes deze muts wilden blijven dragen in plaats van het kleinere Walcherse kapje op te zetten. Veel meisjes uit het Koukerks grondgebied (dicht rondom Middelburg) voldeden aan dit verzoek en zo ontstond het Middelburgs ambacht. Het is dus eigenlijk een variant op de officiële dracht voor volwassen vrouwen, ontstaan op verzoek van de burger.

Hoewel de meiden die het Middelburgs Ambacht droegen, vroeger niet meededen aan het sjezen rijden, komen we deze dracht tegenwoordig wel eens tegen.

Mannenkleding

Mannen klederdrachtDe kleding van de Walcherse boer is geheel zwart. Zijn rok (het jasje), vest en broek zijn gemaakt van zwart laken. Onder het vest draagt hij een zwart boezeroen van kamgaren. Dit boezeroen wordt in de hals gesloten met 2 gouden halsknopen. Onder de halsknopen wordt een gekleurde halsdoek (blauw, groen, geelgroen, blauw/bruin) gedragen met een platte knoop. Daaronder draagt hij een gouden broche.

De man draagt een zwarte klepbroek, die met 2 zilveren broekstikken en 2 zilveren klepstikken wordt gesloten. In een kleine zak aan de zijkant draagt hij zijn zgn. paeremes. Veel mannen dragen een horloge met een brede, zilveren ketting, hoewel dit niet echt bij de dracht van de 2e helft van de 20e eeuw hoort. Mannen droegen de horlogeketting tot ongeveer1890.
Onder de klepbroek draagt de boer zwarte kousen en schoenen. De mannenschoenen zijn hoog; bij de zondagse dracht horen geen spekzolen. De Walcherse man draagt op zijn hoofd een ronde vilten hoed of een petje met glimmende klep.

Om de nek draagt men een dicht gestrikte doek met daaraan twee "Zeeuwse knopen", die geheel uit goud bestaan. Daaronder dragen de mannen en gouden broche. Om de middel draagt men twee zilveren broekstukken. Aan het overhemd bevinden zich een aantal zwarte knopen. Op het hoofd draagt men een ronde hoed, die wat weg heeft van een bolhoed, maar platter, ook wel een "slae'oedje". In Westkapelle draagt men een klein petje met aan de zijkant een op geborduurd motief. Op enkele plaatsen op Walcheren draagt men ook het petje, maar zonder borduursel. In Westkapelle dragen de mannen het petje scheef, soms achterstevoren, en daar is ook een verhaal van, maar of het waar is weet men niet. Het zou zo zijn dat als er een kind geboren is de grootvader komt en van een afstand het petje op het hoofd gooit en hoe het terechtkomt, zo draagt het zijn hele leven het petje. De laatste man in heel Nederland, die klederdracht droeg, was Pieter Verhage, in de Walcherse klederdracht.

Zeeuwse Knop

De Zeeuwse knop vormt al eeuwenlang een belangrijk onderdeel van de traditionele Zeeuwse klederdracht. Als sieraad werd de knop een belangrijk pronkstuk dat symbool stond voor de Zeeuwse trots en de rijke cultuurhistorie. De Zeeuwse knop is ontstaan als knopjes op het hemdboord van de boeren mannen uit de 18e eeuw, de z0genaamde braamknopen. De braamknopen veranderde langzaam van vorm in de loop van de jaren. Rond 1870 werd het de Zeeuwse knop, zoals hij er nu uit ziet. Vanaf die tijd zijn vrouwen de knop gaan dragen als sieraad op de mutsspelt van hun klederdracht tenue.

Trend op dit moment

Op dit moment herleeft dit element uit de klederdracht en is dit cultuur item een opkomende trend geworden. Er zijn vele producten al op de markt sieraden, bonbons, zeepjes, kaas & een bakblik. ZBC speelt binnen een hele andere tak in op deze trend met de unieke Zeeuwse fietsbel, de Belle Knoppe. ZBC laat de consumenten van de Belle Knoppe het Zeeuwse gevoel ervaren, deze toegevoegde waarde staat centraal in het merkbeeld van ZBC.

Kinderen

De kinderen (jongens en meisjes) werden vanaf de geboorte gehuld in een soort jurk. Vanaf 3 jaar werd de kleding gewisseld voor kleding als afspiegeling van de ouders.

Ontstaan van de vereniging en de Galgewei

Over het ontstaan van het weitje is een mooi relaas te schrijven, echter dit betekent wel, dat ik ruim 18 archiefdozen informatie, in allerlei omvang, in het archief van Middelburg geraadpleegd heb. Maar de meeste informatie is uit het archief van de secretaris verkregen. De hand van Ineke Luijk was duidelijk merkbaar. Alles is tot in detail opgeschreven, geordend en bewaard. Ruim 10-12 ordners vol ,zijn doorgeworsteld, waarbij ik weleens de gedachten had om het schrijfwerk neer te leggen.
Omdat dit het sluitstuk van de reeks informatie over de bewoners en de omgeving van het Weitje, moest worden, heeft de verwerking van de gegevens me meer tijd en moeite gekost als voorzien.
Toch is het een heel verhaal geworden. Bij het doornemen van de archieven zijn kleine leuke berichtjes gelezen en gezien, die veelal hilarisch waren en af en toe een ernstige noot, die gekraakt moest worden. Ik ben tevreden over het eindproduct en wens de lezers veel plezier in het tot zich nemen van de historie van Walcheren, ontstaan van de vereniging, de ontwikkelingen en de huidige situatie.
Een woord van dank aan de huidige secretaris Ad de Haan voor het beschikbaar stellen van het archief, het mee lezen en redigeren van de oud-voorzitter Wim Vermeule en de plaatsing op de website door de webmaster. Uiteraard ook nog verschillende eigenaren, die me met raad en daad bijgestaan hebben.

John Branderhorst, mei 2019.

Het ontstaan van de wei

We moeten teruggaan naar de periode voor de WO2. Het strand was toen nog leeg en her en der stonden wat houten optrekjes van zeildoek, die clandestien door inwoners van Vlissingen daar neergezet waren. Het toerisme was zeker nog niet in trek en het was meer bedoeld om zich af en toe om te kleden. Het leven was nog simpel, traditioneel en oorspronkelijk!

Hiervan zijn helaas geen foto’s beschikbaar, maar U moet zich voorstellen een leeg strand met hoogstens twee à drie donkere optrekjes. Onvoorstelbaar in deze tijd.

De bezetting door de Duitsers in 1940 betekende het einde aan deze manier van recreëren, want alle stranden werden “sperr” gebied en bestemd voor de verdediging in de vorm van de bouw van de Atlantiekwal.

Deze periode kenmerkte zich in de bouw van bunkers, mitrailleursnesten, verbindings- en observatiepunten. In de verslagen van o.m. hotel Westduin wordt daarover meer gesproken.

De oorlog is voor het gebied van Westduin weinig spectaculair van invloed geweest. Bij Dishoek werd wel even fel gevochten en sneuvelden er veel manschappen over en weer. Na deze hindernis lag Vlissingen min of meer open en vanuit de duinen en vanuit de Westerschelde zijn de bevrijdings aanvallen ondernomen. Over de verschrikkingen van de oorlog in Walcheren zijn verschillende boeken verschenen. Raadzaam is om “de Drukkerij” in Middelburg te bezoeken. Hier worden in een speciale hoek veel historische uitgaven te koop aangeboden en voor elk wat wils.

Walcheren was door de bombardementen, voorafgaande aan de landingen bij West Kapelle en Vlissingen onder water gelopen. De gaten in de duinenrij zorgden dat eb en vloed vrij spel hadden op het eiland.

In de interviews van hotel Westduin en van boer Verhagen worden melding gemaakt, dat vervoer van en naar de omgeving van Westduin – vooral bij vloed – onmogelijk was, dan met hulp van een roeibootje. De boer omschreef zelfs,  dat ter hoogte van de rotonde bij de Burgemeester van Woelderenlaan de stroming zo sterk was,  dat er geen doorkomen aan was.

Door de dichting van de gaten met caissons, die nog afkomstig waren uit Engeland, welke gefabriceerd waren voorde landing in Normandië, werd Walcheren langzaam maar zeker in 1946 drooggemalen. De verzilting had zijn sporen nagelaten op de akkers en weilanden.

Ook waren er huizen of aangetast of zelfs verzwolgen. Een voorbeeld was de boerderij Verhagen, die ooit op een verhoging in het land stond achter de Galgewei. Daarvan is weinig of niets meer van terug te vinden dan slechts een gedenkplaat, die herinnert aan deze periode. Ook de oude boerderij de Vygheter, zie artikelen Vygheneter, is door de stroming geheel verzwolgen.

Voor de bevolking betekende dat ook armoede en geduld bewaren. Met hulp van het buitenland werd de draad weer opgepakt en in 1949 werd hulp geboden door de aardappeltelers uit het noorden van het land.

In 1947 was de Stichting Nieuw Walcheren het aanspreekpunt voor de ontwikkeling van het eiland.

Foto 1: krantenartikel

Op 22 juni 1949( of 25-05-1949) wordt de stichtingsacte van het Vebenabos ( Vereniging Verbetering van het Nederlandse aardappelras) getekend. Notaris Loeff( gelinieerd aan Den Bosch) verzorgde de noodzakelijke documenten. Kosten 35 gulden! De vroongronden, zoals dit gebied werd geduid, was bestemd voor de recreatie. De Verbena(had een gift verstrekt ad 23.517 gulden aan Stichting Nieuw Walcheren, voor ontwikkelingen ten behoeve van de bewoners van Walcheren. De recreatie of vrijetijdsbesteding stond voor de welgestelden en het Vebenabos was hiervoor bestemd. De Galgewei (Kampeerhuttenterrein) voor de minderdraagkrachtige inwoners. In het Vebenabos werd in 1947 de eerste paal geslagen.

Inmiddels was de belangstelling voor het vrijgekomen strand( ontdaan van zeemijnen) weer gegroeid en menig Vlissingenaar bouwde een demontabel hokje(in de volksmond KOTJES genoemd) op het strand om er in de zomer te kunnen verpozen. In de winter werd het materiaal opgeslagen op de huidige(oude) wei onder een grootzeil. Dat werd gedoogd door de eigenaar t.w. de gemeente Koudekerke.

De eerste tekenen van actie om de wei te mogen gaan exploiteren als opslag dateert uit 1951. De namen H. Stolk, Coppejans, Sinke, Wolterman komen gezamenlijk met een zeer onderdanige brief op 17 april 1951 , waarin de vraag beleefd gesteld wordt om toe te staan, de strandspullen in de winter neer te leggen, maar in de zomer in zijn geheel te mogen plaatsen. Dit werd toegestaan tot 1-11-1952. Dit herhaalde zich weer in 1953.

In april 1953 werd voor een periode van een jaar toegestaan, dat er houten optrekjes met een dak van zeildoek- lees veredelde kampeertenten – geplaatst mochten worden. Een gebruiker maakte meteen een houten dak op zijn huisje en dat viel heel verkeerd bij de gemeente. Resultaat: geen vergunning meer. De variaties volgden elkaar op, zelfs een eterniet dak werd zelfs gebruikt als dakbedekking.

Foto 2: fam. Piet Kooman

De jaren daarna kwamen er steeds meer huisjes bij en het Bestuur van het Vebenabos, dat ook inmiddels de Galgewei beheerde, gaf op 7 april 1954 definitief toestemming om huisjes neer te zetten. Een lijst van bewoners en gegadigden werd daarbij meteen vastgesteld. Ook een drietal eisen v.w.b. de uitvoering t.w.: Wit huisje, rood dak en op de wei geen vuilnisbakken.

Dat er snel een toestemming kon worden verleend, getuige het verzoek van dhr. Van de Kerkhof, die op 14-03-1955 toestemming vroeg en deze op 12-04-1955 al een akkoord kreeg.

Ruim 20 plaatsen werden er bezet. Jaarlijks kwamen er steeds meer aanvragen bij het Vebenabos binnen.

In 1954 werd de herverkaveling door de gemeente Koudekerke vastgesteld en de inrichting van de wei kon beginnen. Het kampeerhuttenterrein was geboren!

Evenwel was toch nog de stelregel dat de huisjes of te wel kampeerhutten nog elk jaar uit elkaar moesten worden genomen en plat onder een zeil gelegd worden tijdens de winterperiode.

Opzet van de wei:

Om de inrichting, of te wel de uitrusting, van de wei enigszins volgordelijk te vermelden, volgen nu jaartallen waarin specifieke voorzieningen zijn gerealiseerd of bijzonderheden zijn te melden.

Op 12 april 1955 werd een bord met Rijwielpad geplaatst.
In 1956 werd toegestaan om ook in de winter de huisjes in tact te laten.
In maart 1956 deelde de Stichting mede, dat er voorlopig geen plaatsen meer beschikbaar waren.
In het jaar 1957 wordt ook melding gemaakt dat er een “vereniging” zou zijn, waar dhr. Piet Kooman de eerste voorzitter van werd.

De uitbreiding van de huisjes groeide inmiddels naar 52 plaatsen, die vergeven werden.

Jaarlijks werd een recht op plaatsing(plaatsingsgeld) verstrekt, waarvoor de eigenaren ad 40-60 gulden, plus schoonmaakartikelen ten behoeve van de wasplaats, wat aan de Stichting verschuldigd was. Jaarlijks werd er wel geïndexeerd. In 1961 betaalde men al 50-90 gulden.

De Stichting VEBENABOS

De Stichting maakte ook wat turbulente tijden door.
Omdat het in dit artikel vooral gaat om de Galgewei, laat ik deze ontwikkelingen buiten beeld. Mogelijk dat de Stichting nog eens een opdracht geeft om haar historie eens goed vast te leggen.
In 1986 was de gemeente Valkenisse nog eigenaar van de grond en de Stichting stelde nieuwe statuten op. De Stichting werd samengesteld uit leden van B&W Valkenisse, de Aardappelhandel, Stichting Nieuw Walcheren, lid van Vreemdelingenverkeer,  een lid van de Vereniging Vebenabos en Kampeerhuttenterrein en Westduin.

Uitbreiding:

De uitbreiding van de Galgewei werd in feite al in 1961 begonnen. Het kadastrale nr. 120/260 was 60 ha groot en zou bestemd worden voor Westduin en de Galgewei. De onteigening bleek een hele sinecure. De pachters de Looff en J.Kluijfhout zouden afstand moeten doen van hun recht en, zoals het betaamt bij zulke situaties, dat weigerde men. De pachtkamer kwam eraan te pas, die uiteindelijk in 1987 toestemde met de ontbinding van het pachtrecht met een x bedrag als schadeloosstelling.

Grenspaal van de gemeente Vlissingen en Koudekerke, tegenover de voormalige ingang van de Galgewei.

De Vereniging Zomerlust:
In het begin was er sprake van een informeel bestuur, wat gevormd werd door dhr. Piet Kooman, Minnaar, Sinke,Vos en Bogt.  
Op 9 juni 1955 wordt hiervan het eerst iets van opgeschreven, dat er sprake was van een (in) formeel bestuur. De statuten e.d. zijn echter niet gevonden.
In 1961 werd de vereniging formeel opgericht, waarvan de eerste bestuurders Dhr. Post-voorzitter-, dhr. Melse als secretaris. In 1985 werd Piet Maljaars de penningmeester en functioneert tot op de dag van vandaag(2019) nog steeds in deze functie.
In het archief zijn handgeschreven verslagen beschikbaar, die een proza zijn voor menig taalkundige.
In 1993 werden de statuten herijkt en kwam er een huishoudelijk Reglement. De benaming van de vereniging werd “Zomerlust” Overigens werden de statuten nogmaals gewijzigd op 29-05-2009
Op 18-01-1996 Oprichting van de huidige formele vereniging, die deel uitmaakt in de samenstelling van de Stichting Vebenabos.

Voorzieningen:
De voorzieningen waren erg mager.  Er werd een waterput geslagen. Een kraan voor de gehele wei! Voorheen werd water voor gebruik en wassen, door de eigenaren zelf meegebracht, met kannen, jerrycans enz. Het was een heel gesjouw, als we de oude bewoners of familie horen vertellen over die periode.
Overigens werd de waterpunt of waterkraan, jaarlijks voor de winter afgesloten en verwijderd om in het voorjaar weer geplaatst te worden. De firma Marinusse en Co. werd daarvoor opgedragen ad 15 gulden omdat uit te voeren. Ook werd de kolk geregeld leeggezogen door de firma Boon uit Middelburg. De kosten zijn ook jaarlijks in rekening gebracht door een bedrijf Noppen genaamd.

Frans Geense onder de douche                             
Jacco en Frank Geense met op de achtergrond de wasplaats  (1970)

De verlichting van het washok was ook een apart verhaal., Naast de schoonmaakartikelen offreerde het bedrijf van HC v.d. Runstraat 20 liter petroleum voor verlichting incl. de befaamde kousjes
In 1954 werd voor de bewoners een wasgelegenheid gebouwd. Kinderen onder de 14 jaar mochten zich onder toezicht daar wassen. In 1976 is dit bouwwerk gesloopt.
Het duurde tot 1955 totdat er een aansluiting kwam op de waterleiding, met een centrale watermeter.
In 1960 werd het eerste voorstel tot uitbreiding al opgesteld en zelfs goedgekeurd door gedeputeerde Staten. Echter deze procedure verliep moeizaam In 1972 werd het zelfs verworpen door de Kroon. In 1987 weigerde, om zeer onduidelijke redenen, de Provincie het bestemmingsplan voor de recreatie goed te keuren.
In 1961 werd zowaar een lichtmast geplaatst en in 1961 kreeg het washok ook elektra verlichting en aansluitingen voor de elektrischer scheermachientjes van Philips.
In 1971 werd voor het eerst een vuilnis container door Wielemakers geplaatst.
In 1974 werd een voorstel tot uitbreiding van de wasplaats verworpen
Ook de postvoorziening staakte bij de huisjes en er werd een centrale postbus ingericht.
In 1975 werd het 25-jarig bestaan van het Vebenabos gevierd door het bestuur in De Wijde Lande.
In november 1978/1981 werden riolering en de waterleiding aangelegd. Dat moet toch een hele luxe zijn geweest voor de bewoners, die zowel water moesten halen, hun toilet in de wasplaats legen en de gas(kous)lampjes voor de sfeerverlichting gewend waren.
In 1980 kwam voor het eerste elektra op de wei ter beschikking. Dat betekende dat de eigenaren een bedrag van 1300 gulden op tafel moesten leggen om een meter in het huisje te krijgen. Een stevig bedrag, wat niet elke bewoner direct kon opbrengen.
In 1978 kwam het Bestuur met het ophangen van een poederblusser
Bij de sloop van het washok werd de waterleiding door de sloper kapotgetrokken.  Dat was een probleem, maar uiteindelijk tussen de partijen in der minne geschikt.
In 1981 was er al een plan voor de ontwikkeling van het plan Westduin en werd de riolering aangelegd
In 1981 werd door bureau Rothuizen een bestemmingsplan Galgewei getekend. Pas in 1984 werd een voorbereidend Besluit genomen over het Bestemmingsplan
Op 21 januari 1988 werd een PTT-leiding aangelegd.
In 1991 werd i.v.m. de verhoging van de omzetbelasting (6%) een hertaxatie ingevoerd.

Herschikking van de wei

Ook in 1988 werden de eerste signalen duidelijk dat uitdunning van het aantal huisjes noodzakelijk werd. Onder de noemer kwaliteitsverbetering werd de nieuwe wei aangewezen, waar, in eerste instantie een bebouwing van 30 m2 werd toegestaan en later opgehoogd werd naar 35 m2.(1989). Ook de minimale afstand tussen de huisjes werd bepaald op 5 meter.
In een krantenartikel van 24-03-1989 wordt de uitbreiding van de Galgewei openbaar gemaakt.
Hiervoor zou het bestuur van de vereniging de huisjes moeten aanwijzen die naar de nieuwe wei moeten verhuizen of verplaatst moeten worden. Dit werd als een donkere bladzijde gezien door menig eigenaar, die dat betrof. Het werd gezien als een verbanning en dat werd zeer zuur ervaren. Achteraf is deze mening duidelijk veranderd. Het was een roerige tijd. Wie moet er weg en waarnaartoe? De gemeente hakte de knoop door welke huisjes verplaatst moesten worden en de betreffende bewoners hebben via volgorde van loting bepaald waar men zou willen gaan staan. Dit is achteraf prima en in goede harmonie verlopen.
Gedurende een periode van 3 jaar werden de desbetreffende eigenaren gemaand de verhuizing te realiseren. Men kreeg – afhankelijk van verplaatsen of nieuwbouw een vergoeding van 5000 gulden of 7500 gulden - om de verplaatsing te bespoedigen. Er was geen plicht om direct te verhuizen.
De aangewezen huisjes mochten blijven staan op de huidige plaats, maar overdracht naar nieuwe eigenaar was alleen mogelijk wanneer het huisje werd afgebroken of verplaatst naar het nieuwe terrein. Ook werd verbouwing aan de huisjes niet meer toegestaan. Overdracht van de aangewezen huisjes en recht op blijven staan op de huidige plaats, was alleen mogelijk ten name van de andere huwelijkspartner ( of samenlevende ) in geval van overlijden. Na een periode van 10 jaar zou de vergoeding wel vervallen.
In 2017/2018 zijn de laatste correcties uitgevoerd. 

Afbraak huisje 16

In 1999 werd een nieuw stenen pad over de oude “wei aangelegd, wat in 2012 werd vervangen door een schelpenpad.

Een belangrijke invloed heeft het beeldkwaliteitsplan gekregen. Door voorzitter Vermeule geïnitieerd, werd een belangrijke stap gezet in de opzet en inrichting van de wei. Hierdoor kon voorkomen worden, dat er wildgroei ontstond in verbouwingen, groenvoorziening en gezichtsbepalende elementen.

Erfpacht

Werd voorheen de grond onder de huisjes verhuurd aan de eigenaren, in 2002/2003 werd – mede door de vraag vanuit de eigenaren – deze om gezet in erfpacht. Het was daardoor mogelijk dat er een hypotheek kon worden afgesloten bij aankoop of verbouwing. Door notaris Sauer in Vlissingen zijn de meeste aktes opgemaakt. Slechts enkele bewoners hebben hiervan afgezien om moverende redenen.
Inmiddels is het einde van deze looptijd in zicht en het bestuur bereidt zich voor om de verlenging om te zetten voor onbepaalde tijd(2019).

Verhuur

Dat verhuur mogelijk was, bleek al in 1961, toen een stevige discussie ontstond over een huurder, die zich niet netjes gedragen had op de wei, daar moest toch het nodige over gezegd worden. Het resulteerde in het aanleggen van een “zwarte “lijst, van mensen, die NIET gewenst waren op de wei. Hierin waren de Bestuurders eensgezind en heel duidelijk.
De vraag en de markt is in de loop der tijd veranderd, evenals de eigenaren. Ook de commerciële partijen hebben hun intrede gedaan en hierdoor zijn diverse huisjes beschikbaar voor verhuur. Naast het feit dat de autochtone bewoners de voormalige sfeer steeds meer missen, maar ook vaste huurders hebben, heeft de aanwezigheid van andere mensen als huurders ook zijn charme. Er is afwisseling en er zijn toevallige leuke contacten. (zie artikel huurders bij Bewoners)

Vervolg van de voorzieningen

In 1991 werd beslist dat de huisjes geen hogere nok mochten hebben dan 5.40 m. Ook de uitbreiding van het te bouwen oppervlak werd verruimd naar 38.5 m2. Goothoogte 3 meter.
In 1997 vond de gemeentelijke herindeling plaats. Het Galgeweitje kwam onder het bestuur van de gemeente Vlissingen.
In 2002/2003 werd de erfpacht ingevoerd.
In 2004 werd het 50-jarig bestaan gevierd in Kontiki.
In 2006 werden enkele plekken in de wei voorzien van drainage, plus de strook aan de slootkant werd aangepakt.
2010 de mollenbestrijding neemt in aanvang toe.
In 2012 werden alle huisjes voorzien van aparte watermeters. Voorheen werd gebruik gemaakt van een centrale meter en werden de kosten in de verhuur/erfpacht verdisconteerd.
Op 13 september 2014 vierde de Galgewei haar 60-jarig bestaan met een feest op de wei.

Zwakke schakels

De bescherming van de gehele kust van Nederland was noodzakelijk geworden door de te verwachte hogere zeespiegel. De klimaatinvloeden begonnen zich duidelijk af te tekenen. Volkomen verrast werden de bewoners geconfronteerd met het plan rondom Westduin, waardoor meer als de helft van de Galgewei onder de voet van de nieuwe duinenrij zou komen. De planning hield in dat er voorzieningen getroffen werden voor de komende 100 jaar. De keuze was uitbreiding van de duinen zee of landinwaarts. Voor dit laatste werd gekozen. Dankzij een heel slimme lobby en inzet van netwerken, werd uiteindelijk besloten de verbeteringen te richten op 100 jaar bescherming. Dit betekende dat de Galgewei in haar huidige omvang intact zou blijven en hoogstens wat rand voorwaardelijke veranderingen zouden worden uitgevoerd als het kappen van bomen en het veranderen van o.m. de centrale hoofdingang zou vanaf de Galgeweg moeten plaats vinden. Ook is er een groot natuurpark gerealiseerd waarin de bomencompensatie gerealiseerd werd. De voorlichting verliep in goede harmonie evenals de vorderingen m.b.t. het opbrengen van zand en de herinrichting
In 2007 werd de ontbossing gestart, waarna de strandweg langzamerhand verdween. Het restaurant De Vygheter werd afgebroken en in 2010 werd zand vanuit zee aangevoerd en op het strand gedeponeerd. Daarna werd met tal van vrachtauto’s het zand, nadat het zeewater uit dit depot was weg gesijpeld, de voet van de duinen aan de landzijde, opgebracht.
In 2016 werd het project afgesloten met een korte happening door het natuurpark officieel te openen.

Het leven en vertier op de Galgewei

Nostalgie is het toverwoord, als de eigenaren van weleer over de wei hun boekje opentrekken.
De samenhorigheid – vooral in en tijdens de oprichting en inrichting van de Galgewei – spreekt boekdelen. Men had een gemeenschappelijk doel en men trof elkaar altijd in de weekenden of tijdens de vakantieperiodes. Doordat de media( TV met name) nog niet zijn intrede had gedaan, moest men het vermaak voor ieder meer zelf ter hand nemen. Men zegt nu weleens, dat door verveling de creativiteit toeneemt, en dat was duidelijk zo!

Spelen werden georganiseerd en clubjes ontstonden, die frequent iets ondernamen. Ook de ouders hadden zo hun verzetjes, door naar Huvers(Westduin) te gaan voor een potje biljard en later naar de Vygheter. In de verslagen lees je zo menig fragment over deze “uitspattingen”.

Af en toe kwam er een groenteboer op de wei of een kruidenier. Zelfs is bekend dat er een slager en visboer geweest moeten zijn.

De kinderspelen tijdens het Pinsterweekend spanden de kroon. Dit gebruik is enkele jaren geleden gestopt, omdat er te weinig animo was en veel kinderen uit die tijd inmiddels groter waren geworden. De huurders kwamen wel in beeld, maar het effect van weleer was er niet meer. Ook hadden eigenaren hun huisje verhuurd en trokken zelf naar warme oorden. Kortom, de tijden veranderen en dat hou je niet tegen.

Anderszins lees je dat recreatieparken vaak de kinderspelen of te wel entertainment hoog in hun doelstellingen hebben, zodat ouders ook momenten van rust krijgen. De Galgewei is daar het concept niet voor, omdat elk huisje een andere eigenaar kent en de behoeften liggen anders, waarbij de mogelijkheden van mobiliteit ook een grote rol spelen.

De avonden – bij het licht van olielampjes – verplichtten de ouders om voor hun huisjes te gaan zitten en dan is er vrij gemakkelijk veel onderling contact. De rust en op de achtergrond gedempte stemmen, straalden een niet te betalen innerlijke rust uit. In een hectische tijd betekent dat een oase van rust.

Inrichting van de huisjes

De huisjes, welke eerst gedoogd en later toegestaan, werden veelal met afvalmateriaal van de scheepswerf De Schelde samengesteld. Menig familielid kon zich nog herinneren, dat grote platen met olie besmeurd naar de wei werden gesleept, die bewerkt en vervolgens gebruikt werden om een afscheiding, dak of buitenmuur te fabriceren.
Veel inventiviteit kwam eraan te pas. De slaapkamertjes waren veelal stapelbedden en slechts afgeschermd met een kleed of doek. Privacy?
Veel van deze uitvoeringen zijn helaas( of niet) verdwenen. Een van de laatste huisjes die we nog in deze periode (medio 2018) konden herkennen was huisje no. 16 Van Piet Maljaars. Hij toonde ons- zie foto’s – hoe destijds de inrichting er ongeveer heeft uitgezien. Compact, maar klein, weinig privacy, maar praktisch ingericht. Piet was bereid zijn huisje te tonen, om de herinnering enigszins levendig te houden, immers het stond te koop en inmiddels verkocht. Onbekend was of de nieuwe eigenaar er plannen mee heeft of gewoonweg afbreekt en er een stenen huisje neerzet in de sfeer van de huidige opzet en uitstraling. Ook de fam. Moerkens (nr. 21) heeft nog een authentiek huisje.

Beheer

Over het beheer van de Galgewei heeft, met name Kees Luijk een groot aandeel gehad. Met zijn nauwgezette opzet van aanpak, benodigde materialen en contacten in de bouwwereld, heeft het de wei aan niets ontbroken. Ook zijn zorg voor het groenonderhoud had zijn volle aandacht. Hier kwam de inrichting zoals bedoeld en verwoord in het BeeldKwaliteitPlan goed van pas. Wildgroei zowel door de natuur als door de bewoners/eigenaren werd streng en rechtvaardig aangepakt en in de originele stijl teruggebracht. Dat ging niet altijd van een leijen dakje, maar aanhouder wint, dus het kwam allemaal weer op zijn pootjes terecht.
Ook hier kwam langzamerhand de invloed van “buitenaf” doordat de regelgeving in het beheer van het groen steeds meer techniek vereiste. Contracten met instanties deden hun intrede.
Een goed gebruik is gebleven. Jaarlijks voor de Algemene Ledenvergadering wordt door bestuursleden een schouw gehouden op de wei. Alle onvolkomenheden, als zaken die gerepareerd dienen te worden, zwerf- en bouwvuil verwijderen en aanpassingen, worden door een groep vrijwilligers op de zaterdag voor Pinksteren uitgevoerd, nadat ze koffie met bolussen hebben genuttigd en het werkplan besproken en nadien goed toeven onder het genot van wat alcoholica. Dit aspect is een van de bindingen die de wei hoog in haar vaandel en heeft en dat moet ook zo blijven. Immers we hebben er allemaal belang bij dat de wei de uitstraling heeft van een rustpunt voor zowel jong en oud in een mooie ambiance, maar waar ook geen verloedering dreigt. Het bekende effect van de kras in een bushokje, wat uiteindelijk resulteert in een complete verwaarlozing en een prooi voor vandalisme.
Kees heeft in 2018 zijn functie neergelegd, ook omdat hij geen eigenaar meer is van een huisje. Een waardig afscheid kwam hem ten deel, alhoewel hij daar niet op zat te kijken. Hij heeft er altijd plezier in gehad en daar gaat het toch om in dit leven.

Kees Luijk

Een klein artikel van de Libelle wat de sfeer van de Galgewei treffend weet te schetsen is hierbij afgedrukt. De nostalgie…. het blijft een mooie herinnering aan de tijden van weleer:

Hoe nu verder?

Van een eenvoudige opzet in het begin, is de wei aan het veranderen. Nieuwbouw, zelfs wat futuristisch, van aard en moderner van opzet is wat de klok slaat. Verhuur is een vast begrip geworden en zelfs de commercie probeert de overhand te krijgen. Daarvoor is het niet bedoeld. Laat dit document getuige zijn van hoe het eens begon en hoe het in deze hectische tijd nog kan overleven.

Dat was het voor wat mij betreft. Ik hoop dat U ervan genoten hebt en mocht U een eigenaar zijn, laat dan uw hart spreken en probeer de verworven geschiedenis door te laten gaan. Het is beslist de moeite waard.

John Branderhorst

 

 

 

Zomerwoning huren of kopen?
Bekijk het aanbod
© 2024 De Galgewei